Bij elk begrotingsconclaaf keert het onderwerp als een refrein terug: managementvennootschappen zouden een «fiscale achterpoort» zijn, een misbruik dat gecorrigeerd moet worden. Ook dit jaar maakt minister Vincent Van Peteghem er een speerpunt van, door zijn intentie aan te kondigen om deze structuren minder aantrekkelijk te maken. Een gemakkelijke, maar diep onrechtvaardige houding. Want achter de karikatuur van overdreven optimalisatie vergeten we het essentiële: de managementvennootschap is geen privilege, maar een onmisbaar instrument voor het Belgische ondernemerschap.
De overstap naar een vennootschap berust in de eerste plaats op een fundamentele logica. Een vennootschap oprichten, dat is het privévermogen en de beroepsactiviteit scheiden, een duurzaam, solide en geloofwaardig kader bieden aan een activiteit. Het is zichzelf transparantieregels, boekhoudkundige verplichtingen en beheerskosten opleggen. Het is ook extra risico’s nemen: die verbonden aan het vennootschapsrecht, aan aangegane verbintenissen, aan de verantwoordelijkheden van een bestuurder. De vennootschap is verre van fictie; het is een echt «rechtspersoon» dat de groei van een project begeleidt.
Vervolgens is er een fiscale en sociale logica, die vaak ten onrechte wordt voorgesteld als een gunst. Zelfstandigen die overstappen naar een vennootschap ontsnappen weliswaar gedeeltelijk aan de personenbelasting en profiteren van lagere vennootschapsbelastingtarieven (20 of 25 %). Maar ze zien ook af van de bredere sociale bescherming van de werknemer en stellen zich bloot aan een veeleisender ondernemersprofiel. België is, moeten we eraan herinneren, het land van de micro-ondernemingen: 92 % van onze vennootschappen heeft slechts één werknemer. Of we ze nu managementvennootschappen of exploitatievennootschappen noemen, ze vormen de dagelijkse realiteit van duizenden zelfstandigen. En het is op zijn minst paradoxaal dat het als «normaal» wordt beschouwd om een multinational een competitief vennootschapsbelastingtarief aan te bieden, terwijl het «schandalig» zou zijn als de kleine ondernemer ook van deze fiscale concurrentiekracht zou profiteren.
Men beschuldigt deze structuren ervan niet bij te dragen. Dat is onjuist. Al enkele jaren is het voordeel verminderd: bestuurders moeten zichzelf voortaan een geïndexeerd minimumloon van 50.000 euro uitkeren om van het verlaagde tarief te kunnen genieten; voordelen van alle aard zijn geplafonneerd op 20 % van deze vergoeding; en de fiscaliteit op dividenden (VVPR-bis, liquidatiereserve) is verstrengd. Veel zelfstandigen «betalen de rekening»: ze verliezen het voordeel van het verlaagde tarief, zien hun belastbare basis groeien, en zullen morgen meer belastingen betalen dan vandaag. We spreken dus niet over een lek, maar over een afweging die uiteindelijk leidt tot een reële bijdrage. Ieder zijn bijdrage.
Het debat wordt des te slechter gevoerd omdat de Nationale Bank zopas heeft herinnerd aan het feit dat het aandeel van de lonen in de toegevoegde waarde sneller daalt in België dan in de rest van de eurozone. Met andere woorden: arbeid is te duur en weegt te zwaar door in de fiscaliteit. Elke goede econoom weet het: wanneer een middel duur wordt, neemt het gebruik ervan af. Moeten we dan de arbeid blijven «onder druk zetten», of integendeel de last ervan verlichten en de fiscale bases diversifiëren? In plaats van zich te blijven richten op managementvennootschappen, zou de regering er beter aan doen deze echte vraag te stellen. Is een hoger loon het adequate antwoord op de uitrol van artificiële intelligentie? Stel die vraag aan de werknemers van Exxon, Lufthansa, en vele anderen…
Zelfstandigen en ondernemers verder belasten is geen antwoord op de budgettaire uitdaging van 16 miljard euro. Het is een strategische fout. Want door de managementvennootschap te verzwakken, valt men het hart van de Belgische economie aan: haar micro-ondernemingen, haar vrije beroepen, haar KMO-bestuurders. Managementvennootschappen zijn geen fiscaal lek: ze zijn de normale uitdrukking van ondernemerschap dat risico's neemt en een redelijk evenwicht zoekt tussen fiscaliteit, bescherming en investering. Ze demoniseren, dat is neerkijken op een van de laatste drijvende krachten van onze economische structuur. Ze voortdurend aanvallen is een politieke fout of een gebrek aan economische kennis… oordeel zelf.
Deze opinie is ook gepubliceerd in L’Echo