• FR
  • NL
  • EN

België, zonder kompas, beweegt!

Het Belgische kwaad is diep. Het is waarschijnlijk inherent aan de artificialiteit van de oprichting van het Koninkrijk, wat ertoe geleid heeft de werking ervan te complex te maken om het voortbestaan ervan te verzekeren. Vanaf het begin was er een duidelijk taalkundig onevenwicht, maar de Franstaligen legden een economische en culturele dominantie op waaruit Vlaanderen tientallen jaren nodig had om zich te bevrijden.

Economisch gezien is het de industriële revolutie, en meer bepaald het steenkoolvoorkomen dat zich uitstrekte van het Verenigd Koninkrijk naar de Elzas, dat België in staat stelde een industrieland te worden. Tegelijkertijd, en meer specifiek vanaf het begin van de 20e eeuw, brachten de koloniën (Congo, Rwanda en Burundi) een onbetwistbare welvaart, ten koste van slavernij, die men niet veroordeelt, aangezien men deze bedekt met de zegeningen van de beschaving.

Toch verdwenen deze twee economische realiteiten: bijna gelijktijdig begon steenkool te worden vervangen door aardolie en de koloniën verwierven hun onafhankelijkheid. Deze twee fenomenen, weliswaar niet gecorreleerd, betekenden het einde van de Dertig Glorieuze Jaren, dat wil zeggen de drie decennia van economische en demografische inhaalbeweging die volgden op de Tweede Wereldoorlog, wat de Amerikanen de "golden sixties" noemen. De jaren zestig betekenden dus het einde van een zekere welvaart, en men kan dit einde van weelde zelfs situeren op het hoogtepunt van de Wereldtentoonstelling van 1958. Overigens weten we dat de koloniserende landen een minder economisch dynamisme ontwikkelden in vergelijking met landen die alleen hun eigen middelen hadden (Korea en Japan zijn hier uitstekende voorbeelden van, evenals het naoorlogse Duitsland).

De jaren zeventig waren verschrikkelijk voor de westerse sociaal-economische wereld: de monetaire akkoorden van 1944 werden in 1971 ontmanteld, met een golf van inflatie in een zee van devaluatie tot gevolg; de massawerkloosheid, die sinds de jaren dertig verdwenen was, verscheen opnieuw in een context van economische mutatie en desindustrialisering, terwijl regeringen, waarvan de overheidsschuld begon te stijgen, niet wisten hoe ze moesten reageren: moest de vraag gestimuleerd worden, door middel van koopkracht voor de bevolking, of het aanbod, dat wil zeggen, de begrotingstekorten beteugelen door ondernemers te helpen? Alles en zijn tegendeel werd uitgeprobeerd, en Raymond Barre, de Franse premier, noemde dit de schommelpolitiek, dat wil zeggen, de schommel die heen en weer ging.

Het einde van de jaren 70 werd niettemin gekenmerkt door een nieuwe Europese monetaire orde, het EMS, dat twintig jaar later leidde tot de euro. En, vanuit de Verenigde Staten, werd de strijd tegen inflatie gewonnen, terwijl een nieuwe politieke orde zich vestigde, het neoliberalisme, waarvan we vandaag de Amerikaanse voltooiing zien met de sociale onvrede die Donald Trump naar het presidentschap heeft geleid.

Maar in Europa behield men een sociale welvaartsstaat. Verschillende elementen droegen echter, op een onzegbare manier, bij aan de afbrokkeling van België. Er waren, voor sommigen, de Vlaamse regionale verzuchtingen, maar deze waren slechts legitiem, en het succes van de economie van deze regio bewijst dat.

Maar nee, er was iets anders. In 1988 betekende de openbare aanbieding (OPA) op de Generale Maatschappij van België, die direct of indirect invloed had op een kwart van het Belgische BBP, het loslaten van de afstemming tussen publieke en private beleidslijnen. Tien jaar later, in 1998, kwam bijna de helft van de BEL-20 in buitenlandse handen, met de medeplichtigheid van enkele samenzweerders in driedelig kostuum, versierd met onderscheidingen. Dezen bezongen de Belgicisme terwijl ze onze beslissingscentra aan het buitenland verkochten, zonder het minste scrupule.

En toen trad België toe tot de eurozone, wat het land in alle opzichten onthechte van verantwoordelijkheid, te beginnen met de verdediging van de munt en door de opening naar een gigantische kapitaalmarkt die de Belgische staatsschuld aantrekkelijk maakte. Diezelfde euro leidde er overigens toe dat de banken hun waakzaamheid lieten varen, wat hun ondergang in 2008 tot gevolg had. Het is duidelijk dat als de Belgische frank behouden was gebleven, deze banken zich nooit zouden hebben gewaagd aan dwaze blootstellingen aan de Amerikaanse vastgoedmarkt, de beruchte subprimes.

Intussen laaide de globalisering op met de toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001, samenvallend met de internetkrach en de Amerikaanse aanslagen, voordat zeven jaar later de crisis van 2008 de financiële wereld verwoestte en, naar mijn intuïtie, diepe sporen naliet, zodat iedereen begreep dat de toekomst niet meer zou zijn wat ze was geweest.

En zo komen we, na de hindernis van Covid, bij de hedendaagse jaren, beseffend dat we de financiering van de vergrijzing niet hebben willen voorbereiden, wat leidt tot de huidige onevenwichten. Als de liberalen in 1999 niet aan de macht waren gekomen, zouden de zaken misschien anders zijn verlopen – wie weet? – maar 3 liter met dioxine besmette olie besliste anders.

En ziehier, samengevat, waar het land staat. Een land dat onthecht werd van verantwoordelijkheid, bestuurd zonder visie of maatschappijproject. Alles had anders kunnen zijn, maar België koos ervoor zichzelf van binnenuit te complex te maken, zonder verder te kijken dan zichzelf.

Is het daarom een falend land, een "failed state"? Absoluut niet. Onze economische prestaties zijn goed, ondanks een steeds grotere sociale kloof. Overigens, België als "failed state" bestempelen zou haar diepe veerkracht negeren. Haar geostrategische positie in het hart van Europa, als zetel van talrijke internationale instellingen en een belangrijk economisch kruispunt, verleent haar een onbetwistbare rol op het wereldtoneel. De historische capaciteit van haar politieke en sociale actoren om complexe compromissen te smeden, zelfs in langdurige institutionele crisissituaties, getuigt van een uniek aanpassingsvermogen. Het dynamisme van haar economisch weefsel in innovatieve niches en de levenskwaliteit die het haar inwoners biedt, ondanks de interne spanningen, zijn onmiskenbare troeven die de structurele kritiek in evenwicht houden en getuigen van een vitaliteit die vaak onderschat wordt.

De Belgische paradox schuilt misschien juist in deze verwevenheid van waargenomen zwaktes en latente krachten. De complexiteit van haar institutionele systeem, vaak een bron van traagheid en frustraties, heeft haar elites paradoxaal genoeg gedwongen een cultuur van dialoog en permanente onderhandeling te ontwikkelen, een waardevolle vaardigheid in een versnipperde wereld. De uitdaging voor het België van morgen is dus niet om haar geschiedenis en haar eigenheden te verloochenen, maar wel om deze complexiteit om te zetten in een bron van innovatie en cohesie, door te putten uit haar intrinsieke vermogen om zichzelf opnieuw uit te vinden om toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden.

En verder, geschiedenis laat zich niet herschrijven.

Mots clés

Articles recommandés

Wat als we op een dag in oorlog waren met de Verenigde Staten?

Driekwart van de Belgen shopt online. Maar e-commerce zorgt nog altijd voor heel wat meldingen !!!

Commissie lanceert twee strategieën om invoering van AI in Europese industrie en wetenschap te versnellen