Laten we de ongelijkheden in managementmaatschappijen demystificeren!

Een uitstekende economische krant kopte onlangs: "Managementvennootschappen dragen bij tot de toenemende inkomensongelijkheid". De krant baseerde zich naar eigen zeggen op een studie van enkele professoren die de ongelijkheid in België hadden bestudeerd. Eerlijk gezegd vragen we ons af waarom er een studie nodig is over het verband tussen ongelijkheid en managementvennootschappen.

Deze worden niet altijd en niet alleen opgericht om belastingen te verlagen, maar ook om de risico's op burgerlijke aansprakelijkheid te verminderen, de socialezekerheidsbijdragen beter te controleren, samenwerking tussen partners in het management mogelijk te maken... Maar we moeten toegeven dat de meeste wel degelijk een fiscaal doel hebben. Het is dan ook zeker dat, als dit doel wordt bereikt, deze personen een hoger netto-inkomen (het enige dat telt voor mensen) zullen hebben en dat er bijgevolg een groter verschil zal zijn met degenen die, hoewel minder belast, minder verdienen.

De conclusie van de studie komt dus neer op een evidentie: alles wat, althans een beetje, ontsnapt aan de herverdeling van inkomsten draagt bij tot meer ongelijkheid. Het doel is ongetwijfeld, nu sommige partijen het systeem van managementvennootschappen aanvallen, om deze in een kwaad daglicht te stellen, omdat ongelijkheid inherent onrechtvaardig zou zijn. Dat is volkomen onjuist. Er is uiteraard inkomensongelijkheid, en, nog meer, vermogensongelijkheid, in België, en in praktisch alle landen waar nog een zekere vrijheid bestaat.

Als sommige mensen meer verdienen dan anderen, komt dat omdat, ondanks alle regelgeving en fiscale en sociale heffingen, iedereen een zekere vrijheid behoudt. We kunnen ervoor kiezen om meer of minder te werken, om van ons leven te genieten door ons te wijden aan onze passies of aan een lucratieve activiteit. We kunnen keuzes maken, en sommige daarvan leiden tot verrijking, terwijl andere tot verarming leiden.

Het echte probleem is niet dat er te veel rijken zijn. Het probleem is alleen dat er te veel armen zijn.


We hebben het geluk te leven in een kapitalistisch systeem, waar alles wat we ontvangen, met uitzondering van overheidsuitkeringen, de tegenprestatie is van wat we aan anderen leveren: goederen, diensten, arbeid, allemaal zaken waarvan de prijzen in onderling overleg worden vastgesteld zodat de transactie voor beide partijen winstgevend is. Dit alles leidt natuurlijk tot inkomensverschillen. Het is het normale gevolg van individuele vrijheid, met name in de arbeid, een van de weinige ongelijkheden die met name afhangt van de inspanning en de keuzes van mensen. En het is vreemd genoeg degene die het meest wordt besproken, terwijl andere verschillen (in schoonheid, artistiek talent, gezondheid...) nooit worden bekritiseerd.

Sterker nog, we hebben de indruk dat de "strijd tegen ongelijkheid" die men wil opleggen systematisch gericht is, niet alleen tegen "de rijken" (een begrip dat men altijd vermijdt te definiëren), maar ook tegen de middenklasse, die geconfronteerd wordt met een verpletterend staatssysteem en die probeert te overleven en te profiteren van haar werk.

Het echte probleem is niet dat er te veel rijken zijn, maar alleen dat er te veel armen zijn. En daarin faalt ons systeem jammerlijk, ondanks legers van sociale ambtenaren en steeds hogere heffingen. Onze Grondwet schrijft gelijkheid van rechten voor en die moet absoluut gegarandeerd worden door de discriminatie die nog steeds bestaat, weg te werken.

Maar er is nooit gezegd dat het om een feitelijke gelijkheid zou moeten gaan, dat de inkomens van de een en de ander gelijk zouden moeten zijn, ongeacht hun werk, hun vindingrijkheid, hun creativiteit en hun productiviteit. Dat is egalitarisme, en dat is altijd onrechtvaardig.

Mots clés