Nieuwe belastingwet van 11 december 2025: tal van maatregelen die uw dagelijks leven en koopkracht zullen veranderen!
Temps de lecture: 10 min | 15 dec. 2025 à 18:00
Emmanuel Degrève
Voorzitter Forum For the Future
Het wetsvoorstel met diverse fiscale en sociale bepalingen (0963-030, bijgevoegd als bijlage) wijzigt ingrijpend verschillende onderdelen van het fiscale recht van natuurlijke personen en ondernemingen, met hoofdwerking vanaf het belastingjaar 2026. Het werd zojuist door het parlement goedgekeurd in de nacht van 11 op 12 december 2025. De belangrijkste aandachtspunten betreffen de onroerende voorheffing, het regime voor impatrianten, flexi-jobs, de autobelasting, de investeringsaftrek, alimentatierenten, personen ten laste en verschillende onderdelen van procedure en vereenvoudiging.
1.Onroerende voorheffing
De tekst beëindigt een reeks historische regelingen met betrekking tot vastgoed anders dan de eigen woning (gewone interestaftrek, federale woonbonus, kortingen voor aanvullende intresten, groene leningen, laagenergiewoningen, enz.) vanaf het belastingjaar 2026, terwijl artikel 14 WIB 92 herschreven wordt om de aftrek te beperken tot enkel de vergoedingen verbonden aan bepaalde onroerende rechten. Het doel is tweeledig: bijdragen aan het budgettair herstel en de federale onroerende fiscaliteit vereenvoudigen, door schuif effecten tussen voordelen te vermijden en de stimuli te concentreren op de eigen woning en/of de gewestelijke bevoegdheden.
Belangrijk – Onroerende voorheffing
De aftrekbaarheid van vergoedingen verbonden aan een erfpacht-, opstalrecht of gelijkaardig zakelijk recht wordt beperkt tot de effectief betaalde of gedragen bedragen tijdens de belastbare periode (art. 14 WIB 92).
De vermindering voor energiebesparende uitgaven in een woning (art. 145^24 WIB 92) wordt afgeschaft vanaf het belastingjaar 2026.
De historische federale regimes inzake intresten en woonbonus voor woningen anders dan de eigen woning (art. 526, 535, 539 WIB 92, enz.) worden vanaf het belastingjaar 2026 geleidelijk afgeschaft.
Belastingplichtigen moeten terugkeren naar klassieke schema’s (langetermijnsparen + kapitaal) en de impact op bestaande financieringen nagaan.
2.Impatrianten
Het speciale regime voor impatriërende belastingplichtigen en onderzoekers wordt versoepeld om de toegangsdrempel voor buitenlandse talenten te verlagen en de aantrekkelijkheid van de Belgische markt te versterken. Concreet worden de loongrens, het percentage eigen kosten voor de werkgever en het absolute plafond aangepast, met een overgangsmechanisme voor indiensttredingen vanaf 2025.
Belangrijk – Impatrianten
Het regime voor impatrianten wordt gulhartiger gemaakt: de minimale jaarlijkse brutoloongrens wordt verlaagd van 75.000 EUR naar 70.000 EUR.
Het aandeel eigen kosten voor de werkgever stijgt van 30% naar 35% van het loon.
Het absolute plafond van 90.000 EUR per jaar, erkend als eigen kosten van de werkgever, wordt afgeschaft voor impatrianten en impatriërende onderzoekers.
Belastingplichtigen die in België in dienst zijn getreden tussen 1.1.2025 en de tiende dag volgend op de publicatie kunnen het regime onder voorwaarden nog met terugwerkende kracht aanvragen.
Het systeem versterkt de aantrekkelijkheid voor internationale talenten, maar vereist verhoogde waakzaamheid met betrekking tot de mogelijke kwalificatie als staatssteun en het risico op overcompensatie (referentie naar arrest Sopora en adviezen van de Raad van State).
3.Flexi-jobs
Wat flexi-jobs betreft, beoogt de hervorming de fiscale vrijstellingsdrempel voor niet-gepensioneerde werknemers te verhogen, terwijl deze drempel aan automatische indexatie wordt onderworpen. Het regime blijft beperkt tot inkomsten die als flexi-job worden aangegeven en maakt deel uit van het debat over staatssteun en de afbouw van voordelen ten opzichte van reguliere arbeid.
Belangrijk – Flexi-jobs
Voor niet-gepensioneerden wordt de fiscale vrijstellingsdrempel in flexi-job via indexatie verhoogd tot ongeveer 18.000 EUR aan vrijgestelde inkomsten vanaf de inkomsten van 2025.
Het niet-geïndexeerde bedrag van 12.000 EUR wordt vervangen door een basisbedrag van 8.955 EUR, dat voortaan wordt geïndexeerd (art. 38, §1, 29 en art. 178 WIB 92).
De vrijstelling blijft beperkt tot werknemers die voldoen aan de voorwaarden van flexi-jobs, zonder wijziging van de formaliteiten: vermelding in de belastingaangifte, vrijstelling wordt automatisch toegepast.
Het kader moet compatibel blijven met het Europese regime van de minimis-steun, wat een opvolging van drempels en monitoring per sector vereist.
4.Autobeleid
De automobielcomponent verlengt en past het traject voor fiscale vergroening van bedrijfswagens aan, door de nieuwe norm Euro 6e-bis te integreren en de behandeling van plug-in hybride voertuigen te verfijnen. De aftrekbaarheid van beroepskosten wordt nu fijner afgestemd op het type voertuig, CO₂-uitstoot, aard van de kosten (elektriciteit versus brandstof) en aankoopdatum, met een versnelde afbouw voor oudere thermische voertuigen.
Belangrijk – Autobeleid
Een nieuwe paragraaf 1/1 in artikel 66 WIB 92 regelt specifiek de PHEV: elektrische kosten aftrekbaar aan het algemene tarief, andere kosten onderworpen aan een formule afhankelijk van CO₂-uitstoot, en specifieke beperking van bepaalde brandstofkosten.
De aftrekbaarheid van autokosten wordt aangepast op basis van aankoop-/contractdatum (voor 1.7.2023, tussen 1.7.2023 en 31.12.2025, vanaf 1.1.2026, enz.) met minimum- en maximumgrenzen (afnemende minima voor voertuigen ouder dan 2018, maxima van 50% voor sommige recentere voertuigen, traject naar 0%).
De vergroeningregels worden verlengd en verscherpt: thermische en hybride “minder groene” voertuigen zien hun aftrek sneller dalen, terwijl voertuigen met zeer lage emissies profiteren van gunstiger tarieven.
5.Investeringsaftrek
Het voorstel versterkt de aantrekkelijkheid van de investeringsaftrek door de beperking van de aftrek bij doorgifte af te schaffen, het verbod op cumul met bepaalde regionale steun op te heffen en het tarief van de thematische verhoogde aftrek voor kleine en grote ondernemingen te harmoniseren op 40%. Artikel 201 WIB 92 wordt ook verduidelijkt om de 10%-verhoging voor digitale investeringen te reserveren voor kleine vennootschappen en het cumulverbod met de R&D-krediet toe te snijden tot alleen de ‘technologische aftrek’.
Belangrijk – Investeringsaftrek
Afschaffing van de beperking van de aftrek bij doorgifte en het daarmee samenhangende plafond (art. 69¹/1 WIB 92 afgeschaft, art. 72 WIB 92 aangepast).
Afschaffing van het cumulverbod tussen de thematische verhoogde aftrek (40%) en regionale staatssteun (art. 69, §1, derde lid WIB 92 afgeschaft).
Harmonisatie van het tarief van de thematische aftrek op 40% voor alle ondernemingen, klein en groot (art. 201 WIB 92 gewijzigd).
De 10%-verhoging voor digitale investeringen blijft voorbehouden aan kleine vennootschappen, conform de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever.
6.Alimentatierenten
Het fiscale regime voor alimentatierenten wordt aangescherpt voor Belgische schuldenaars, met een betere targeting van het voordeel naar begunstigden die verblijven in de EER of Zwitserland. Concreet wordt de aftrekbaarheid/belastingbaarheid stapsgewijs verlaagd van 80% naar 50% over drie jaar, en worden betalingen aan begunstigden buiten de EER/Zwitserland niet langer meegenomen in het aftrek-/belastingmechanisme.
Belangrijk – Alimentatierenten
De aftrekbaarheid (voor de schuldenaar) en belastingbaarheid (voor de begunstigde) worden afgebouwd van 80% naar 50% in stappen: 70% in 2025, 60% in 2026, 50% vanaf 2027 (art. 99 en 104 WIB 92).
Het aftrek-/belastingmechanisme wordt beperkt tot rentes betaald aan inwoners van de EER of Zwitserland; rentes betaald aan inwoners buiten de EER/Zwitserland vallen buiten het regime (art. 104, 1° en art. 228, §2, 9° WIB 92).
Het doel is het netto-inkomen na belasting te verhogen van begunstigden met doorgaans lagere inkomens, met behoud van budgettaire controle.
7.Inkomen personen ten laste
Het voorstel past de berekening van de middelen van personen ten laste aan om rekening te houden met de sociaaleconomische evolutie en de fiscale voordelen beter te richten op kinderen en personen met vervangingsinkomens. Het plafonneert het inkomensplafond voor kinderen ten laste aanzienlijk en verduidelijkt de behandeling van bepaalde inkomsten (beurzen, integratiewerkloosheidsuitkering) om uitsluiting van de status persoon ten laste bij bestaansmiddelen te vermijden.
Belangrijk – Inkomen personen ten laste
Het algemene plafond van 1.800 EUR aan middelen wordt verhoogd tot 5.265 EUR voor kinderen ten laste (art. 141 WIB 92).
Bepaalde beurzen en voordelen die geen recht geven op volledige sociale zekerheid blijven uitgesloten van de middelenberekening (art. 143 WIB 92 verduidelijkt).
Personen met een integratiewerkloosheidsuitkering of gelijkwaardige hulp kunnen als ten laste worden beschouwd, via expliciete erkenning van deze inkomsten als “beroepsinkomsten” in het stelsel voor personen ten laste (art. 145 WIB 92).
8. DBI en BEVEK-BDI
Het voorstel past eerst artikel 206³ WIB 92 aan om toe te laten dat de RDT-aftrek van het jaar wordt toegerekend op het deel van de intragroepsverplaatsing dat het negatieve resultaat overstijgt (voor het terugnemen van de verplaatsing), teneinde het mechanisme af te stemmen op de moeder-dochterrichtlijn en de rechtspraak Brussels Securities en John Cockerill. Vervolgens wordt een nieuwe afzonderlijke bijdrage van 5% ingesteld op vrijgestelde meerwaarden gerealiseerd op aandelen/participaties van BEVEK -DBI s en vastgoedvennootschappen, indien de inkomsten van deze entiteiten reeds van RDT-aftrek hebben geprofiteerd, en wordt de toerekening van de roerende voorheffing op de RDT-dividenduitkering verbonden aan het toekennen van een minimumbezoldiging aan de bestuurder (behalve erkende coöperatieven).
Belangrijk – RDT/SICAV-RDT
DBI aftrek toerekenbaar op het deel van de intragroepsverplaatsing die het negatieve resultaat overstijgt, om te vermijden dat de ontvangst van dividenden onder de richtlijn leidt tot zwaardere belasting dan geen dividenden (art. 206³, §1 WIB 92 gewijzigd).
Afzonderlijke bijdrage van 5% op vrijgestelde meerwaarden op aandelen/participaties van SICAV-RDT, SICAFI, SIR, enz. wanneer deze in het verleden reeds voor RDT-aftrek zorgden, met uitbreiding naar bepaalde niet-inwoners (art. 219sexies, 233, 246 WIB 92). Privé-pricafs en gelijkgestelden zijn uitgesloten.
Toerekening van roerende voorheffing op RDT-dividenden uitgekeerd door deze entiteiten afhankelijk van naleving van de minimumbeloning bestuurder (art. 282¹ WIB 92), behalve voor erkende coöperaties.
9.Investeringskrediet eigen middelen
Het belastingkrediet voor de verhoging van de eigen middelen van zelfstandige ondernemers wordt versterkt: het tarief stijgt van 10% naar 20% en het maximale krediet wordt verdubbeld van 3.750 EUR naar 7.500 EUR in artikel 289bis WIB 92. De maatregel is van toepassing vanaf het belastingjaar 2026 en blijft voorbehouden voor natuurlijke personen belastingplichtigen (personenbelasting en INR-PP).
Belangrijk – Eigen middelen
Het tarief van het belastingkrediet wordt verhoogd tot 20% van de verhoging van het eigen vermogen, in plaats van 10% voordien (art. 289bis, §1 WIB 92).
Het jaarlijks kredietplafond wordt verdubbeld tot 7.500 EUR, wat het aanmoedigt om zelfstandige activiteiten via kapitaalverhoging te versterken.
10. "Vereenvoudiging van de belastingaangifte
Een grondige opkuis van het WIB 92 beoogt weinig gebruikte regimes te schrappen en bepaalde overgangsmaatregelen te bekorten. Diverse thematische belastingverminderingen en gerichte vrijstellingen worden geschrapt of beperkt in tijd, met uiterste data (31.08.2025, 30.06.2025, enz.), onder andere voor export “geïntegreerd kwaliteitsbeheer”, bedrijfsstage, bepaalde verminderingen voor elektrische voertuigen, huishoudhulpen, rechtsbijstand, adoptie, ontwikkelingsfondsen en meerwaarden op privé-pricafs. Tegelijk wordt een bevriezing van bepaalde indexaties ingevoerd.
Belangrijk – Vereenvoudiging aangifte
Schrapping of gefaseerde afschaffing van talrijke specifieke voordelen (art. 38, 44bis, 51, 67, 67bis, 67ter, 67quater, 14524, 14526x, 14528, 14532, 14534, 14548, 14549, 145261, enz.), om de aangifte en administratie te vereenvoudigen.
Gecorreleerde aanpassingen van verwijzingen (art. 129¹, 171, 178, 178¹, 243¹, 323¹, 376, 516, 526, 535, 539 WIB 92) om de coherentie van het Wetboek te waarborgen.
De bevriezing of herkalibratie van bepaalde indexaties (pensioenspaarfonds, forfaitaire vergoedingen, belastingkrediet kinderen ten laste) worden behandeld in de sectie “indexatie van fiscale uitgaven” die eerder is besproken.
11.Centrale contactpunt en crypto-activa
Het toepassingsgebied van het CCBN wordt uitgebreid tot effectenrekeningen en crypto-activa-rekeningen, met wettelijke definitie van deze rekeningen en de verplichting voor tussenpersonen om identiteiten, rekeningnummers en periodieke saldi door te geven. De fiscale diensten krijgen verder een verruimde rechtstreekse toegang tot deze gegevens, onder voorwaarden van doelbinding en bewaartermijn, met het oog op de bestrijding van fraude en witwassen.
Belangrijk – CCB en crypto
Toevoeging van de begrippen "effectenrekening" en "crypto-activa-rekening" in de PCC-wet van 2018, met de verplichting periodieke saldi door te geven aan het CCB vanaf 2026 (eerste opgaven: 31.12.2025 en 30.06.2026).
Mogelijkheid voor bepaalde fiscale ambtenaren om het CCB rechtstreeks te raadplegen (ook buitenlandse effectenrekeningen die gemeld zijn), binnen een beperkt bewaarkader en met gereglementeerde pseudonimisering/de-pseudonimisering.
Bevriezing kinderkrediet op 550 EUR per kind en herkalibratieregels van de indexering van fiscale voordelen.
N.v.t.
N.v.t.
Belastingjaar 2026, indexatieregels 2026–2031.
RDT / SICAV-RDT
Art. 206³, 219sexies, 233, 246, 282¹ WIB 92
N.v.t.
DBI op intragroepsverplaatsing, afzonderlijke bijdrage 5% op vrijgestelde meerwaarden SICAV-RDT en minimumbezoldiging voor toerekening van roerende voorheffing.
N.v.t.
Belastingjaar 2026 (met effect reeds opgelegd door het EVRM voor art. 206³).
Investeringskrediet eigen middelen
Art. 289bis WIB 92
Tarief verhoogd tot 20% en jaarlijks plafond van 7.500 EUR voor zelfstandigen.
Aansluiting bij vennootschapsbelasting (afschaffing van sommige vrijstellingen die reeds bij vennootschappen werden afgeschaft, b.v. meerwaarden voertuigen).
Algemeen belastingjaar 2026, met bepaalde vaste data op 31.08/30.09.2025 en overgangsregeling tot belastingjaar 2027.
Termijnen belasting/audit
Art. 315, 315bis, 333, 354, 354¹ WIB 92
Regel van 3 jaar (4 jaar bij afwezigheid/vertraging/complexiteit) en 7 jaar in geval van fraude, met gedetailleerde definitie van “complexe aangifte”.
Idem voor vennootschapsbelasting/INR.
Verplichting tot schriftelijke en nauwkeurige kennisgeving van fraude-indicatoren voor toepassing van de 7-jaarstermijn, anders nietigheid.
Vanaf belastingjaar 2023.
CCB – effecten- & crypto-rekeningen
Gewijzigde wet van 8.7.2018; art. 4, 5, 106–110 van de wet
N.v.t.
N.v.t.
Uitbreiding van het CCB tot effectenrekeningen en crypto-activarekeningen, verruimde rechtstreekse toegang voor bepaalde fiscale ambtenaren.
1.12.2026, eerste saldi te communiceren op 31.12.2025 en 30.06.2026.
Mots clés
Impôt des sociétésImmobilierImpôt des personnes physiques2023TravailleurIndépendantsDéclaration fiscaleRevenu définitivement taxable (RDT)BEVEK