Begrotingsakkoord Arizona: een discrete verstrakking van het VVPR-bis, van 15 naar 18 %!
Temps de lecture: 10 min | 24 nov. 2025 à 08:12
Emmanuel Degrève
Voorzitter Forum For the Future
Een massief akkoord… en één zinnetje dat veel verandert voor KMO’s
De Arizona-coalitie heeft haar begrotingsakkoord rond: 9,2 miljard euro aan bijsturingen tegen het einde van de legislatuur, met 60 % via uitgavenbeperkingen en 40 % via nieuwe ontvangsten. Op het menu: een gedeeltelijke afremming van de automatische loonindexering, gerichte verhogingen van bepaalde btw-tarieven, een hertekening van accijnzen, extra heffingen op vermogen… en een eerder discreet maar structureel ingrijpen in de roerende voorheffing op VVPR-bis-dividenden: van 15 naar 18 %.
Achter de slogans over de “sterkste schouders” schuilt in dat ene percentage-puntje meer roerende voorheffing in werkelijkheid een duurzame wijziging van de dividendfiscaliteit voor alle kleine vennootschappen – veel ruimer dan alleen de “managementvennootschappen” die in de politieke communicatie naar voren worden geschoven.
1.Wat staat er globaal in het begrotingsakkoord van Arizona?
Het akkoord kan in enkele grote blokken worden samengevat:
Een begrotingsinspanning van 9,2 miljard euro: 60 % via een rem op de groei van de overheidsuitgaven, 40 % via extra belastingen of parafiscale bijdragen.
Een duidelijke focus op werk en tewerkstelling: de regering wil tegen 2029 100.000 van de 500.000 langdurig zieken opnieuw aan het werk krijgen, goed voor een geraamde besparing van 2 miljard euro.
Een uitgesproken politieke keuze: een deel van de automatische indexering van de lonen wordt behouden, maar minder genereus gemaakt, terwijl de indirecte belastingen (btw, accijnzen) en de belastingen op kapitaal (VVPR-bis, effectenrekening, banksector) worden aangescherpt om het budget in evenwicht te brengen.
Binnen die puzzel vormt de verhoging van het VVPR-bis-tarief een essentieel onderdeel van het luik “extra opbrengsten op kapitaal”, naast de verdubbeling van de taks op effectenrekeningen, de verhoging van de bankentaks en een nieuwe heffing op kleine pakketten van buiten de EU.
2.Hoe wordt de loonindexering aangepast?
De automatische indexering blijft bestaan, maar wordt geplafonneerd.
Lonen blijven volledig geïndexeerd tot 4.000 euro bruto. Boven dat niveau wordt het loon niet meer geïndexeerd bij twee momenten: in 2026 en in 2028.
Concreet: een werknemer met 5.000 euro bruto blijft index krijgen op 4.000 euro, maar niet op de resterende 1.000 euro.
Parlementsleden en ministers worden tot het einde van de legislatuur helemaal niet meer geïndexeerd – vooral een symbolische maatregel, met beperkte budgettaire impact.
Budgettair zou dit plafoneren opleveren:
een besparing van ongeveer 883 miljoen euro voor de Staat,
en ongeveer 800 miljoen euro voor de ondernemingen, via minder snel stijgende loonkosten.
Parallel hiermee wordt de hervorming van de personenbelasting versneld:
vanaf 2026 wordt het principe “bruto = netto” voor het minimumloon ingevoerd, via een versterking van de werkbonus en een gerichte verlaging van de PB;
in 2028 zou de personenbelasting met 772 miljoen euro worden verlaagd, en in 2029 met ongeveer 3 miljard euro, een jaar vroeger dan oorspronkelijk voorzien.
Met andere woorden: het akkoord organiseert een ruil: een iets minder genereuze index voor hogere lonen, in ruil voor een lagere belasting op arbeid, vooral in de onderste en middelste inkomensschijven.
3.Wat zijn de belangrijkste maatregelen inzake btw en energie?
De regering bevestigt dat de drie btw-tarieven (6 %, 12 % en 21 %) behouden blijven, maar herziet de afbakening ervan.
Van 6 % naar 12 % voor een reeks diensten:
hotel- en campingovernachtingen;
sportabonnementen en bepaalde vrijetijdsactiviteiten (met uitzondering van cultuur in strikte zin);
afhaal- en meeneemdiensten (takeaway).
Van 21 % naar 12 % voor niet-alcoholische dranken, om de consumptie daarvan aan te moedigen ten opzichte van alcoholische dranken.
Gas en elektriciteit: vergroening in twee bewegingen:
de accijnzen op gas worden stapsgewijs verhoogd, zodat de totale belastingdruk tegen 2029 overeenkomt met een btw van 12 %;
daartegenover staat een verlaging van de accijnzen op elektriciteit, zodat deze energie relatief gezien aantrekkelijker wordt.
Samen leveren deze bijsturingen van btw-tarieven en accijnzen meer dan 1,3 miljard euro op, terwijl een “groen” signaal wordt gegeven: fossiel aardgas wordt zwaarder belast, elektriciteit en niet-alcoholische dranken worden fiscaal ontzien.
4.Wat verandert er voor het VVPR-bis-regime?
Dit is één van de meest gevoelige punten voor ondernemers en hun adviseurs: de verlaagde roerende voorheffing in het VVPR-bis-regime stijgt van 15 % naar 18 %.
Huidig regime in een notendop:
VVPR-bis laat kleine vennootschappen (KMO’s in de zin van art. 1:24 WVV) toe om dividenden die verbonden zijn aan nieuwe inbrengen in geld uit te keren tegen een roerende voorheffing van 15 %, in plaats van het standaardtarief van 30 %.
Dat verlaagde tarief van 15 % is toegankelijk vanaf het derde boekjaar na de inbreng, op voorwaarde dat aan een reeks voorwaarden is voldaan: aandelen op naam, volstorte inbreng, ononderbroken bezit, enz.
Wat het begrotingsakkoord voorziet:
Het verlaagde tarief wordt opgetrokken van 15 % naar 18 %.
De regering schat dat deze verhoging tegen 2029 300 miljoen euro extra aan ontvangsten zal opleveren.
Overgangsregeling:
voor vennootschappen die vandaag al van VVPR-bis genieten, zou het tarief van 15 % gedurende de eerste drie jaar van de hervorming behouden blijven voor dividenden op basis van bestaande inbrengen;
voor nieuwe inbrengen die in het regime stappen, geldt voortaan meteen het tarief van 18 %.
De mogelijkheid om na drie jaar dividenden uit te keren blijft behouden: de wachttijd verandert dus niet, enkel de fiscale last aan de uitgang neemt toe.
Tenslotte valt een zinnetje op: “Wie nu nog in het systeem stapt, kan pas vanaf 2029 uitkeren.” In de praktijk wordt de toegang tot effectieve uitkeringen aan het nieuwe tarief van 18 % dus quasi vastgepind op de begrotingsplanning, om het geraamde rendement op het einde van de legislatuur te garanderen.
5.Richt het VVPR-bis zich enkel op managementvennootschappen?
Neen, en net daar wringt het onderscheid tussen politieke boodschap en juridische realiteit het meest.
VVPR-bis is een algemeen regime, toegankelijk voor alle KMO-vennootschappen die aan de voorwaarden voldoen, of het nu gaat om een managementvennootschap, een industriële onderneming, een familiale dienstverlenende KMO of een start-up.
In de communicatie van Arizona wordt vooral gefocust op de “managementvennootschappen”, die al langer onder vuur liggen via andere maatregelen (verplichte minimumbezoldiging voor de bedrijfsleider, hervorming van meerwaarden, enz.). Maar de verhoging van de roerende voorheffing raakt in werkelijkheid het volledige ondernemerschaps-ecosysteem.
Concreet, voor een VVPR-bis-dividend van 100.000 euro:
Vóór de hervorming: 15.000 euro roerende voorheffing, 85.000 euro netto voor de aandeelhouder.
Na de hervorming: 18.000 euro roerende voorheffing, 82.000 euro netto.
Het verschil lijkt beperkt per dividend, maar stapelt zich op:
op het niveau van het privévermogen van bedrijfsleiders en investeerders;
op het vlak van de fiscale aantrekkelijkheid van België tegenover andere landen;
en in de strategische afweging tussen dividenden, bezoldiging, liquidatiereserves en toekomstige belasting op meerwaarden.
Deze maatregel komt bovenop andere aanpassingen van de voorbije maanden: de afschaffing van het VVPR-bis-tarief van 20 % na twee jaar, de geleidelijke uitlijning van de liquidatiereserve op een effectieve last van 15 %, enz.
6.Hoe past de verhoging van het VVPR-bis in de andere maatregelen op kapitaal?
Het begrotingsakkoord beperkt zich niet tot VVPR-bis. Het kadert in een ruimere beweging waarin kapitaal en de financiële sfeer verder worden aangesproken:
Taks op effectenrekeningen: het tarief wordt verdubbeld, waardoor grote effectenportefeuilles meer bijdragen.
Bankentaks: deze wordt verhoogd en moet ongeveer 150 miljoen euro extra opbrengen.
Taks op kleine pakketten van buiten de EU: een heffing van 2 euro per pakket wordt ingevoerd op zendingen uit niet-EU-landen, met de bedoeling goedkope e-commerce te sturen en extra inkomsten te genereren.
Auteursrechten: het stelsel wordt grondig bijgestuurd. De forfaitaire kosten van 50 % (schijf 0–19.480 euro) en 25 % (schijf 19.480–38.970 euro) worden afgeschaft; het verlaagde tarief van 15 % blijft bestaan, maar wordt voortaan toegepast op het volledige inkomen uit auteursrechten, zonder automatische kostenaftrek. Gevolg: een ruimere belastbare basis en een geraamde, terugkerende budgettaire winst van circa 30 miljoen euro per jaar zodra het systeem op kruissnelheid zit.
Verzekeringen en diverse inkomsten: de taks op bepaalde verzekeringscontracten, waaronder contracten gewaarborgd inkomen, stijgt vanaf volgend jaar van 9,25 % naar 9,6 %, goed voor een verwachte meeropbrengst van 51 miljoen euro per jaar. Daarnaast moeten de aanwerving van 377 nieuwe controleurs (kost: 38 miljoen euro) en de oprichting van een nationaal financieel parket naar Frans model respectievelijk 472 miljoen euro tegen het einde van de legislatuur en 175 miljoen euro extra in 2029 opbrengen.
“Inspanning van de sterkste schouders”: de regering presenteert dit geheel aan maatregelen als een bijkomende bijdrage van ongeveer 1 miljard euro die gevraagd wordt aan de best gesitueerde gezinnen en ondernemingen.
Voor ondernemers betekent dit:
een hogere kost om winsten uit de vennootschap te halen via dividenden (VVPR-bis, liquidatiereserve, toekomstige heffingen op meerwaarden);
een zwaardere druk op bepaalde beleggingsvehikels (effectenrekeningen, financiële producten);
een nog grotere noodzaak om de kasstromen en uitkeringen te plannen, rekening houdend met overgangsregimes (2026, 2028, 2029) en reeds aangenomen hervormingen.
7.Wat met de gezondheidszorg en de besparingen op de uitgaven?
Aan de uitgavenzijde herhaalt de regering een dubbele boodschap:
De groeivoet van de gezondheidszorgmiddelen blijft intact, zoals bij de start van de legislatuur werd vastgelegd;
Maar er wordt toch een besparing van 300 miljoen euro in de gezondheidszorg tegen het einde van de legislatuur ingepland, via gerichte rationalisaties.
Daarbovenop komen:
de invoering van een kadaster van sociale uitkeringen, om cumulaties, fouten en fraude beter op te sporen;
de oprichting van een speciaal parket voor financiële criminaliteit, om de strijd tegen economische en fiscale misdrijven te versterken;
en een investering van 600 miljoen euro in de infrastructuur van Justitie.
Het luik “terugkeer naar werk” met 100.000 langdurig zieken die tegen 2029 opnieuw aan de slag moeten vormt de kern van de strategie: tegelijk een sociaal (re-integratie) en budgettair (2 miljard besparingen) instrument, maar ook een bron van debat over de haalbaarheid en de concrete uitvoering van die doelstelling.
8.Hoe dit akkoord lezen vanuit het perspectief van ondernemers en KMO’s?
Voor ondernemingen en hun extern accountant tekenen zich enkele duidelijke lijnen af:
De loonkost blijft onder spanning, ondanks de aangekondigde verlaging van de personenbelasting:
de indexering tot 4.000 euro blijft volledig behouden, wat sociaal verdedigbaar is;
maar de hoogste lonen krijgen in 2026 en 2028 een rem op de index, wat de concurrentiepositie van ondernemingen verbetert, ten koste van de dynamiek aan de bovenkant van de loonverdeling.
De indirecte belastingen winnen aan gewicht:
hogere btw in sectoren als toerisme, sport en takeaway;
een geleidelijke verzwaring van de gasfactuur via accijnzen;
een gerichte verlichting voor elektriciteit en niet-alcoholische dranken.
Het ondernemingskapitaal wordt zwaarder aangesproken:
de verhoging van het VVPR-bis-tarief naar 18 %;
de lopende aanpassingen aan de liquidatiereserve;
de verdubbeling van de taks op effectenrekeningen;
de hogere bankentaks en nieuwe heffingen op bepaalde transacties.
Voor een KMO-zaakvoerder betekent dit dat hij of zij de volledige verlonings- en uitkeringsstrategie zal moeten herkalibreren:
de mix tussen loon, bestuurdersbezoldiging, gewone dividenden, VVPR-bis-dividenden en uitkeringen uit liquidatiereserves;
de impact van de toekomstige meerwaardebelasting;
en zelfs de vraag naar de optimale vennootschapsstructuur (managementvennootschap versus operationele holding, enz.).
9.Een evenwichtsoefening met een duidelijk signaal op VVPR-bis
Het begrotingsakkoord van Arizona is een evenwichtsoefening:
het behoudt (gedeeltelijk) de indexering en kondigt een substantiële verlaging van de personenbelasting aan;
maar sluit tegelijk een massieve begrotingsinspanning van 9,2 miljard euro door een combinatie van gerichte belastingverhogingen (btw, accijnzen, heffingen op kapitaal) en structurele besparingen (gezondheidszorg, werkhervatting).
Binnen dat geheel is de verhoging van het VVPR-bis-tarief van 15 naar 18 % meer dan een technisch detail:
ze markeert een wijziging in de benadering van de vergoeding van kapitaal in kleine vennootschappen;
ze geldt voor alle KMO’s, ver voorbij de retoriek over louter managementvennootschappen;
en ze dwingt ondernemers om hun uitkerings- en vermogensplanning te herdenken, rekening houdend met zowel de reeds goedgekeurde Arizona-maatregelen als de hervormingen die nog volgen.
Voor externe accountants en belastingadviseurs wordt dit één van de hete dossiers van de komende maanden: uitleggen, doorrekenen en ondernemers helpen om deze nieuwe laag complexiteit om te zetten in doordachte keuzes in plaats van in onaangename verrassingen.
Mots clés
SocialImpôt des personnes physiquesTVAEmploiPMEVVPRbisPression fiscaleaccord budgétaireArizonaImpôt des sociétés