Het hof van beroep van Antwerpen heeft een belangrijk arrest geveld inzake de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling. De betwisting ging over de vraag of de betrokken belastingplichtige al dan niet tijdig en correct een aanmelding bij Belspo had gedaan.
De fiscale Administratie oordeelde dat deze aanmelding niet tijdig was gebeurd, omdat deze volgens haar niet had plaatsgevonden vóór de startdatum van het programma. Het hof van beroep te Antwerpen fluit de fiscale Administratie evenwel terug (Antwerpen 18 juni 2024, rolnr. 2023/AR/312).
Opdat een programma of project in aanmerking zou kunnen komen voor deze vrijstelling, moet een aanmelding gebeuren bij Belspo. Vanaf de aanmelding, kan men gebruikmaken van de vrijstelling. Vraag is nu of deze aanmelding voor de aanvang van het programma of project moet plaatsvinden dan wel of dit erna ook nog kan (waarbij de vrijstelling dan pas genoten kan worden vanaf de aanmelding).
De fiscale Administratie was in casu van oordeel dat de aanmelding bij Belspo niet tijdig was, omdat deze niet had plaatsgevonden vóór de startdatum van het programma. De fiscale Administratie verwees in haar argumentatie naar een arrest van het Hof van Cassatie (Cass. 6 januari 2023, rolnr. F.20.0149.N). Het Hof van Cassatie heeft in dit arrest inderdaad geoordeeld dat de aanmelding bij Belspo moet plaatsvinden voor de start van een programma / project.
Het hof van beroep te Antwerpen volgt de fiscale Administratie echter niet en wijst terecht op het feit dat de fiscus zelf in haar eigen circulaire (d.d. 27 april 2023, nr. 2023/C/49) had aangegeven dat deze interpretatie van de wetgeving pas van toepassing zou zijn vanaf 1 augustus 2023. Precies omdat de betwiste periode in casu aan deze datum voorafging, oordeelde het hof van beroep dat de aanmelding niet te laat of foutief was. Met andere woorden, kon de belastingplichtige wel degelijk genieten van de vrijstelling vanaf de aanmelding, ook indien deze aanmelding plaatsvond na de start van het programma of project.
Naast de tijdigheid van de aanmelding behandelt het arrest ook de vraag of elk afzonderlijk project binnen een programma inzake onderzoek en ontwikkeling afzonderlijk moet worden aangemeld. Het hof van beroep oordeelt duidelijk dat dit niet nodig is. Als het volledige programma is aangemeld, volstaat dit, en elk project binnen dat programma moet niet nog eens afzonderlijk worden aangemeld. Dit standpunt biedt aldus duidelijkheid voor ondernemingen die meerdere projecten onder één programma wensen uit te voeren.
Bij de aanmelding moet ook de einddatum van het programma of project aangegeven worden. In de praktijk blijkt het niet altijd even evident om deze datum in te schatten. Om die reden werd in de praktijk (en overleg met Belspo) weleens gekozen voor het systeem van de jaarlijkse aanmelding die vervolgens jaarlijks wordt verlengd. Het hof van beroep bevestigt nu dat deze werkwijze wel degelijk rechtsgeldig is..
Het feit dat een programma verlengd wordt, betekent niet dat de bij de aanmelding opgegeven einddatum niet realistisch zou zijn. Het hof van beroep erkent bovendien dat het in de praktijk moeilijk kan zijn om dergelijke programma’s nauwkeurig af te bakenen in de tijd. Precies daarom bestond er net het advies van Belspo in het verleden om met jaarlijkse updates te werken.
Wij merken dat menig belastingplichtige wordt geconfronteerd met een controle van de fiscale Administratie inzake de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling. Het gaat daarbij vaak om dezelfde weerkerende discussies.
Het arrest van het hof van beroep te Antwerpen is dan ook zeer relevant voor de praktijk en brengt meer duidelijkheid. Het arrest kan voorkomen dat belastingplichtigen worden benadeeld door een te strikte interpretatie van de regels door de fiscale Administratie.