De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting – Belasting van niet-inwoners/natuurlijke personen publiceerde op 08/11/2024 de Circulaire 2024/C/71 over de amateurkunstenvergoeding.
Deze circulaire bespreekt de art. 2 t.e.m. 5 van de wet van 31.07.2023 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de vergoedingen toegekend aan kunstenaars (BS 28.08.2023 - Numac: 2023044116).
Inhoudstafel
II. Nieuwe fiscale regeling: amateurkunstenvergoeding
Voorwaarde 1: een geldige RSZ-registratie
Voorwaarde 2: maximum aantal gepresteerde dagen per jaar
Voorwaarde 3: maximale vergoeding per dag
Voorwaarde 4: geen tewerkstelling bij de opdrachtgever
3. Vermelding op de berekeningsnota
4. Belastingstelsel indien niet is voldaan aan de fiscale voorwaarden
III. Vergoedingen voor prestaties die werden geleverd vóór 01.01.2024
1. Het art. 17sexies van het koninklijk besluit van 28.11.1969 (1) voorzag in een regeling waardoor de kleine vergoedingen die bij kleinschalige artistieke activiteiten (vb. 'free podium' in een café, optreden van amateur-theatergezelschap, occasionele tentoonstelling van een tekenacademie, enz.) aan kunstenaars worden toegekend op sociaal vlak als forfaitaire onkostenvergoedingen worden aangemerkt. De sociale maatregel voorzag een aantal voorwaarden waaraan moest zijn voldaan.
(1) Koninklijk besluit van 28.11.1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
2. Naar aanleiding van die sociale maatregel (de zogenaamde 'kleine vergoedingsregeling') werd met de wet van 25.04.2007 (2) een begeleidende fiscale maatregel uitgewerkt die bestond uit een vrijstellingsregeling (3).
(2) Wet van 25.04.2007 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de vergoedingen toegekend aan kunstenaars (BS 10.05.2007 – Numac: 200703221).
(3) Deze regeling werd besproken in de circulaire nr. AFZ/2007-0438-1 (AFZ 11/2007) dd. 11.07.2007.
3. De wet van 16.12.2022 (4) en het koninklijk besluit van 13.03.2023 (5) brachten wijzigingen aan op sociaal vlak. De 'kleine vergoedingsregeling' wordt vanaf 01.01.2024 de 'amateurkunstenvergoeding'.
(4) Wet van 16.12.2022 tot oprichting van de Kunstwerkcommissie en tot verbetering van de sociale bescherming van kunstwerkers (BS 27.12.2022, Ed. 3 – Numac: 2022042979) (hierna W 16.12.2022).
(5) Koninklijk besluit van 13.03.2023 betreffende de werking van de Kunstwerkcommissie, de criteria en de procedure voor de erkenning van de kunstenfederaties en tot verbetering van de sociale bescherming van kunstwerkers (BS 24.03.2023 – Numac: 2023200901).
4. De wet van 31.07.2023 (6) paste de bestaande fiscale bepalingen aan om rekening te houden met de wijzigingen die op sociaal vlak zijn doorgevoerd.
(6) Wet van 31.07.2023 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de vergoedingen toegekend aan kunstenaars (BS 28.08.2023 - Numac: 2023044116) (hierna W 31.07.2023).
5. Deze circulaire bespreekt de nieuwe fiscale regeling. Daarnaast gaat deze circulaire ook in op het gegeven dat het vanaf 01.07.2023 in de praktijk niet meer mogelijk was om een kunstenaarskaart aan te vragen.
6. De forfaitaire onkostenvergoedingen die worden betaald of toegekend voor artistieke prestaties zijn vrijgesteld in de personenbelasting en de belasting van niet-inwoners (natuurlijke personen). Hiertoe moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan (7).
(7) Art. 38, § 1, eerste lid, 23°, § 4 en art. 97, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna WIB 92).
7. Wanneer aan de fiscale voorwaarden is voldaan, dan geldt de vrijstelling ook voor de eventuele terugbetalingen van de werkelijke kosten voor de verplaatsingen in het kader van deze prestaties.
8. Aangezien een artistieke prestatie al dan niet buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid kan worden geleverd, worden deze bepalingen zowel voor de beroepsinkomsten (8) als voor de diverse inkomsten (9) voorzien. De voorwaarden zijn voor beide inkomstencategorieën dezelfde.
(8) Art. 38, § 1, eerste lid, 23° en § 4, WIB 92.
(9) Art. 97, § 2, WIB 92.
9. Zowel de opdrachtgever als de belastingplichtige moeten voorafgaandelijk aan de artistieke prestatie geldig zijn geregistreerd als respectievelijk 'opdrachtgever' (10) en 'uitvoerder' (11).
(10) Diegene die opdracht geeft aan een uitvoerder tot het leveren van een artistieke prestatie. Wordt ook als opdrachtgever beschouwd, de persoon bij wie de uitvoerder ter beschikking wordt gesteld.
(11) De persoon die artistieke prestaties levert.
10. Deze registratie gebeurt via de beveiligde elektronische toepassing van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) (12). Voor meer informatie over deze elektronische registratie wordt verwezen naar www.workinginthearts.be/nl/amateur.
(12) De beveiligde elektronische toepassing in het kader van de amateurkunstenvergoeding, bedoeld in art. 9 van de wet van 16.12.2022 tot oprichting van de Kunstwerkcommissie en tot verbetering van de sociale bescherming van kunstwerkers.
11. Verder dient de artistieke prestatie, uiterlijk op het tijdstip waarop ze wordt aangevat, door de opdrachtgever aangegeven te worden in diezelfde toepassing.
12. De geleverde prestatie moet volledig overeenstemmen met het soort prestatie dat voorafgaandelijk werd aangegeven.
13. Met 'artistieke prestatie' wordt hier bedoeld de prestatie die een noodzakelijke artistieke bijdrage levert aan een artistieke creatie of uitvoering binnen de domeinen van de kunsten, zijnde de beeldende en audiovisuele kunsten, de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater, de choreografie en het stripverhaal, met uitsluiting van een artistiek-technische en een artistiek-ondersteunende prestatie. Een artistieke bijdrage wordt beschouwd als noodzakelijk wanneer zonder deze bijdrage hetzelfde artistieke resultaat niet zou worden bereikt (13).
(13) Overeenkomstig art. 38, § 4, eerste lid, eerste gedachtestreepje, WIB 92.
14. Wanneer achteraf zou blijken dat een prestatie ten onrechte werd geregistreerd (bijvoorbeeld omdat de belastingplichtige geen artistieke prestaties verrichtte, maar een andere dienst leverde), vervalt de fiscale vrijstelling op de vergoedingen voor de betrokken prestaties.
15. De oude regeling voorzag in een inkomensgrens van 2.000 euro (te indexeren bedrag) per kalenderjaar.
16. Net zoals op sociaal vlak wordt die inkomensgrens gewijzigd naar een maximum aantal dagen dat de belastingplichtige artistieke prestaties mag leveren.
17. Onder de nieuwe regeling mag de belastingplichtige maximaal 30 dagen per kalenderjaar artistieke prestaties leveren waarvoor hij een amateurkunstenvergoeding ontvangt.
18. Indien de prestatie wordt aangevat vóór middernacht, en doorgaat na middernacht, telt dit voor één dag.
19. Het dagsaldo kan worden geraadpleegd via een applicatie van de RSZ (zie https://www.workinginthearts.be/nl/amateur).
Forfaitaire onkostenvergoeding
20. De forfaitaire onkostenvergoeding mag per opdrachtgever niet hoger zijn dan 70 euro (te indexeren bedrag) (14) per dag. Dit grensbedrag wordt beoordeeld per gepresteerde dag. Het maakt voor de beoordeling van die begrenzing niet uit wanneer de vergoeding werkelijk werd betaald.
(14) Geïndexeerd bedrag voor inkomstenjaar 2024: 77,22 euro.
21. Voorbeeld
Een belastingplichtige levert artistieke prestaties voor opdrachtgever X:
- op 01.06.2024 tegen een forfaitaire onkostenvergoeding van 70 euro
- op 05.06.2024 tegen een forfaitaire onkostenvergoeding van 70 euro.
De opdrachtgever X betaalt aan de belastingplichtige 140 euro op 07.06.2024.
Wanneer aan alle overige voorwaarden is voldaan, dan komt de totale vergoeding (140 euro) in aanmerking voor de fiscale vrijstelling.
22. Als de amateurkunstenaar op dezelfde dag voor meerdere opdrachtgevers artistieke prestaties levert, mogen de toegekende forfaitaire onkostenvergoedingen voor die prestaties niet meer bedragen dan 70 euro (te indexeren bedrag) per opdrachtgever.
23. Voorbeeld
Een belastingplichtige levert artistieke prestaties op 10.08.2024:
- voor opdrachtgever A, tegen een forfaitaire onkostenvergoeding van 60 euro
- voor opdrachtgever B, tegen een forfaitaire onkostenvergoeding van 70 euro.
De belastingplichtige verkreeg in 2024 een totale vergoeding van 130 euro. Wanneer aan alle overige voorwaarden is voldaan, dan komt de totale vergoeding (130 euro) in aanmerking voor de fiscale vrijstelling.
Verhoging voor een terugbetaling van de werkelijke verplaatsingskosten
24. De forfaitaire onkostenvergoeding kan worden verhoogd met een terugbetaling van de werkelijke verplaatsingskosten. Deze terugbetaling mag per opdrachtgever niet hoger zijn dan 20 euro (te indexeren bedrag) (15) per dag.
(15) Geïndexeerd bedrag voor inkomstenjaar 2024: 22,06 euro.
25. De werkelijke verplaatsingskosten moeten effectief aangetoond worden (vb. de aankoop van een ticket voor het openbaar vervoer).
26. Indien deze werkelijke verplaatsingskosten betrekking hebben op het gebruik van het persoonlijk voertuig (16) en/of het gebruik van de fiets (17), wordt het bedrag bepaald in overeenstemming met de regels die gelden voor verplaatsingen ten behoeve van de dienst door de personeelsleden van het federaal openbaar ambt (18) (19).
(16) Auto, motorfiets of bromfiets.
(17) Of speed pedelec.
(18) Art. 38, § 4, derde lid, WIB 92.
(19) Zie art. 74 en 76 van het koninklijk besluit van 13.07.2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
Indexering
27. De maximumbedragen van de forfaitaire onkostenvergoeding (zie randnr. 20) en de terugbetaling van de werkelijke verplaatsingskosten (zie randnr. 24) worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de maand december 2021. Op 1 januari van elk jaar worden de bedragen aangepast overeenkomstig de volgende formule: het basisbedrag wordt vermenigvuldigd met het gezondheidsindexcijfer van de maand september van het jaar voorafgaand aan het jaar tijdens welk het nieuwe bedrag van toepassing zal zijn en gedeeld door het gezondheidsindexcijfer van de maand december 2021.
28. Omstreeks de maand december van elk jaar worden de bedragen toepasselijk tijdens het volgende kalenderjaar in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd (20). De Federale Overheidsdienst Financiën vermeldt die inlichting eveneens op zijn webstek (21).
(20) De FOD Sociale Zekerheid publiceert de toepasselijke bedragen (wat betreft het kalenderjaar 2024: zie BS 19.01.2024 – Numac: 2024200233)).
(21) Art. 178, § 4, WIB 92.
29. De belastingplichtige mag op het ogenblik van het leveren van de artistieke prestatie niet gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst, een aannemingsovereenkomst of een statutaire aanstelling met dezelfde opdrachtgever, tenzij de belastingplichtige en de opdrachtgever bewijzen dat de artistieke prestaties van de verschillende activiteiten van verschillende aard zijn (22).
(22) Art. 38, § 4, tweede lid, 3°, WIB 92.
30. De in art. 38, § 1, eerste lid, 23°, WIB 92 en art. 97, § 2, eerste lid, WIB 92 bedoelde vergoedingen wegens het leveren van artistieke prestaties worden vermeld op de berekeningsnota die gevoegd is bij het aanslagbiljet inzake personenbelasting van de genieter (23).
(23) Art. 38, § 1, vierde lid en art. 97, § 2, tweede lid, WIB 92.
31. Wanneer niet alle voornoemde voorwaarden zijn voldaan, vervalt de vrijstelling voor de betreffende amateurkunstenvergoeding, inclusief de bijhorende terugbetaling van de werkelijke verplaatsingskosten.
32. Een belastingplichtige die bijvoorbeeld artistieke prestaties heeft geleverd gedurende meer dan 30 dagen, verliest de fiscale vrijstelling voor de vergoedingen die betrekking hebben op de artistieke prestaties die vanaf de 31ste dag werden geleverd. Voor zover hij aan de wettelijke voorwaarden voldoet, behoudt hij dus de fiscale vrijstelling op de amateurkunstenvergoedingen die betrekking hebben op de eerste 30 gepresteerde dagen van dat kalenderjaar.
Herkwalificatie van de amateurkunstenvergoeding
33. Wanneer de vrijstelling vervalt, is de betreffende amateurkunstenvergoeding, inclusief de terugbetaling van de werkelijke verplaatsingskosten, in principe belastbaar in de personenbelasting of de belasting van niet-inwoners (natuurlijke personen). De normale fiscale regels zijn dan van toepassing naargelang de kwalificatie van het inkomen.
34. Wanneer de artistieke prestatie een beroepswerkzaamheid uitmaakt van de belastingplichtige, worden de vergoedingen aangemerkt als beroepsinkomsten (bezoldigingen van werknemers of baten van vrije beroepen).
35. Wanneer de artistieke prestatie wordt geleverd buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, dan worden de vergoedingen aangemerkt als diverse inkomsten (winst of baten uit toevallige of occasionele prestaties) (24).
(24) Art. 90, eerste lid, 1°, WIB 92.
36. De nieuwe fiscale regeling voor de amateurkunstenvergoeding is van toepassing op de vergoedingen die worden betaald of toegekend voor prestaties die vanaf 01.01.2024 worden geleverd.
37. De vergoedingen voor prestaties die werden geleverd vóór 01.01.2024 vallen onder de oude regeling ('kleine vergoedingsregeling') (25).
(25) Zie art. 38, § 4, tweede lid, WIB 92 zoals het van toepassing was alvorens te zijn gewijzigd door de W 31.07.2023 en de circulaire Ci.RH.241/606.414 (AOIF nr. 57/2010) dd. 13.08.2010 (randnummers 4 t.e.m. 6).
38. De oude regeling stelde als voorwaarde dat de belastingplichtige in het bezit moest zijn van een behoorlijk ingevulde kunstenaarskaart. Die voorwaarde geldt dus nog voor de prestaties die werden geleverd tot en met 31.12.2023.
39. De administratie heeft echter vernomen dat het vanaf 01.07.2023 niet meer mogelijk was om een kunstenaarskaart aan te vragen.
40. Dit stelt een probleem voor de toepassing van de vrijstelling. Het gaat dan concreet om de vergoedingen voor prestaties die zijn geleverd vanaf 01.07.2023 tot en met 31.12.2023 waarvoor de belastingplichtige niet beschikt over een behoorlijk ingevulde kunstenaarskaart omdat het vanaf 01.07.2023 niet meer mogelijk was om deze aan te vragen.
41. Om voor dit probleem een oplossing te bieden zal de fiscale vrijstelling op de betrokken vergoedingen van toepassing kunnen zijn, mits uiteraard aan alle overige voorwaarden van de oude fiscale regeling is voldaan en de begrenzingen van de oude fiscale regeling zijn gerespecteerd.
42. De betrokken belastingplichtigen kunnen zich beroepen op alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed.
43. Inzonderheid kunnen de belastingplichtigen aan de hand van facturen, contracten, ontvangstbewijzen, bankafschriften, mailverkeer of eventuele briefwisseling aantonen dat ter zake aan de overige voorwaarden is voldaan opdat de toegekende forfaitaire onkostenvergoedingen kunnen worden vrijgesteld.
44. De nieuwe fiscale regeling is van toepassing op de amateurkunstenvergoedingen die worden betaald of toegekend vanaf 01.01.2024 voor prestaties die vanaf 01.01.2024 worden geleverd (26).
(26) Art. 5, W 31.07.2023.
45. Art. 2 t.e.m. 5 van de wet van 31.07.2023 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de vergoedingen toegekend aan kunstenaars (BS 28.08.2023 - Numac: 2023044116).
De wijzigingen zijn aangeduid in het vet.
Artikel 38, WIB 92
§ 1. Vrijgesteld zijn:
……
23° de forfaitaire onkostenvergoedingen toegekend wegens het leveren van artistieke prestaties (...) voor rekening van een opdrachtgever voor maximum 30 dagen waarop dergelijke prestaties worden geleverd per kalenderjaar evenals de terugbetaling van de werkelijke kosten voor de verplaatsingen in het kader van die prestaties, voor zover de in § 4 gestelde voorwaarden worden nageleefd.
(…)
De in het eerste lid, 12°, bedoelde vergoedingen van vrijwilligers, de in het eerste lid, 21°, bedoelde vergoedingen van voogden, de in het eerste lid, 23° bedoelde vergoedingen wegens het leveren van artistieke prestaties alsook de in het eerste lid, 29°, bedoelde bezoldigingen betaald of toegekend in uitvoering van de flexi-jobarbeidsovereenkomst worden vermeld op de berekeningsnota die gevoegd is bij het aanslagbiljet inzake personenbelasting van de genieter.
(…)
§ 4. Voor de toepassing van § 1, eerste lid, 23°, en deze paragraaf moet worden verstaan onder:
- 'artistieke prestatie': de prestatie die een noodzakelijke artistieke bijdrage levert aan een artistieke creatie of uitvoering binnen de domeinen van de kunsten, zijnde de beeldende en audiovisuele kunsten, de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater, de choreografie en het stripverhaal, met uitsluiting van een artistiek-technische en een artistiek-ondersteunende prestatie. Een artistieke bijdrage wordt beschouwd als noodzakelijk wanneer zonder deze bijdrage hetzelfde artistieke resultaat niet zou worden bereikt
- 'opdrachtgever': diegene die opdracht geeft aan een uitvoerder tot het leveren van een artistieke prestatie (...). Wordt ook als opdrachtgever beschouwd, de persoon bij wie de uitvoerder ter beschikking wordt gesteld
- 'uitvoerder': de persoon die artistieke prestaties levert
- 'beveiligde elektronische toepassing' de beveiligde elektronische toepassing in het kader van de amateurkunstenvergoeding ter beschikking gesteld door de Rijksdienst voor sociale zekerheid, bedoeld in artikel 9 van de wet van 13 december 2022 tot oprichting van de Kunstwerkcommissie en tot verbetering van de sociale bescherming van kunstwerkers.
Om de in § 1, eerste lid, 23°, bedoelde vrijstelling te bekomen moeten de volgende voorwaarden worden nageleefd:
1°
a) de belastingplichtige is voorafgaandelijk aan de prestatie geldig geregistreerd als uitvoerder via de beveiligde elektronische toepassing
b) de opdrachtgever is voorafgaandelijk aan de prestatie geldig geregistreerd als opdrachtgever via de beveiligde elektronische toepassing
c) de prestatie is, uiterlijk op het tijdstip waarop ze wordt aangevat, door de opdrachtgever aangegeven via de beveiligde elektronische toepassing
d) de geleverde prestatie stemt volledig overeen met het soort prestatie dat voorafgaandelijk werd aangegeven,
2° de forfaitaire onkostenvergoeding mag per opdrachtgever niet hoger zijn dan 70 euro (niet-geïndexeerd bedrag) per dag, desgevallend verhoogd met een terugbetaling van de werkelijke verplaatsingskosten die niet hoger mag zijn dan 20 euro (niet-geïndexeerd bedrag) per dag. Indien de opdrachtgever een hoger bedrag uitbetaalt, komt de volledige vergoeding, met inbegrip van de terugbetaling van de werkelijke verplaatsingskosten, niet in aanmerking voor de vrijstelling,
3° de belastingplichtige mag op het ogenblik van het leveren van een artistieke prestatie (...) niet gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst, een aannemingsovereenkomst of een statutaire aanstelling met dezelfde opdrachtgever, tenzij hij en de opdrachtgever bewijzen dat de prestaties van de verschillende activiteiten van verschillende aard zijn.
Voor de toepassing van het tweede lid, 2°, worden de werkelijke verplaatsingskosten voor het gebruik van het persoonlijk voertuig en het gebruik van de fiets vastgesteld overeenkomstig de regels die gelden voor de verplaatsingen ten behoeve van de dienst door de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
Artikel 97, WIB 92
§ 1. De in artikel 90, eerste lid, 1°, vermelde inkomsten worden naar het netto bedrag ervan in aanmerking genomen, dit is het bruto bedrag verminderd met de kosten waarvan de belastingplichtige het bewijs levert dat zij tijdens het belastbare tijdperk zijn gedaan of gedragen om die inkomsten te verkrijgen of te behouden.
§ 2. Voorzover de in artikel 38, § 4, gestelde voorwaarden die van overeenkomstige toepassing zijn, worden nageleefd, wordt geen rekening gehouden met de forfaitaire onkostenvergoedingen toegekend wegens het leveren van artistieke prestaties (...) voor rekening van een opdrachtgever voor maximum 30 dagen waarop dergelijke prestaties worden geleverd per kalenderjaar noch met de terugbetaling van de werkelijke kosten voor de verplaatsingen in het kader van die prestaties.
De in het eerste lid bedoelde vergoedingen worden vermeld op de berekeningsnota die gevoegd is bij het aanslagbiljet inzake personenbelasting van de genieter.