In het KB van 20 december 2024 worden enkele belangrijke verduidelijkingen opgenomen voor de toepassing van de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid. In het bijzonder integreert het KB de bis variant van de vrijstelling voor ploegenarbeid in het KB/WIB 92. Tegelijkertijd wordt er een circulaire aangekondigd die een en ander nader zal toelichten aan de hand van voorbeelden.
Ondernemingen waar ploegenarbeid wordt verricht hebben, naar gelang het geval, de keuze tussen twee varianten van vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.
Ondernemingen waarin het werk wordt verricht in minstens twee ploegen die hetzelfde werk doen zowel qua inhoud als qua omvang, kunnen de ‘klassieke’ vrijstelling voor ploegenarbeid toepassen. Het bedrag aan bedrijfsvoorheffing dat wordt vrijgesteld van doorstorting bedraagt 22,8% van het totaal van de kwalificerende en in aanmerking komende belastbare bezoldigingen van al de bedoelde werknemers samen.
Ondernemingen waarin het werk wordt verricht in minstens twee ploegen die (enkel) qua inhoud hetzelfde werk doen, kunnen de ‘bis variant’ van de vrijstelling voor ploegenarbeid toepassen, ook al doen de ploegen niet hetzelfde werk qua omvang. Het bedrag aan bedrijfsvoorheffing dat wordt vrijgesteld van doorstorting wordt vastgesteld a rato van de mate waarin de ploegen hetzelfde werk qua omvang verrichten. Dit gebeurt door een correctiecoëfficiënt toe te passen.
De bis variant, van toepassing op bezoldigingen die worden betaald of toegekend tussen 1 januari 2021 en 31 december 2026, is daarbij een tijdelijk alternatief voor het geval een onderneming als gevolg van het arrest van het Grondwettelijk Hofniet meer van de klassieke variant kan gebruikmaken.
Hetzelfde geldt, naar analogie, voor ondernemingen waar volcontinu arbeid wordt verricht (art. 2755, §3 en §3/1 WIB 92).
Het KB van 20 december 2024 past het KB/WIB 92 nu aan in het licht van de invoering van de bis variant. Zoals de bis variant, heeft dit werking voor de vanaf 1 januari 2021 betaalde of toegekende bezoldigingen.
Datzelfde KB voert ook nog een aantal aanpassingen aan het KB/WIB 92 door voor de vrijstelling voor overuren (dat vanaf 1 juni 2024 wordt gepresteerd) en natuurrampen (voor bezoldigingen die vanaf 1 augustus 2021 worden betaald of toegekend).
Vooreerst wordt in het Verslag nog eens herhaald dat “er geen afzonderlijke codes worden voorzien die de werkgever op de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing moet vermelden”.
Een tweede belangrijke verduidelijking die volgt uit het Verslag, is er omtrent de berekening van de correctiecoëfficiënt. Voor ondernemingen die de bis variant toepassen, is het vrijgesteld bedrag aan bedrijfsvoorheffing afhankelijk van de mate waarin de opeenvolgende ploegen hetzelfde werk doen qua omvang. Hoe groter het verschil in de omvang van het werk dat deze ploegen verrichten, hoe lager het vrijgesteld bedrag aan bedrijfsvoorheffing.
Volgens het Verslag moet de onderneming die de bis variant toepast “per maand één correctiefactor berekenen die geldt voor de gehele onderneming”. Er wordt daarbij het voorbeeld gegeven van een onderneming met twee afdelingen waarvan de omvang van het werk asymmetrisch is verdeeld over de opeenvolgende ploegen. In zo’n geval wordt er dan een gewogen gemiddelde berekend voor deze twee afdelingen.
Het is slechts wanneer de bezoldigingen tussen beide departementen zouden verschillen dat dit relevant zou zijn in vergelijking met een coëfficiënt per departement.
Belangrijk is dat de ondernemingsbrede correctiecoëfficiënt zo moet worden gelezen dat dit een globale correctiecoëfficiënt is voor alle opeenvolgende ploegen die werken volgens de bis variant. Het lijkt daarnaast mogelijk dat voor andere opeenvolgende ploegen de klassieke vrijstelling van toepassing is (en blijft).
Tot slot wordt de berekeningsbasis waarop de correctiecoëfficiënt moet worden toegepast in het Verslag en KB/WIB 92 vastgelegd. Het KB/WIB 92 voorzag voor de klassieke vrijstellingen al in de beperking van het bedrag van de vrijstelling tot het lagere bedrag van enerzijds 22,8% of 25% van de kwalificerende en in aanmerking komende bezoldigingen (d.i. de theoretische vrijstelling) en anderzijds het bedrag van de op die bezoldigingen effectief ingehouden bedrijfsvoorheffing.
In het Verslag bij het KB van 20 december 2024 wordt nu verduidelijkt dat bij toepassing van de bis variant tevens het lagere bedrag van deze toetsing als berekeningsbasis geldt. Dat betekent dat de correctiecoëfficiënt moet worden toegepast op het lagere bedrag van enerzijds 22.8% of 25% op de kwalificerende bezoldigingen en anderzijds de effectief ingehouden bedrijfsvoorheffing op dekwalificerende bezoldigingen. Dit wordt gemotiveerd doordat “de wetgever duidelijk tot doel had om het voordeel van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid verhoudingsgewijs te verminderen in de mate van de afwijking op de omvang van het werk van de elkaar opeenvolgende ploegen”.
Indien de effectief ingehouden bedrijfsvoorheffing lager is dan de theoretische vrijstelling, is het aldus het laagste bedrag, in casu de werkelijk ingehouden bedrijfsvoorheffing, dat wordt verminderd met de correctiecoëfficiënt. Deze verduidelijking kan mogelijk een belangrijke impact hebben op de te genieten vrijstelling.
In het Verslag staat overigens dat de fiscale administratie in een circulaire of in een FAQ aan de hand van andere voorbeelden nog zal verduidelijken op welke wijze de correctiecoëfficiënt in bepaalde specifieke gevallen berekend moet worden. Of het toepassingsgebied van de circulaire of FAQ daartoe beperkt zal blijven, dan wel ook andere aspecten van de vrijstelling zal behandelen, is nog niet duidelijk.