Omkering van de rechtspraak over de fiscale aftrekbaarheid van interestkosten

In twee recente zaken heeft het Hof van beroep van Gent de fiscale aftrekbaarheid bevestigd van interesten die verschuldigd waren naar aanleiding van leningen die werden aangegaan in het kader van een kapitaalvermindering of dividenduitkering (Gent, 10 december 2024 en Gent, 18 februari 2025).

Hoewel lange tijd aanvaard, werd de fiscale aftrekbaarheid echter onzeker na twee opmerkelijke arresten van het Hof van beroep van Antwerpen, die beide werden bevestigd door het Hof van Cassatie (de zaken Nyrstar (2020) en Duvel Moortgat (2023)). In deze zaken weigerde het Hof van beroep van Antwerpen de aftrek op basis van het feit dat de “finaliteitsvoorwaarde” van artikel 49 WIB92 niet vervuld zou zijn. Volgens deze rechtspraak konden de betrokken belastingplichtigen niet aantonen dat de interestkosten werden gedaan of gedragen met het oog op het verwerven of behouden van belastbare inkomsten. Beide zaken werden niet vernietigd door het Hof van Cassatie, ondanks het ontbreken van een algemene regel die de niet-aftrekbaarheid van dergelijke interestkosten voorschrijft.

In de twee recente arresten van het Hof van beroep van Gent bevestigde het hof de principes van het Hof van Cassatie, maar erkende het hof wel dat aan de finaliteitsvoorwaarde van artikel 49 WIB92 voldaan was.

Om dit aan te tonen, volgde het hof het argument van de belastingplichtigen dat de leningen werden aangegaan om het verlies te voorkomen van activa die worden gebruikt om belastbare inkomsten te verwerven of te behouden:

  • In de eerste zaak (Gent, 10 december 2024) bleek uit de jaarrekening van de belastingplichtige dat zijn voornaamste activa bestonden uit participaties in andere vennootschappen (goed voor ongeveer 80% van het balanstotaal) en een beperkt aantal vorderingen op korte termijn. Bijgevolg was het voor het hof duidelijk dat de belastingplichtige de beslissing tot uitkering niet kon uitvoeren zonder (een deel van) deze inkomsten-genererende activa te vervreemden.
  • In de tweede zaak (Gent, 18 februari 2025) was het enige relevante actiefbestanddeel van de belastingplichtige een vordering op lange termijn met een jaarlijkse rentevoet van 7%. Bijgevolg was de belastingplichtige niet in staat om de besliste kapitaalvermindering in cash te voldoen zonder deze vordering te vervreemden en besliste hij om de kapitaalvermindering te financieren door middel van een lening van zijn aandeelhouder met een jaarlijkse rentevoet van 6,5%.


Wij zijn van mening dat de redenering van het Hof van beroep van Gent de enige juiste toepassing is van artikel 49 WIB92 en, in het bijzonder, van de door die bepaling opgelegde finaliteitsvoorwaarde. Als de belastingplichtige kan bewijzen dat hij niet in staat is om de besliste uitkering van zijn vermogen uit te voeren zonder inkomsten-genererende activa te vervreemden, moet de verschuldigde interest op de lening die werd aangegaan om deze uitkering te financieren, worden beschouwd aangegaan te zijn met het oog op het verkrijgen of behouden van belastbare inkomsten.

Het hof van beroep van Gent voegt hieraan toe dat de uiteindelijke aanwending van de middelen door de aandeelhouder irrelevant is om te bepalen of de interesten voldoen aan de finaliteitsvoorwaarde van artikel 49 WIB92.

Het is interessant om op te merken dat het tweede arrest werd gewezen door een kamer samengesteld uit drie raadsheren.

Deze twee zaken lijken een duidelijke omkering ten opzichte van de rechtspraak van het Hof van beroep van Antwerpen. Het is echter nog onzeker of deze zaken van het Hof van beroep van Gent de toets van het Hof van Cassatie zullen doorstaan. Op basis van de redenering van het Hof van beroep van Gent, menen wij dat het Hof van Cassatie deze arresten zou kunnen bevestigen door toepassing van zijn eigen principes uit de Nyrstar-zaak, en met name door te wijzen op de afwezigheid van een algemene regel inzake niet-aftrekbaarheid van dergelijke interesten.


Ahmed El Jilali, Partner, Brussel
Sébastien Massaro, Senior Associate, Brussel
Nicholas Derycke, Associate, Brussel
Ivo Vande Velde, Senior Counsel, Brussel

Mots clés