De zaak Renotte. Over de strafrechtelijke willekeur bij fiscale fraude.

Het Hof van Beroep van Antwerpen heeft de voormalige Limburgse parketmagistraat en ex-woordvoerder van het parket Dominique Renotte veroordeeld tot 2 jaar cel (waarvan 1 jaar met uitstel) en een boete van 8.000 euro wegens fiscale fraude. Uit onderzoek was gebleken dat Renotte gedurende meer dan 10 jaar oldtimers had verkocht. Volgens het Hof van Beroep was Renotte geen privé-verzamelaar, maar wel een handelaar in oldtimers, en diende hij op de verkoop zowel inkomstenbelasting als BTW te betalen. Aangezien dit niet is gebeurd, is er volgens het Hof van Beroep sprake van fiscale fraude, en werden er toch zware straffen uitgesproken. Voor de buitenwereld een terechte uitspraak. Maar is dat wel zo?


De vervolging van fiscale misdrijven blijft in België nog steeds problematisch. Wie “met bedrieglijk opzet, of met het oogmerk om te schaden” de fiscale wet heeft overtreden maakt zich schuldig aan het misdrijf van fiscale fraude. In principe kan deze persoon dan strafrechtelijk vervolgd worden, maar de praktijk leert dat dit niet altijd het geval is. Hiermee wordt geenszins bedoeld dat deze personen steeds vrijuit gaan, verre van. Hiermee wordt enkel bedoeld dat fiscale fraude niet altijd, om niet te zeggen meestal niet, strafrechtelijk wordt vervolgd, maar wel administratief wordt bestraft. En vergis u niet, de administratieve sancties die de fiscale administratie kan opleggen kunnen ook zeer zwaar doorwegen. Zowel in de Inkomstenbelasting als in de BTW kan de administratie belastingverhoging en boetes tot 200% van de ontdoken belasting opleggen.

Wanneer hetzij de fiscus, hetzij het Parket in kennis wordt gesteld van een fiscaal fraudedossier, moeten er in principe twee cruciale vragen worden gesteld.

De eerste vraag die moet worden beantwoord is de vraag of het dossier administratief, dan wel strafrechtelijk wordt afgehandeld. In principe moet de fiscale administratie, wanneer zij de mening is toegedaan dat het dossier “ernstige fiscale fraude” betreft, steeds de zaak doorsturen naar het Parket. Hierna volgt een overleg, het zogenaamde una via-overleg, waarin wordt beslist hoe het dossier zal worden afgehandeld, via de administratieve of de strafrechtelijke weg. Er is echter geen enkele duidelijkheid op basis van welke criteria er beslist wordt om het dossier louter administratief, dan wel strafrechtelijk te behandelen. En dat is een probleem.

In het dossier Renotte zou over een periode van 10 jaar een bedrag van 2,4 miljoen euro aan inkomsten niet zijn aangegeven. Veel mensen zullen allicht oordelen dat een dergelijk bedrag zwaarwichtig genoeg is voor een strafrechtelijke vervolging. Anderzijds zal elke fiscale advocaat kunnen getuigen, dat heel wat fraudezaken waar de bedragen gelijkaardig of zelfs nog veel hoger zijn, louter administratief worden afgehandeld. De vraag is dan waarom men in het dossier Renotte, of andere dossiers, wel tot strafrechtelijke vervolging over gaat, en in andere dossiers niet? Hieromtrent bestaat geen enkele transparantie.

De tweede vraag die moet worden beantwoord, is de vraag, wanneer men de beslissing heeft genomen om strafrechtelijk te vervolgen, welke dossiers dan voor een minnelijke schikking in aanmerking komen? In de huidige stand van de wetgeving kan zowel de betrokkene of het Parket een minnelijke schikking voorstellen om de strafprocedure te beëindigen, zij het dat ook de fiscale administratie en het Parket-Generaal hiermee moeten instemmen. Uit een gemeenschappelijke Omzendbrief van de minister van Justitie en van het College van procureurs-generaal (COL 8/2018) van 24 mei 2018 blijkt in ieder geval dat het middel van de minnelijke schikking prioritair moet worden toegepast bij fiscale en sociale misdrijven.

Maar toch moeten we in de praktijk vaststellen dat er in het ene dossier wel, en in het andere dossier geen minnelijke schikking wordt toegestaan, en dit zonder dat daar klaarblijkelijk enige redelijke verantwoording voor bestaat, laat staan voor wordt gegeven. In het dossier Renotte, waar 2,4 miljoen euro aan inkomsten niet werd aangegeven, werd geen minnelijke schikking toegepast.

Ook hier zullen de meeste mensen allicht, gelet op het bedrag, oordelen dat dit terecht is. Maar anderzijds kan enkel maar worden vastgesteld dat de grootste fiscale fraudezaken van de laatste 10 – 15 jaar allemaal met een minnelijke schikking werden afgehandeld. Het gaat hier onder meer om zaken zoals HSBC-bank (300 miljoen euro), Omega Diamonds (160 miljoen euro), Henco (100 miljoen euro), Louis Reijtenbach (89 miljoen euro), Massive (82 miljoen euro), Beaulieu (50 miljoen euro), Accent Jobs (20 miljoen euro), enz.

De vraag die zich dan stelt is de vraag waarom in het dossier Renotte, of in andere gelijkaardige dossiers, geen minnelijke schikking wordt toegestaan, maar in zaken waar de fraude tot zelfs meer dan 100x keer groter is, er wel een minnelijke schikking wordt toegestaan? Vaak gaat het om absurde verschillen. In de periode dat de minnelijke schikking in het dossier Omega Diamonds (160 miljoen euro) werd afgesloten, heb ik zelf als advocaat een 84-jaar oude man vertegenwoordigd voor de Correctionele Rechtbank in Brugge, die werd vervolgd voor het “ontduiken” van welgeteld 3.884 euro aan successierechten...

Velen onder u zullen allicht ook denken, dat het een goede zaak is dat fiscale fraude strenger wordt aangepakt. Daar kan ik persoonlijk ook wel ergens inkomen, alleen moeten de regels dan ook wel voor iedereen op dezelfde manier worden toegepast. En dat is niet het geval. Het vervolgingsbeleid bij fiscale fraude is gesteund op individuele beslissingen van een magistraat en niet op een transparant beleid. En dat is onaanvaardbaar. Het is dan ook niet voor niets dat het Grondwettelijk Hof in zijn arrest 83/2016 van 2 juni 2016 heeft gesteld, dat het feit dat de Wetgever aan het Parket de bevoegdheid heeft verleend om te bepalen in welke individuele gevallen het een minnelijke schikking kan voorstellen of aanvaarden, niet betekent dat de Wetgever het Parket zou hebben gemachtigd om op willekeurige wijze minnelijke schikkingen af te sluiten.

Ook fraudeurs hebben recht op rechtvaardigheid


Het wordt dan ook dringend tijd dat de politiek dit beseft en ook ingrijpt. Ook mensen die fiscale overtredingen hebben begaan, hebben het recht om gelijkwaardig behandeld te worden. Of met andere woorden: “Ook fraudeurs hebben recht op rechtvaardigheid”.

Op dat vlak kan inspiratie gezocht worden in het Nederlandse “Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen (Protocol AAFD 2023)”. In dit protocol wordt onder meer gesteld, dat indien het nadeel voor de Schatkist minder bedraagt dan 100.000 euro, de fraude louter administratief wordt afgehandeld. Bedraagt de fraude meer dan 100.000 euro, dan is er een “aanmelding” bij het Parket en wordt op basis van verschillende criteria bepaalt of de zaak in aanmerking komt voor een “afdoening” (minnelijke schikking).

Ook in ons land zou een dergelijke drietrapsraket wenselijk zijn bij de afhandeling van fiscale fraudezaken. Want de manier waarop het er nu aan toegaat, bezorgt de rechtstaat rode kaken.

Mots clés