• FR
  • NL
  • EN

De lessen van AI of de duizelingwekkende sociale ongelijkheid?

De intrede in het tijdperk van artificiële intelligentie is waarschijnlijk de moeder van alle industriële revoluties, na de agrarische revolutie, gekenmerkt door sedentarisatie en de ontwikkeling van landbouw, ongeveer 10.000 jaar vóór Christus, en de komst van de stoommachine, waarvan het idee werd geschetst door de Fransman Denis Papin (1647–1712), maar geperfectioneerd en grootschalig levensvatbaar gemaakt door James Watt (1736–1819). Deze tweede industriële revolutie heeft de fysieke kracht vermenigvuldigd die alleen molens, paarden en katrollen konden leveren. Zij leidde tot meerdere vertakkingen, zoals de industriële subrevoluties van olie, elektriciteit en civiele nucleaire energie.


Maar artificiële intelligentie is iets anders. Het gaat er niet langer om fysieke kracht te vermenigvuldigen, maar om de menselijke cognitieve capaciteit te verheffen. En deze realiteit zal vermenigvuldigd worden met onvoorstelbare factoren dankzij kwantumcomputers en, op een dag, nucleaire fusie, die energie bijna gratis zal maken.

Maar alle industriële revoluties brengen een probleem van waardeverdeling met zich mee. Inderdaad, ze zorgen voor productiviteitswinsten. Maar de politieke en sociale vraag is hoe deze productiviteitswinsten worden verdeeld tussen de werknemers en de eigenaars van de machines (in dit geval, van artificiële intelligentie).

Dit is een debat dat Karl Marx (1818–1883) nauwkeurig had geanalyseerd, uitgaande van de constatering dat de werknemer (die hij proletariër noemde) niet echt werd beloond voor zijn arbeidsbijdrage. Volgens Marx onttrekt de kapitalist aan deze werknemers 'meerwaardes', dat wil zeggen het deel van de waarde dat door de werknemer wordt gecreëerd bovenop wat nodig is voor de reproductie van zijn arbeidskracht (zijn loon). De som van deze meerwaardes, herinvesteerd, vormt het kapitaal, voor Marx een waarde in constante expansie, met als doel steeds meer winst te genereren. Hij was overigens van mening dat de waarde van elke handelswaar, inclusief monetaire handelswaar, geworteld was in de sociaal noodzakelijke arbeid voor de productie ervan.

Hetzelfde probleem zal zich voordoen met artificiële intelligentie. Het is immers de machine die de productiviteitswinsten zal opleveren, aangezien mensen niet intelligenter worden, en misschien zelfs integendeel als ze hun cognitieve leerprocessen delegeren aan de machine.

Deze productiviteitswinsten zullen worden toegeëigend door de ontwikkelaars van artificiële intelligentie, wat hun kolossale beurswaarde verklaart. Deze beurswaarden weerspiegelen het feit dat het de kapitalisten zijn, en niet de werknemers, die van deze productiviteitswinsten zullen profiteren, aangezien de rol van de beurzen is om de verdeling van de toekomstige waarde te onderhandelen.

Er tekent zich dus een nieuwe wereld af en die op een dag de vraag zal moeten stellen of het niet de bedrijven zijn die sociale bijdragen zouden moeten betalen op de waarde van de arbeid die zij hebben helpen verdwijnen.

Mots clés

Articles recommandés

De loonkloof in België bedraagt 7,0%, met grote verschillen tussen statuut en sector.

Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT): een update

Bedrijfsfiets op de fiscale fiche 2025