De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 04/09/2024 de Circulaire 2024/C/54 met betrekking tot de wijzigingen aangebracht aan het Btw-Wetboek door de wet van 16.05.2024 houdende aanpassing van het bijzonder fiscaal strafrecht aan het nieuw Strafwetboek.
Eerste commentaar met betrekking tot de wijzigingen aangebracht aan het Wetboek over de toegevoegde waarde door de wet van 16.5.2024 wet houdende aanpassing van het bijzonder fiscaal strafrecht aan het nieuwe Strafwetboek.
Inhoudstafel
3. De wet van 16.05.2024 houdende aanpassing van het bijzonder fiscaal strafrecht aan het nieuw Strafwetboek wijzigt, door zijn artikelen 13 tot 24, bepaalde artikelen van het Btw-Wetboek wat de toepasselijke strafrechtelijke sancties betreft
3.1. Artikel 52bis van het Btw-Wetboek
3.2 Artikel 63ter van het Btw-Wetboek
3.3. Artikel 73 van het Btw-Wetboek
3.4. Artikel 73bis van het Btw-Wetboek
3.5. Artikel 73bis/1 van het Btw-Wetboek
3.6. Artikel 73quater van het Btw-Wetboek
3.7. Artikel 73quinquies van het Btw-Wetboek
3.8. Artikel 73quinquies/1 van het Btw-Wetboek
3.9. Artikel 73octies van het Btw-Wetboek
3.10. Artikel 73nonies van het Btw-Wetboek
3.11. Artikel 73decies van het Btw-Wetboek
4. Inwerkingtreding van de wet van 16.05.2024
1. Inleiding
De wet van 16.05.2024, houdende aanpassing van het bijzonder fiscaal strafrecht aan het nieuw Strafwetboek (BS 21.06.2024) wijzigt door zijn artikel 13 tot 24, bepaalde artikelen van het Btw-Wetboek betreffende de toepasselijke strafrechtelijke sancties.
Deze wet wijzigt de artikel 52bis, 63ter, 73, 73bis, 73bis/1, 73quater, 73quinquies, 73quinquies/1, 73octies, 73nonies, 73decies, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde teneinde deze aan te passen aan bepaalde bepalingen van het nieuw Strafwetboek dat op 08.04.2026 in werking treedt (1).
(1) Zie punt 4 hierna.
De voorliggende wetswijzigingen zijn een toepassing van het beginsel dat het fiscaal recht het algemeen recht volgt in zoverre het er niet van afwijkt. Dat geldt evenzeer voor strafrechtelijke fiscale bepalingen. In het kader van dat fiscaal grondbeginsel heeft het Grondwettelijk Hof in zijn recent arrest met nr. 56/2022 van 21.04.2022 bevestigd dat de wetgever in fiscale zaken over een ruime beoordelingsbevoegdheid beschikt gelet op de wezenlijke aard van de vastgestelde maatregelen. Inderdaad, deze maatregelen zorgen niet alleen voor een substantieel deel van de inkomsten die de verwezenlijking van het sociaaleconomische beleid mogelijk moeten maken, maar zij laten de wetgever ook toe om sturend en corrigerend op te treden en op die manier dat beleid vorm te geven. In het kader van deze beoordelingsbevoegdheid stelt de wetgever straffen vast die specifiek zijn voor fiscale misdrijven. Wijzigingen in de wetgeving houden rekening met de specifieke aard van deze misdrijven, met als doel de effectiviteit en toepassing van de bovengenoemde maatregelen te verbeteren.
Twee elementen zijn van belang bij de aanpassingen van de huidige bepalingen aan het nieuwe Strafwetboek. Enerzijds is er de invoering van strafniveaus en anderzijds de wijziging van de bestaande minimum- en maximumboetes. Hiervoor zijn integraal de regels van artikel 78 van het Strafwetboek toegepast.
Artikel 78 van het Strafwetboek, dat de omzetting en de bepaling van de strafmaat in bijzondere wetten die geen strafniveau bepalen tot voorwerp heeft, bepaalt in zijn § 1:
‘ […]
6° indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit meer dan 3 jaar gevangenisstraf tot ten hoogste 5 jaar gevangenisstraf, moet dit worden gelezen als een straf van niveau 3;
7° indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit 6 maanden gevangenisstraf tot ten hoogste 3 jaar gevangenisstraf, moet dit worden gelezen als een straf van niveau 2;
8° indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit 8 dagen gevangenisstraf tot ten hoogste 179 dagen gevangenisstraf, moet dit worden gelezen als een straf van niveau 1;
[…].’
Bijgevolg wordt de ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd met een maximumgevangenisstraf van 5 jaar ingedeeld in categorie 3 en de gewone fiscale fraude met een maximum gevangenisstraf van 2 jaar ingedeeld in niveau 2.
De bestaande minimum- en maximumboetes in het fiscaal strafrecht zijn hoger dan de boetes opgenomen in de artikelen 38 (hoofdstraf voor rechtspersonen) en 52, paragraaf 1 van het Strafwetboek (andere geldboetes in hoofdstraf of bijkomend opgelegd). De huidige bedragen werden dan ook eveneens in toepassing van artikel 78 van het Strafwetboek vermenigvuldigd met 8, zijnde de huidige opdeciemen. De maximumstraf van 500.000 euro wordt aldus 4.000.000 euro in de tekst, maar wijzigt de facto niets.
Het spreekt voor zich dat deze nieuwe bedragen terug de referentiebasis zijn en op dezelfde wijze als de bedragen in het nieuw Strafwetboek zullen worden geïndexeerd.
Juridisch-technisch wordt aldus verwezen naar de strafniveaus in het Strafwetboek, doch met afwijking op de bedragen van de geldboetes in artikel 38 en 52 paragraaf 1 van het Strafwetboek, waarbij de huidige hogere geldboetes van toepassing blijven.
Door boek I van het Strafwetboek toe te passen op overtredingen van het WIB 92 en het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, zal de strafrechter bovendien over nieuwe instrumenten beschikken om de meest geschikte boete te bepalen.
Artikel 55, eerste lid, van het Strafwetboek biedt de rechter nu ook de mogelijkheid om een boete op te leggen op basis van het vermogensvoordeel dat de dader heeft genoten. Wanneer de boete wordt vastgesteld in overeenstemming met artikel 55, eerste lid, van het Strafwetboek, kan de rechter een boete vaststellen die overeenkomt met maximaal drie keer de waarde van het vermogensvoordeel dat de dader of daders rechtstreeks of onrechtstreeks uit het misdrijf hebben gehaald.
Het bijzonder fiscaal strafrecht wenst zich aan te sluiten bij het gemeen strafrecht om voor misdrijven met een vermogensvoordeel de straf te bepalen in functie van het genoten vermogensvoordeel. De strafrechter zal volledig in overeenstemming met het Una Via-principe de reeds gevestigde administratieve sancties verrekenen in de straf die hij finaal zal uitspreken.
De rechter kan de geldboete ook verlagen tot onder het wettelijk minimumbedrag als de beklaagde of de beschuldigde een document voorlegt dat zijn precaire financiële situatie bewijst, in toepassing van artikel 52, § 2, van het Strafwetboek. Het doel hiervan is de rechter in staat te stellen rekening te houden met de precaire financiële situatie van de beschuldigde.
Natuurlijk mag deze situatie niet het gevolg zijn van een manoeuvre van de verdachte met het doel zichzelf opzettelijk in een ongunstige financiële situatie te brengen. Gedrag dat op zichzelf ook een strafbaar feit kan vormen. Er is dikwijls vastgesteld dat belangrijke kapitalen afkomstig uit fiscale fraude verhuld werden in buitenlandse structuren of dat personen zich via schenkingen of trusts hun vermogen overdragen.
Wat de specifieke wijzigingen in het WIB 92 en het Btw-Wetboek betreft, zijn de bepalingen die voorzien in strafrechtelijke sancties allemaal in dezelfde logica aangepast.
Het gaat erom de hoogte van de gevangenisstraf te specificeren die kan worden opgelegd bij verwijzing naar het Strafwetboek. In fiscale zaken zal het voornamelijk gaan om gevangenisstraffen van niveau 2 en niveau 3, en het gaat er ook om het bedrag te specificeren van de boete die specifiek is voor fiscale zaken en die de hoofdstraf kan vergezellen als bijkomende straf.
2. Tabel met betrekking tot de wijzigingen aangebracht door de wet van 16.05.2024 houdende aanpassing van het bijzonder fiscaal strafrecht aan het nieuw Strafwetboek
Basistekst van toepassing tot 07.04.2026 | Tekst aangenomen door de wet van 12.05.2024 van toepassing vanaf 08.04.2026 (2) |
Btw-Wetboek | |
Art. 52bis | Art. 52bis |
§ 1. Wanneer ambtenaren van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde, ter gelegenheid van hun onderzoeken bij een belastingplichtige, feiten vaststellen die een geheel van overeenstemmende aanwijzingen van ernstige fraude, al dan niet georganiseerd, uitmaken en bijgedragen hebben tot de overtreding van de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, kunnen zij bewarend beslag leggen op de roerende goederen waarvoor tijdens die onderzoeken niet is aangetoond dat zij uitsluitend aan derden toebehoren. | § 1. Wanneer ambtenaren van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde, ter gelegenheid van hun onderzoeken bij een belastingplichtige, feiten vaststellen die een geheel van overeenstemmende aanwijzingen van ernstige fraude, al dan niet georganiseerd, uitmaken en bijgedragen hebben tot de overtreding van de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, kunnen zij bewarend beslag leggen op de roerende goederen waarvoor tijdens die onderzoeken niet is aangetoond dat zij uitsluitend aan derden toebehoren. |
De in het eerste lid bedoelde ambtenaren, in het bezit van hun aanstellingsbewijs, stellen een proces-verbaal van beslag op dat met name de volgende vermeldingen moet bevatten: | De in het eerste lid bedoelde ambtenaren, in het bezit van hun aanstellingsbewijs, stellen een proces-verbaal van beslag op dat met name de volgende vermeldingen moet bevatten: |
1° de dag, de maand, het jaar en de plaats van het beslag | 1° de dag, de maand, het jaar en de plaats van het beslag |
2° de naam, voornaam, graad en hoedanigheid van de verbaliserende ambtenaren | 2° de naam, voornaam, graad en hoedanigheid van de verbaliserende ambtenaren |
3° de identificatie van de beslagene door de vermelding van het ondernemingsnummer indien gekend alsook van hetzij de naam, de voornaam en de woonplaats voor een natuurlijke persoon, hetzij de maatschappelijke benaming, de rechtsvorm en de maatschappelijke zetel voor een rechtspersoon | 3° de identificatie van de beslagene door de vermelding van het ondernemingsnummer indien gekend alsook van hetzij de naam, de voornaam en de woonplaats voor een natuurlijke persoon, hetzij de maatschappelijke benaming, de rechtsvorm en de maatschappelijke zetel voor een rechtspersoon |
4° de vermelding van de in het eerste lid bedoelde feiten vastgesteld door deze ambtenaren | 4° de vermelding van de in het eerste lid bedoelde feiten vastgesteld door deze ambtenaren |
5° de motivatie van de hoogdringendheid van het beslag | 5° de motivatie van de hoogdringendheid van het beslag |
6° de vermelding en de specificatie van een belastingschuld die zeker is en vaststaand of vatbaar voor een voorlopige raming | 6° de vermelding en de specificatie van een belastingschuld die zeker is en vaststaand of vatbaar voor een voorlopige raming |
7° de inventaris van de beslagen goederen die een voldoende nauwkeurige en gedetailleerde omschrijving van de goederen bevat | 7° de inventaris van de beslagen goederen die een voldoende nauwkeurige en gedetailleerde omschrijving van de goederen bevat |
8° de handtekening van minstens twee verbaliserende ambtenaren | 8° de handtekening van minstens twee verbaliserende ambtenaren |
9° de integrale weergave van artikel 507 van het Strafwetboek | 9° de integrale weergave van artikel 665 van het Strafwetboek |
10° de rechtsmiddelen tegen de genomen maatregelen, het bevoegde gerechtelijk arrondissement en de bevoegde rechtsinstantie | 10° de rechtsmiddelen tegen de genomen maatregelen, het bevoegde gerechtelijk arrondissement en de bevoegde rechtsinstantie |
11° de in het eerste lid bedoelde administratie die in geval van beroep moet worden gedagvaard. | 11° de in het eerste lid bedoelde administratie die in geval van beroep moet worden gedagvaard. |
Indien het afschrift van het proces-verbaal niet aan de beslagene kan worden overhandigd tegen ontvangstbewijs op het ogenblik van het beslag, wordt dit afschrift onmiddellijk ter plekke achtergelaten en wordt het proces-verbaal van beslag - op straffe van nietigheid - hem binnen de veertien dagen bij aangetekende brief ter kennis gebracht. | Indien het afschrift van het proces-verbaal niet aan de beslagene kan worden overhandigd tegen ontvangstbewijs op het ogenblik van het beslag, wordt dit afschrift onmiddellijk ter plekke achtergelaten en wordt het proces-verbaal van beslag - op straffe van nietigheid - hem binnen de veertien dagen bij aangetekende brief ter kennis gebracht. |
Dit bewarend beslag mag geen afbreuk doen aan artikel 1408, §§ 1 en 2, van het Gerechtelijk Wetboek inzake de niet voor beslag vatbare goederen. | Dit bewarend beslag mag geen afbreuk doen aan artikel 1408, §§ 1 en 2, van het Gerechtelijk Wetboek inzake de niet voor beslag vatbare goederen. |
Ten gevolge van het bewarend beslag kunnen de goederen niet worden vervreemd of bezwaard gedurende een periode van drie jaar zonder dat evenwel enig voorrecht wordt verschaft. Het bewarend beslag geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden binnen drie werkdagen te rekenen vanaf de overhandiging of de betekening van het proces-verbaal, door de verbaliserende ambtenaren, van een bericht van beslag overeenkomstig artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek. | Ten gevolge van het bewarend beslag kunnen de goederen niet worden vervreemd of bezwaard gedurende een periode van drie jaar zonder dat evenwel enig voorrecht wordt verschaft. Het bewarend beslag geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden binnen drie werkdagen te rekenen vanaf de overhandiging of de betekening van het proces-verbaal, door de verbaliserende ambtenaren, van een bericht van beslag overeenkomstig artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek. |
§ 2. Op straffe van nietigheid moet de geldigheid van het in § 1 bedoelde beslag bekrachtigd worden door de beslagrechter van het ambtsgebied waarin zich het kantoor belast met de invordering van de fiscale schuld bevindt, binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van het in § 1, tweede lid, bedoelde proces-verbaal. De procedure wordt ingeleid op eenzijdig verzoekschrift. De beslissing van de beslagrechter is uitvoerbaar bij voorraad. | § 2. Op straffe van nietigheid moet de geldigheid van het in § 1 bedoelde beslag bekrachtigd worden door de beslagrechter van het ambtsgebied waarin zich het kantoor belast met de invordering van de fiscale schuld bevindt, binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van het in § 1, tweede lid, bedoelde proces-verbaal. De procedure wordt ingeleid op eenzijdig verzoekschrift. De beslissing van de beslagrechter is uitvoerbaar bij voorraad. |
Bij toepassing van het principe van artikel 1420 van het Gerechtelijk Wetboek kan de beslagene binnen de drie maanden na overhandiging van het proces-verbaal van beslag of van de verzending van de aangetekende brief beroep instellen bij de beslagrechter van het ambtsgebied waarin zich het kantoor belast met de invordering van de fiscale schuld bevindt, om de opheffing of wijziging van het beslag te verkrijgen in het geval dat niet aan de voorwaarden van dit artikel werd voldaan. De beslagrechter kan het beslag wijzigen in de mate dat de waarde van de in § 1, tweede lid, 7°, bedoelde beslagen goederen het bedrag van de in § 1, tweede lid, 6°, bedoelde schuld op een disproportionele manier overschrijdt. | Bij toepassing van het principe van artikel 1420 van het Gerechtelijk Wetboek kan de beslagene binnen de drie maanden na overhandiging van het proces-verbaal van beslag of van de verzending van de aangetekende brief beroep instellen bij de beslagrechter van het ambtsgebied waarin zich het kantoor belast met de invordering van de fiscale schuld bevindt, om de opheffing of wijziging van het beslag te verkrijgen in het geval dat niet aan de voorwaarden van dit artikel werd voldaan. De beslagrechter kan het beslag wijzigen in de mate dat de waarde van de in § 1, tweede lid, 7°, bedoelde beslagen goederen het bedrag van de in § 1, tweede lid, 6°, bedoelde schuld op een disproportionele manier overschrijdt. |
De beslagrechter kan het beslag tevens wijzigen of opheffen in geval van veranderde omstandigheden. | De beslagrechter kan het beslag tevens wijzigen of opheffen in geval van veranderde omstandigheden. |
De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding overeenkomstig de artikelen 1035 tot 1041 van het Gerechtelijk Wetboek. | De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding overeenkomstig de artikelen 1035 tot 1041 van het Gerechtelijk Wetboek. |
In voorkomend geval behoudt het beslag zijn bewarend karakter gedurende de rechtsgang van de ingeleide gerechtelijke procedure evenals tijdens een eventuele rechtsgang van de vordering in rechte ingeleid op grond van artikel 89, tweede lid. | In voorkomend geval behoudt het beslag zijn bewarend karakter gedurende de rechtsgang van de ingeleide gerechtelijke procedure evenals tijdens een eventuele rechtsgang van de vordering in rechte ingeleid op grond van artikel 89, tweede lid. |
§ 3. Op straffe van nietigheid van het beslag, wordt de belastingschuld in een innings- en invorderingsregister opgenomen overeenkomstig artikel 85 binnen drie maanden na de kennisgeving van het in § 1, tweede lid, bedoelde proces-verbaal van beslag. | § 3. Op straffe van nietigheid van het beslag, wordt de belastingschuld in een innings- en invorderingsregister opgenomen overeenkomstig artikel 85 binnen drie maanden na de kennisgeving van het in § 1, tweede lid, bedoelde proces-verbaal van beslag. |
De opname van de belastingschuld in het innings- en invorderingsregister kan maar door verzending van het innings- en invorderingsbericht bedoeld in artikel 85, § 3, worden ter kennis gebracht aan de beslagene na de bekrachtiging van het beslag door de beslagrechter zoals bepaald in § 2, eerste lid. In afwijking van artikel 85, § 3, wordt dit innings- en invorderingsbericht bij aangetekende zending ter kennis gegeven. De afgifte van het stuk bij de aanbieder van de universele postdienst geldt als kennisgeving vanaf de derde daaropvolgende werkdag. | De opname van de belastingschuld in het innings- en invorderingsregister kan maar door verzending van het innings- en invorderingsbericht bedoeld in artikel 85, § 3, worden ter kennis gebracht aan de beslagene na de bekrachtiging van het beslag door de beslagrechter zoals bepaald in § 2, eerste lid. In afwijking van artikel 85, § 3, wordt dit innings- en invorderingsbericht bij aangetekende zending ter kennis gegeven. De afgifte van het stuk bij de aanbieder van de universele postdienst geldt als kennisgeving vanaf de derde daaropvolgende werkdag. |
Door de loutere kennisgeving van dit innings- en invorderingsbericht wordt het bewarend beslag omgezet in een uitvoerend beslag en de daaropvolgende tenuitvoerlegging ervan gebeurt overeenkomstig artikel 1497 van het Gerechtelijk Wetboek. | Door de loutere kennisgeving van dit innings- en invorderingsbericht wordt het bewarend beslag omgezet in een uitvoerend beslag en de daaropvolgende tenuitvoerlegging ervan gebeurt overeenkomstig artikel 1497 van het Gerechtelijk Wetboek. |
Het uitvoerend beslag op roerende goederen zal vervolgens plaatsvinden overeenkomstig de bepalingen van artikel 1499 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, onverminderd de mogelijkheid voor de beslagene, in geval van veranderde omstandigheden, om de wijziging of opheffing van het beslag te verzoeken voor de beslagrechter. | Het uitvoerend beslag op roerende goederen zal vervolgens plaatsvinden overeenkomstig de bepalingen van artikel 1499 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, onverminderd de mogelijkheid voor de beslagene, in geval van veranderde omstandigheden, om de wijziging of opheffing van het beslag te verzoeken voor de beslagrechter. |
Art. 63ter | Art. 63ter |
§ 1. Bekleed worden met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, vijfentwintig fiscale ambtenaren met minstens de graad van attaché. | § 1. Bekleed worden met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, vijfentwintig fiscale ambtenaren met minstens de graad van attaché. |
Het aantal van vijfentwintig fiscale ambtenaren kan door de Koning worden verhoogd na advies van het College van Procureurs-generaal. | Het aantal van vijfentwintig fiscale ambtenaren kan door de Koning worden verhoogd na advies van het College van Procureurs-generaal. |
De Koning kan de voorwaarden betreffende de ervaring en de opleiding van deze fiscale ambtenaren bepalen. | De Koning kan de voorwaarden betreffende de ervaring en de opleiding van deze fiscale ambtenaren bepalen. |
§ 2. De bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, toegekend aan de in paragraaf 1 bedoelde fiscale ambtenaren, kunnen slechts uitgeoefend worden met het oog op de opsporing en vaststelling van de inbreuken bedoeld in dit Wetboek of de tot uitvoering ervan genomen besluiten of in het artikel 505 van het Strafwetboek, prioritair maar niet exclusief georiënteerd op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, en voor zover zij bijstand verlenen aan gemengde multidisciplinaire onderzoeksteams, opgericht op basis van het artikel 105, § 11 van de wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. | § 2. De bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, toegekend aan de in paragraaf 1 bedoelde fiscale ambtenaren, kunnen slechts uitgeoefend worden met het oog op de opsporing en vaststelling van de inbreuken bedoeld in dit Wetboek of de tot uitvoering ervan genomen besluiten of in de artikelen 501 en 503 van het Strafwetboek, prioritair maar niet exclusief georiënteerd op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, en voor zover zij bijstand verlenen aan gemengde multidisciplinaire onderzoeksteams, opgericht op basis van het artikel 105, § 11 van de wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. |
§ 3. De fiscale ambtenaren bedoeld in paragraaf 1 mogen evenwel geen bijstand verlenen aan een gemengd multidisciplinair onderzoeksteam voor zover zij betrokken zijn in een lopend administratief onderzoek waarop het onderzoek zoals bedoeld in paragraaf 2 betrekking heeft. | § 3. De fiscale ambtenaren bedoeld in paragraaf 1 mogen evenwel geen bijstand verlenen aan een gemengd multidisciplinair onderzoeksteam voor zover zij betrokken zijn in een lopend administratief onderzoek waarop het onderzoek zoals bedoeld in paragraaf 2 betrekking heeft. |
§ 4. Om hun bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, te kunnen uitoefenen, leggen de fiscale ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, in handen van de procureurgeneraal van het rechtsgebied van hun woonplaats, de eed af in de volgende bewoordingen: | § 4. Om hun bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, te kunnen uitoefenen, leggen de fiscale ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, in handen van de procureurgeneraal van het rechtsgebied van hun woonplaats, de eed af in de volgende bewoordingen: |
'Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk en het mij opgedragen ambt trouw waar te nemen.' | 'Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk en het mij opgedragen ambt trouw waar te nemen.' |
Zij kunnen hun bevoegdheden buiten het rechtsgebied van hun woonplaats uitoefenen. | Zij kunnen hun bevoegdheden buiten het rechtsgebied van hun woonplaats uitoefenen. |
Art. 73 | Art. 73 |
Hij die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met een van die straffen alleen. | Eenieder die, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreedt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van niveau 2 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek. In afwijking van de artikelen 38 en 52, § 1, van het Strafwetboek kan de rechter als bijkomende straf een geldboete opleggen van 2.000 euro tot 4.000.000 euro. |
Indien de in het eerste lid vermelde inbreuken gepleegd werden in het raam van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot 5 jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met een van die straffen alleen. | Indien de in het eerste lid bedoelde inbreuken werden gepleegd in het kader van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van niveau 3 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek. In afwijking van de artikelen 38 en 52, § 1 van het Strafwetboek kan de rechter als bijkomende straf een geldboete opleggen van 2.000 tot 4.000.000 euro. |
Fiscale fraude wordt in ieder geval als ernstig beschouwd wanneer de in het eerste lid bedoelde inbreuken, verbonden zijn met het grondgebied van ten minste twee lidstaten en een schade veroorzaken van ten minste 10.000.000 euro. | De fiscale fraude wordt in ieder geval als ernstig beschouwd wanneer de in het eerste lid bedoelde misdrijven verbonden zijn met het grondgebied van ten minste twee lidstaten en leiden tot een verlies van in totaal ten minste 10.000.000 euro. |
Art. 73bis | Art. 73bis |
Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft hij die, met het oogmerk om een van de in artikel 73 bedoelde misdrijven te plegen, valsheid pleegt in openbare geschriften, in handelsgeschriften of in private geschriften of in informatica, zoals bedoeld in artikel 210bis, § 1, van Boek II van het Strafwetboek of die van een zodanig vals geschrift gebruik maakt. | Eenieder die met het oog op het plegen van een van de in artikel 73 bedoelde inbreuken een vervalsing in geschrifte of op andere duurzame dragers pleegt of daarvan gebruik maakt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van niveau 3 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek. In afwijking van de artikelen 38 en 52, § 1 van het Strafwetboek kan de rechter als bijkomende straf een geldboete opleggen van 2.000 euro tot 4.000.000 euro. |
Hij die wetens en willens een vals getuigschrift opstelt dat de belangen van de Schatkist kan schaden of die van een dergelijk getuigschrift gebruik maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen alleen. | Hij die opzettelijk een vals getuigschrift opstelt dat de belangen van de Schatkist kan schaden, of die van een dergelijk getuigschrift gebruik maakt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van niveau 2 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek. In afwijking van de artikelen 38 en 52, § 1 van het Strafwetboek kan de rechter als bijkomende straf een geldboete opleggen van 2.000 tot 4.000.000 euro. |
Art. 73bis/1 | Art. 73bis/1 |
Ten einde te vermijden dat een veroordeelde aan een onredelijk zware straf zou worden onderworpen, houdt de rechter bij de straftoemeting rekening met de verschuldigde administratieve geldboeten. | Ten einde te vermijden dat een veroordeelde aan een onredelijk zware straf zou worden onderworpen, houdt de rechter bij de straftoemeting rekening met de verschuldigde administratieve geldboeten. |
Artikel 42, 3°, van het Strafwetboek vindt geen toepassing op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit de fiscale misdrijven zijn verkregen, op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen in geval de vordering van de fiscale administratie gegrond wordt verklaard. | Artikel 53, § 2, 4°, van het Strafwetboek vindt geen toepassing op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit de fiscale misdrijven zijn verkregen, op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen in geval de vordering van de fiscale administratie gegrond wordt verklaard en tot een effectieve betaling van deze volledige vordering heeft geleid. |
| In het geval van het ontbreken van de effectieve betaling als voorzien in het tweede lid, zullen personen die voor de in de artikelen 73, 73bis en 73quater bedoelde misdrijven werden veroordeeld, hoofdelijk gehouden zijn tot betaling van de verbeurdverklaring. |
Art. 73quater | Art. 73quater |
Hij die, rechtstreeks of onrechtstreeks, het verbod of de sluiting uitgesproken krachtens artikel 73ter overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en een geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen alleen. | Eenieder die, rechtstreeks of onrechtstreeks, het verbod of de sluiting opgelegd krachtens artikel 73ter overtreedt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van niveau 2 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek. In afwijking van de artikelen 38 en 52, § 1 van het Strafwetboek kan de rechter als bijkomende straf een geldboete opleggen van 2.000 tot 4.000.000 euro. |
Art. 73quinquies | Art. 73quinquies |
§ 1. Alle bepalingen van het Eerste Boek van het Strafwetboek, met inbegrip van artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven bedoeld in de artikelen 73, 73bis en 73quater. | § 1. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek zijn van toepassing op de in de artikelen 73, 73bis en 73quater bedoelde misdrijven. |
| In afwijking van artikel 38 van het Strafwetboek worden de misdrijven bedoeld in de artikelen 73, 73bis en 73quater als hoofdmisdrijf enkel bestraft met de geldboete voorzien in deze artikelen wanneer ze gepleegd worden door een rechtspersoon. |
§ 3. De wet van 5 maart 1952, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1969 en 25 juni 1975, betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten, is van toepassing op de misdrijven bedoeld in de artikelen 73, 73bis en 73quater. | § 2. De indexering van de bedragen van de geldboetes vermeld in de artikelen 73, 73bis en 73quater gebeurt op dezelfde wijze volgens dezelfde regels die van toepassing op de bedragen van de geldboetes bepaald in de artikelen 38 en 52, § 1, van het Strafwetboek. |
Art. 73quinquies/1 | Art. 73quinquies/1 |
| Indien verzachtende omstandigheden door de rechter worden aangenomen, wordt de gevangenisstraf van niveau 3 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek vervangen door een gevangenisstraf van niveau 2 waarbij de rechter een geldboete van 200 euro tot 1.600.000 euro als bijkomende straf kan opleggen of door een geldboete van 200 euro tot 1.600.000 euro als hoofdstraf alleen. In het geval de rechter verzachtende omstandigheden aanneemt, wordt de gevangenisstraf van niveau 2 vervangen door een geldboete van 200 euro tot 1.600.000 euro als hoofdstraf. |
| Waar de boete die aanvankelijk als hoofdstraf was vastgesteld tussen 2.000 euro en 4.000.000 euro lag, wordt het een boete tussen 200 euro en 1.600.000 euro wanneer verzachtende omstandigheden worden aangenomen. |
Art. 73octies | Art. 73octies |
De schending van het bij artikel 93bis bepaalde beroepsgeheim wordt gestraft overeenkomstig de artikelen 66, 67 en 458 van het Strafwetboek. | De schending van het bij artikel 93bis bepaalde beroepsgeheim wordt gestraft overeenkomstig het artikel 352 van het Strafwetboek. |
Art. 73nonies | Art. 73nonies |
De poging om een in artikel 73, derde lid, bedoelde inbreuk te plegen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met een geldboete van 26 euro tot 50.000 euro of met een van die straffen alleen. | In geval van een strafbare poging zoals omschreven in artikel 9 van het Strafwetboek wordt de hoofdstraf van gevangenisstraf van niveau 3 vervangen door een hoofdstraf van gevangenisstraf van niveau 2 waarbij de rechter als bijkomende straf een geldboete van 200 euro tot 1.600.000 euro kan opleggen. De hoofdstraf van gevangenisstraf van niveau 2 wordt vervangen door een hoofdstraf van een geldboete van 200 euro tot 1.600.000 euro. Waar de boete die aanvankelijk als hoofdstraf was vastgesteld tussen 2.000 euro en 4.000.000 euro lag, wordt dit een boete tussen 200 euro en 1.600.000 euro in het geval van een strafbare poging. |
Art. 73decies | Art. 73decies |
Wanneer de in artikel 73, derde lid, bedoelde inbreuk gepleegd wordt door een criminele organisatie in de zin van artikel 324bis van het Strafwetboek, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van 1 jaar tot 5 jaar en met een geldboete van 5.000 euro tot 500.000 euro of met een van die straffen alleen. | Wanneer de in artikel 73, derde lid, bedoelde inbreuk gepleegd wordt door een criminele organisatie in de zin van artikel 406 van het Strafwetboek, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van niveau 3 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek. In afwijking van de artikelen 38 en 52, § 1 van het Strafwetboek kan de rechter als bijkomende straf een geldboete opleggen tussen 40.000 en 4.000.000 euro. |
(2) Zie punt 4 hierna.
3. De wet van 16.05.2024 houdende aanpassing van het bijzonder fiscaal strafrecht aan het nieuw Strafwetboek wijzigt, door zijn artikelen 13 tot 24, bepaalde artikelen van het Btw-Wetboek wat de toepasselijke strafrechtelijke sancties betreft
3.1. Artikel 52bis van het Btw-Wetboek
3.1.1. Wetswijziging
Artikel 13 van de wet van 16.05.2024 houdende aanpassing van het bijzonder fiscaal strafrecht aan het nieuw Strafwetboek wijzigt artikel 52bis, § 1, tweede lid, 9° van het Btw-Wetboek als volgt:
'de woorden "artikel 507" [worden] vervangen door de woorden "artikel 665".'
3.1.2. Commentaar
Deze wijziging houdt alleen de verwijzing naar het juiste artikel van het nieuw Strafwetboek. Deze wijziging is louter formeel en viseert geen inhoudelijke wijziging.
Op de datum van inwerkingtreding van de wet van 16.05.2024 (3), dient het proces-verbaal– onder meer – de integrale weergave van artikel 665 van het nieuw Strafwetboek te vermelden en niet langer van artikel 507 van het actuele Strafwetboek.
(3) Op 08.04.2026, zie punt 4 hierna.
Derhalve zal artikel 52bis, § 1, tweede lid, 9°, na inwerkingtreding van de wijziging ervan, bepalen:
'§ 1. Wanneer ambtenaren van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde, ter gelegenheid van hun onderzoeken bij een belastingplichtige, feiten vaststellen die een geheel van overeenstemmende aanwijzingen van ernstige fraude, al dan niet georganiseerd, uitmaken en bijgedragen hebben tot de overtreding van de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, kunnen zij bewarend beslag leggen op de roerende goederen waarvoor tijdens die onderzoeken niet is aangetoond dat zij uitsluitend aan derden toebehoren.
De in het eerste lid bedoelde ambtenaren, in het bezit van hun aanstellingsbewijs, stellen een proces-verbaal van beslag op dat met name de volgende vermeldingen moet bevatten: […]
9° de integrale weergave van artikel 665 van het Strafwetboek
[…].'
Artikel 665 van het nieuwe wetboek van strafrecht luidt als volgt:
'Aantasting van goederen waarop een maatregel rust is het met bedrieglijk opzet vernietigen, beschadigen of wegmaken van:
1° in beslag genomen zaken door de beslagene of eenieder die in zijn belang handelt, of;
2° roerende goederen ten aanzien waarvan een maatregel is uitgevaardigd als bedoeld in artikel 223 van het oud Burgerlijk Wetboek en in de artikelen 1253septies, tweede lid, en 1280 van het Gerechtelijk wetboek door de echtgenoot of eenieder die in zijn belang handelt, of;
3° goederen die het voorwerp uitmaken van een in artikel 464/12, § 2, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde maatregel door eenieder die deze goederen bewaart of beheert.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.'
3.2 Artikel 63ter van het Btw-Wetboek
3.2.1. Wetswijziging
Artikel 14 van de wet van 16.05.2024, wijzigt artikel 63ter, § 2, van het Btw-Wetboek als volgt:
'de woorden "het artikel 505 van het Strafwetboek" [worden] vervangen door de woorden "de artikelen 501 en 503 van het Strafwetboek".'
3.2.2. Commentaar
Dit artikel houdt alleen de verwijzing naar het juiste artikel van het nieuwe Strafwetboek in. Deze wijziging is louter formeel en viseert geen inhoudelijke wijziging.
Na de inwerkingtreding van de wet van 16.05.2024 (4), zal artikel 63ter, § 2, van het Btw-Wetboek verwijzen naar de artikelen 501 en 503 van het nieuw Strafwetboek en niet meer naar artikel 505 van het actueel Strafwetboek.
(4) Op 08.04.2026, zie punt 4 hierna.
Het nieuwe artikel 501 bepaalt het volgende:
'Heling is het opzettelijk in bezit nemen van een goed dat verkregen is door middel van een misdrijf dat begaan is door een andere persoon.
Heling bestaat, ook wanneer het misdrijf waaruit het goed voortkomt in het buitenland is gepleegd en in België niet kan worden vervolgd.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.'
Het nieuwe artikel 503 bepaalt het volgende:
'Bij de keuze van de straf of maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in deze afdeling, neemt de rechter in overweging dat:
1° de dader wist dat een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand werd ingezet voor het plegen van het misdrijf waaruit de witgewassen vermogensvoordelen voortkomen;
2° de geheelde of witgewassen vermogensvoordelen voortkomen uit een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 7 of 8 en de dader kennis had van de bestanddelen waaraan de wet een dergelijke straf hecht;
3° de dader van het misdrijf een meldingsplichtige entiteit is volgens artikel 2 van de Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie, gevestigd in België, in een ander land van de Europese Economische Ruimte of een derde land dat verplichtingen oplegt die gelijkaardig zijn aan die uit de voornoemde Richtlijn, en deze het misdrijf heeft gepleegd in het kader van de uitoefening van zijn beroepsactiviteiten;
4° het misdrijf werd gepleegd in het kader van een criminele organisatie.'
3.3. Artikel 73 van het Btw-Wetboek
3.3.1 Wetswijziging
Artikel 15 van de wet van 16.05.2024, wijzigt artikel 73 van het Btw-Wetboek als volgt:
'Eenieder die, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreedt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van niveau 2 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek. In afwijking van de artikelen 38 en 52, § 1, van het Strafwetboek kan de rechter als bijkomende straf een geldboete opleggen van 2.000 euro tot 4.000.000 euro.
Indien de in het eerste lid bedoelde inbreuken werden gepleegd in het kader van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van niveau 3 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek. In afwijking van de artikelen 38 en 52, § 1, van het Strafwetboek kan de rechter als bijkomende straf een geldboete opleggen van 2.000 euro tot 4.000.000 euro.
De fiscale fraude wordt in ieder geval als ernstig beschouwd wanneer de in het eerste lid bedoelde misdrijven verbonden zijn met het grondgebied van ten minste twee lidstaten en leiden tot een verlies van in totaal ten minste 10.000.000 euro.'
3.3.2. Commentaar
De aanpassingen aan de repressieve artikelen van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde volgen dezelfde logica als die van het WIB 92.
Zoals verduidelijkt in de algemene toelichting bij het ontwerp van deze wet, is dit artikel aangepast om het in overeenstemming te brengen met de nieuwe versie van het Strafwetboek. De gevangenisstraffen, die de belangrijkste straffen zijn, verwijzen nu naar een specifiek niveau zoals voorzien in het Strafwetboek.
De geldboete, die als bijkomende straf kan worden opgelegd, wijkt af van de geldboetes in het Strafwetboek, maar blijft in overeenstemming met wat vóór deze wijziging in het Btw-Wetboek was bepaald. Hoewel de bedragen veel hoger lijken, is dit uitsluitend te danken aan het feit dat de bedragen nu in het Btw-Wetboek zijn opgenomen, rekening houdend met de vermenigvuldigingscoëfficiënt die van toepassing is op strafbare feiten.
Deze afwijking van de boetebepalingen in het Strafwetboek is een gevolg van het feit dat de fiscale materie uiteraard nauw verbonden is met 'financiële' fraude. Bijgevolg spelen boetes een zeer belangrijke rol in fiscale strafzaken en worden ze vaak toegepast.
Het Strafwetboek legt echter de nadruk op zeer afschrikwekkende vrijheidsstraffen die niet noodzakelijk gepaard gaan met hoge boetes.
Voorbeeld:
Een voorbeeld hiervan is de straf van niveau 2. Hoewel deze straf overeenkomt met een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaar, wat al streng is in termen van vrijheidsberoving, bedraagt dezelfde straf, in het Strafwetboek, in termen van een boete slechts 20.000 euro tot 360.000 euro.
Aangezien dit bedrag mogelijk niet als voldoende afschrikwekkend wordt beschouwd in een fiscale context, is de boete waarin het Btw-Wetboek voorziet hoger, variërend van 2.000 tot 4.000.000 euro.
3.4. Artikel 73bis van het Btw-Wetboek
3.4.1. Wetswijziging
Artikel 16 van de wet van 16.05.2024, vervangt artikel 73bis van het Btw-Wetboek als volgt:
'Eenieder die met het oog op het plegen van een van de in artikel 73 bedoelde inbreuken een vervalsing in geschrifte of op andere duurzame dragers pleegt of daarvan gebruik maakt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van niveau 3 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek. In afwijking van de artikelen 38 en 52, § 1 van het Strafwetboek kan de rechter als bijkomende straf een geldboete opleggen van 2.000 euro tot 4.000.000 euro.
Hij die opzettelijk een vals getuigschrift opstelt dat de belangen van de Schatkist kan schaden, of die van een dergelijk getuigschrift gebruik maakt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van niveau 2 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek. In afwijking van de artikelen 38 en 52, § 1 van het Strafwetboek kan de rechter als bijkomende straf een geldboete opleggen van 2.000 euro tot 4.000.000 euro.'
3.4.2. Commentaar
De toelichting bij artikel 73 van het Btw-Wetboek (zie punt 3.3.2.) met betrekking tot de gevangenisstraffen en boetes is ook van toepassing op dit artikel.
Wat de inbreuk gerelateerd aan vervalsing betreft, is de terminologie aangepast aan die van het nieuw Strafwetboek. Er wordt nu verwezen naar vervalsingen op 'andere duurzame dragers'.
Het tweede lid gebruikt de term 'opzettelijk' in plaats van 'wetens en willens', ook om dezelfde terminologie als in het Strafwetboek te behouden.
3.5. Artikel 73bis/1 van het Btw-Wetboek
3.5.1. Wetswijziging
Artikel 17 van de wet van 16.05.2024, wijzigt artikel 73bis/1 van het Btw-Wetboek als volgt:
'a) in het tweede lid worden de woorden "Artikel 42, 3°, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 53, § 2, 4° van het Strafwetboek";
b) het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
'In het geval van het ontbreken van de effectieve betaling als voorzien in het tweede lid, zullen personen die voor de in de artikelen 73, 73bis en 73quater bedoelde misdrijven werden veroordeeld, hoofdelijk gehouden zijn tot betaling van de verbeurdverklaring.'
3.5.2. Commentaar
Dit artikel houdt alleen de verwijzing naar het juiste artikel van het nieuwe Strafwetboek in. Deze wijziging is louter formeel en viseert geen inhoudelijke wijziging.
Het nieuwe artikel 73bis/1 van het Btw-Wetboek luidt als volgt:
'Ten einde te vermijden dat een veroordeelde aan een onredelijk zware straf zou worden onderworpen, houdt de rechter bij de straftoemeting rekening met de verschuldigde administratieve geldboeten.
Artikel 53, § 2, 4°, van het Strafwetboek vindt geen toepassing op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit de fiscale misdrijven zijn verkregen, op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen in geval de vordering van de fiscale administratie gegrond wordt verklaard en tot een effectieve betaling van deze volledige vordering heeft geleid.
In het geval van het ontbreken van de effectieve betaling als voorzien in het tweede lid, zullen personen die voor de in de artikelen 73, 73bis en 73quater bedoelde misdrijven werden veroordeeld, hoofdelijk gehouden zijn tot betaling van de verbeurdverklaring.'
3.6. Artikel 73quater van het Btw-Wetboek
3.6.1. Wetswijziging
Artikel 18 van de wet van 16.05.2024, vervangt artikel 73quater van het Btw-Wetboek, gewijzigd door de wet van 20.09.2012, als volgt:
'Eenieder die, rechtstreeks of onrechtstreeks, het verbod of de sluiting opgelegd krachtens artikel 73ter overtreedt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van niveau 2 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek. In afwijking van de artikelen 38 en 52, §1 van het Strafwetboek kan de rechter als bijkomende straf een geldboete opleggen van 2.000 tot 4.000.000 euro.'.
3.6.2. Commentaar
De toelichting bij artikel 73 van het Btw-Wetboek (zie punt 3.3.2.) met betrekking tot de gevangenisstraffen en boetes is ook van toepassing op dit artikel.
3.7. Artikel 73quinquies van het Btw-Wetboek
3.7.1. Wetswijziging
Artikel 19 van de wet van 16.05.2024, vervangt het actueel artikel 73quinquies van het Btw-Wetboek als volgt:
'§ 1. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek zijn van toepassing op de in de artikelen 73, 73bis en 73quater bedoelde misdrijven.
In afwijking van artikel 38 van het Strafwetboek worden de misdrijven bedoeld in de artikelen 73, 73bis en 73quater als hoofdmisdrijf enkel bestraft met de geldboete voorzien in deze artikelen wanneer ze gepleegd worden door een rechtspersoon.
§ 2. De indexering van de bedragen van de geldboetes vermeld in de artikelen 73, 73bis en 73quater gebeurt op dezelfde wijze volgens dezelfde regels die van toepassing op de bedragen van de geldboetes bepaald in de artikelen 38 en 52, § 1, van het Strafwetboek.'
3.7.2. Commentaar
Artikel 73quinquies wordt aangepast om te specificeren dat boek 1 van het nieuw Strafwetboek van toepassing is op de inbreuken bedoeld in de artikelen 73, 73bis en 73quater. Paragraaf 1 werd aangevuld om te verduidelijken dat wanneer aan een rechtspersoon een sanctie wordt opgelegd, alleen een geldboete kan worden opgelegd en dat deze boete als hoofdstraf wordt opgelegd. In dit geval kan uiteraard dezelfde geldboete worden opgelegd als die welke in het Btw-Wetboek als bijkomende straf is bepaald.
Er wordt ook een paragraaf 2 toegevoegd om te verduidelijken dat de bedragen van de geldboeten waarin het Btw-Wetboek voorziet, worden geïndexeerd volgens dezelfde regels als die welke gelden voor de bedragen van de geldboeten waarin het Strafwetboek voorziet.
3.8. Artikel 73quinquies/1 van het Btw-Wetboek
3.8.1. Wetswijziging
Artikel 20 van de wet van 16.05.2024, voegt een artikel 73quinquies/1 in, luidende:
'Indien verzachtende omstandigheden door de rechter worden aangenomen, wordt de gevangenisstraf van niveau 3 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek vervangen door een gevangenisstraf van niveau 2 waarbij de rechter een geldboete van 200 euro tot 1.600.000 euro als bijkomende straf kan opleggen of door een geldboete van 200 euro tot 1.600.000 euro als hoofdstraf alleen. In het geval de rechter verzachtende omstandigheden aanneemt, wordt de gevangenisstraf van niveau 2 vervangen door een geldboete van 200 euro tot 1.600.000 euro als hoofdstraf.
Waar de boete die aanvankelijk als hoofdstraf was vastgesteld tussen 2.000 euro en 4.000.000 euro lag, wordt het een boete tussen 200 euro en 1.600.000 euro wanneer verzachtende omstandigheden worden aangenomen.'
3.8.2. Commentaar
Een artikel 73quinquies/1 wordt ingevoegd om de situatie te verduidelijken wanneer de rechter verzachtende omstandigheden toepast. Sancties van niveau 3 worden, volgens de logica van het Strafwetboek, sancties van niveau 2 of niveau 1 als er verzachtende omstandigheden worden toegepast. Niveau 2 sancties worden niveau 1 sancties.
Aangezien de sanctie van niveau 1 niet voorziet in een gevangenisstraf maar alleen in een boete, is in het geval van een niveau 1 sanctie de boete de hoofdstraf.
Wanneer de rechter rekening houdt met verzachtende omstandigheden, wordt de vork van de boete, ongeacht of deze als hoofd- of bijkomende straf wordt opgelegd, ook aangepast. In dat geval kan de rechter de geldboete vaststellen op een bedrag tussen 200 euro en 1.600.000 euro.
3.9. Artikel 73octies van het Btw-Wetboek
3.9.1. Wetswijziging
Artikel 21 van de wet van 16.05.2024, wijzigt 73octies van het Btw-Wetboek als volgt:
'de woorden "de artikelen 66, 67 en 458 van het Strafwetboek." [worden] vervangen door de woorden "het artikel 352 van het Strafwetboek" ‘.
3.9.2. Commentaar
Dit artikel houdt alleen de verwijzing naar het juiste artikel van het nieuwe Strafwetboek in. Deze wijziging is louter formeel en viseert geen inhoudelijke wijziging.
Artikel 73octies, nieuw, van het Btw-Wetboek, luidt als volgt:
'De schending van het bij artikel 93bis bepaalde beroepsgeheim wordt gestraft overeenkomstig het artikel 352 van het Strafwetboek.'
3.10. Artikel 73nonies van het Btw-Wetboek
3.10.1. Wetswijziging
Artikel 22 van de wet van 16.05.2024, vervangt artikel 73nonies van het Btw-Wetboek als volgt:
'In geval van een strafbare poging zoals omschreven in artikel 9 van het Strafwetboek wordt de hoofdstraf van gevangenisstraf van niveau 3 vervangen door een hoofdstraf van gevangenisstraf van niveau 2 waarbij de rechter als bijkomende straf een geldboete van 200 euro tot 1.600.000 euro kan opleggen. De hoofdstraf van gevangenisstraf van niveau 2 wordt vervangen door een hoofdstraf van een geldboete van 200 euro tot 1.600.000 euro.
Waar de boete die aanvankelijk als hoofdstraf was vastgesteld tussen 2.000 euro en 4.000.000 euro lag, wordt dit een boete tussen 200 euro en 1.600.000 euro in het geval van een strafbare poging.'
3.10.2. Commentaar
Artikel 73nonies is vervangen om de straffen te specificeren die van toepassing zijn in het geval van een strafbare poging. Volgens de logica van het Strafwetboek wordt in geval van strafbare poging een straf van een direct lager niveau toegepast.
Net als in het geval van verzachtende omstandigheden wordt ook de vork van de boete aangepast en kan de rechter een boete vaststellen tussen 200 euro en 1.600.000 euro.
3.11. Artikel 73decies van het Btw-Wetboek
3.11.1. Wetswijziging
Artikel 23 van de wet van 16.05.2024, vervangt artikel 73decies van het Btw-Wetboek als volgt:
'Wanneer de in artikel 73, derde lid, bedoelde inbreuk gepleegd wordt door een criminele organisatie in de zin van artikel 406 van het Strafwetboek, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van niveau 3 zoals bepaald in artikel 36 van het Strafwetboek. In afwijking van de artikelen 38 en 52, § 1, van het Strafwetboek kan de rechter als bijkomende straf een geldboete opleggen tussen 40.000 euro en 4.000.000 euro.'
3.11.2. Commentaar
Artikel 73decies wordt aangepast om de straffen te bepalen die van toepassing zijn wanneer het strafbare feit wordt gepleegd door een criminele organisatie. De verwijzing naar het artikel in het Strafwetboek waarin een criminele organisatie wordt gedefinieerd, wordt ook aangepast aan het nieuwe Strafwetboek.
4. Inwerkingtreding van de wet van 16.05.2024
Deze wet treedt in werking op dezelfde datum als diegene bepaald door artikel 38 van de wet van 29.02.2024 houdende invoeging van boek I van het Strafwetboek, namelijk twee jaar na de datum van bekendmaking van de wet van 29.02.2024, voornoemd, in het Belgisch Staatsblad, namelijk op 08.04.2026, aangezien de wet op 08.04.2024 in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Interne ref.: 141.511