• FR
  • NL
  • EN

Circulaire 2025/C/50 over de 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid', wat betreft de voorwaarde 'de ploegen doen hetzelfde werk zowel qua inhoud als qua omvang'

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 30/07/2025 de Circulaire 2025/C/50 over de 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid', wat betreft de voorwaarde 'de ploegen doen hetzelfde werk zowel qua inhoud als qua omvang'.

Bespreking van het arrest nr. 21/2024 van het Grondwettelijk Hof van 08.02.2024, de wet van 12.05.2024 houdende diverse fiscale bepalingen en het koninklijk besluit van 20.12.2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92.


I. Inleiding

II. Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid'

A. Arrest 21/2024 van het Grondwettelijk Hof

B. Draagwijdte arrest Grondwettelijk Hof

III. Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'

A. Wet van 12.05.2024 houdende diverse fiscale bepalingen

B. Praktische werkwijze

C. Voorbeelden

D. Inwerkingtreding

IV. Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'

A. Wet van 12.05.2024 houdende diverse fiscale bepalingen

B. Voorbeelden

C. Inwerkingtreding

Bijlage 1 – Artikelen 2755, § 1/1, WIB 92 en 2755, § 3/1, WIB 92

Bijlage 2 – Artikel 955, KB/WIB 92 – Relevante bepalingen

Bijlage 3 – Voorbeelden ‘administratieve tolerantie’

Voorbeeld 1 – Berekening & geen omstandigheden buiten de wil van de werkgever

Voorbeeld 2 – Berekening & omstandigheden buiten de wil van de werkgever

Bijlage 4 – Voorbeelden 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis'

Voorbeeld 1 – Tweeploegenstelsel

Voorbeeld 2 – Drieploegenstelsel

Voorbeeld 3 – Meerdere tweeploegenstelsels

Voorbeeld 4 – Kwartaalaangever

Voorbeeld 5 – Onderneming die erkend is voor uitzendarbeid

Bijlage 5 – Voorbeelden 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis'

Voorbeeld 1 – Volcontinu arbeidssysteem

Voorbeeld 2 – Drieploegenstelsel in de week en tweeploegenstelsel in het weekend (28)

Voorbeeld 3 – Meerdere afdelingen

I. Inleiding

1. Artikel 2755, § 1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), voorziet voor de ondernemingen waarin ploegenarbeid wordt verricht in een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing.

Het tweede lid van artikel 2755, § 1, WIB 92 definieert het begrip 'onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht' als volgt:

'de onderneming waar het werk wordt verricht in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers, die hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen, zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak en waarbij alle werknemers die ploegenarbeid verrichten een ploegenpremie ontvangen: …'.

2. Het Grondwettelijk Hof heeft zich over de interpretatie van de voorwaarde dat 'de ploegen hetzelfde werk qua omvang moeten doen' op 08.02.2024 uitgesproken (1).

Het Grondwettelijk Hof heeft een duidelijk arrest geveld waarin het de voorwaarde dat de opeenvolgende ploegen 'hetzelfde werk qua omvang' moeten doen, strikt toepast: het hof besluit dat het niet onredelijk is dat de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen dezelfde is in aanmerking komen voor de toepassing van de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid', terwijl dat niet het geval is voor de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren en voor de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen niet dezelfde, maar vergelijkbaar is (2).

(1) Arrest 21/2024 van het Grondwettelijk Hof.

(2) B.18 van het Arrest 21/2024 van het Grondwettelijk Hof.

3. Om te vermijden dat ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren en de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen vergelijkbaar maar niet dezelfde is, geen aanspraak meer zouden kunnen maken op de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid', heeft de wetgever ingegrepen door met de wet van 12.05.2024 in artikel 2755, WIB 92 twee nieuwe paragrafen, § 1/1 en § 3/1, in te voegen (3).

Deze paragrafen zijn enkel van toepassing op de bezoldigingen die tot 31.12.2026 worden betaald of toegekend.

(3) Wet van 12.05.2024 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 29.05.2024 - Numac: 2024004641).

4. Concreet zal dus de onderneming voor de bezoldigingen betaald of toegekend tot 31.12.2026 de keuze hebben tussen twee mogelijke toepassingsvormen van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid (4):

- enerzijds blijft het mogelijk om de vigerende vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid toe te passen (hierna: de 'klassieke ploegenarbeid', opgenomen in artikel 2755, § 1, WIB 92). Door de voormelde wet van 12.05.2024 wordt er niet ingegrepen op de huidige steunmaatregel waarover het voormelde arrest van het Grondwettelijk Hof uitspraak heeft gedaan

- anderzijds wordt expliciet wettelijk geregeld dat het voor de ondernemingen ook mogelijk is om voor de bezoldigingen die worden betaald of toegekend tot 31.12.2026 te opteren voor een vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid–bis', waarvan de wettelijke grondslag in een afzonderlijke paragraaf, meer concreet in artikel 2755, § 1/1, WIB 92, wordt opgenomen.

(4) DOC 55 3865/006, p. 61.

II. Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid'

A. Arrest 21/2024 van het Grondwettelijk Hof

A.1. Prejudiciële vragen

5. Over de interpretatie van de voorwaarde dat 'de ploegen hetzelfde werk qua omvang moeten doen' had het Hof van Cassatie in maart 2023 twee prejudiciële vragen gesteld (5). Deze twee vragen werden door het Grondwettelijk Hof samengevoegd bij beschikking van 26.04.2023.

(5) Ingeschreven onder de nummers 7973 en 7980 van de rol van het Grondwettelijk Hof.

6. Aan het Grondwettelijk Hof werd gevraagd of de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie schendt, doordat enkel ondernemingen waarin de ploegen hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang, aanspraak kunnen maken op de vrijstelling, terwijl ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren en de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen vergelijkbaar maar niet dezelfde is, uitgesloten worden van de vrijstelling.

A.2. Beslissing

7. Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest nr. 21/2024 van 08.02.2024 geoordeeld dat het niet ongrondwettig is dat de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid enkel geldt wanneer de ploegen zowel qua inhoud als qua omvang hetzelfde werk doen.

8. Volgens het hof is de voorwaarde dat de ploegen dezelfde omvang van werk moeten verrichten pertinent ten aanzien van de doelstellingen van de wetgever om, enerzijds, te voorkomen dat werkgevers louter omwille van het fiscale voordeel hun arbeidsorganisatie zouden ombuigen naar arbeid verricht in ploegen en, anderzijds, de kostprijs van de maatregel binnen bepaalde perken te houden. Gelet op de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever, is de voormelde maatregel niet discriminerend.

B. Draagwijdte arrest Grondwettelijk Hof

9. Zoals hierboven reeds vermeld, heeft het Grondwettelijk Hof een duidelijk arrest geveld waarin het de voorwaarde dat de opeenvolgende ploegen 'hetzelfde werk qua omvang' moeten doen strikt toepast.

10. De administratie volgt dit arrest.

11. Dit betekent concreet dat de ondernemingen enkel aanspraak kunnen maken op de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor de klassieke ploegenarbeid wanneer de opeenvolgende ploegen zowel qua inhoud als qua omvang hetzelfde werk doen, mits uiteraard naleving van alle andere voorwaarden.

12. De ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren en de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen vergelijkbaar maar niet dezelfde is, kunnen geen aanspraak maken op deze steunmaatregel.

13. Noch artikel 2755, § 1, WIB 92, noch het Grondwettelijk Hof verduidelijken evenwel aan de hand van welke criteria 'de omvang' van het werk verricht door een ploeg, moet worden geëvalueerd. Dit betreft een feitenkwestie waarbij rekening moet worden gehouden met de concrete aard van het door de ploegen geleverde werk.

14. De parlementaire stukken bij de voormelde wet van 12.05.2024 verduidelijken dat de omvang van het werk van de ploeg in beginsel wordt gemeten aan de hand van de output van het werk van de ploeg (6).

(6) DOC 55 3865/006, p. 61.

15. Omwille van praktische redenen kan de output van het werk in bepaalde gevallen moeilijk te meten of te verifiëren zijn. Een in de praktijk vaak gebruikt criterium om de omvang van het werk verricht door een ploeg te meten, is het aantal leden van de ploeg (bijv. werknemers, uitzendkrachten en jobstudenten tewerkgesteld door de werkgever). M.a.w., het aantal leden van een ploeg kan en zal richtinggevend zijn om uit te maken of die ploeg hetzelfde werk verricht qua omvang, als de daaropvolgende ploeg. De vroege ploeg moet dan (ongeveer) evenveel leden tellen als de late ploeg. Hierbij aanvaardt de administratie dat ploegen met dezelfde grootteorde qua aantal ploegleden, hetzelfde werk naar omvang verrichten voor de toepassing van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid'.

De administratie laat een verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen toe van maximaal 10 % berekend als volgt: het verschil tussen het aantal leden van de grootste ploeg en het aantal leden van de kleinste ploeg gedeeld door het aantal leden van de grootste ploeg. Binnen de grenzen van deze tolerantie, wordt de bij de werkgever vastgestelde afwijking op het aantal leden van de ploeg geacht het resultaat te vormen van gebeurtenissen die zich buiten de wil van de werkgever voordoen. Het is dus bijvoorbeeld mogelijk dat er nog steeds sprake is van hetzelfde werk qua omvang indien in een productieomgeving een vroege ploeg van 100 werknemers wordt opgevolgd door een late ploeg van 95 werknemers (7). Dit verschil in omvang van het werk van 10 % wordt dag per dag, en per ploegenstelsel afgetoetst. Wanneer voor iedere werkdag van de maand het verschil in omvang van het werk maximaal 10 % is, mag de werkgever voor die maand toepassing maken van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid'. Het staat de werkgever vrij om een hogere afwijking van het aantal leden van de ploeg ten opzichte van zijn intentie die het resultaat vormt van omstandigheden die zich buiten zijn wil voordoen toe te passen wanneer deze afwijking aangetoond kan worden door de werkgever (zie voorbeelden in bijlage 3).

(7) DOC 55 3865/006, p. 63.

16. Daarnaast kunnen ook andere feitelijke elementen dan het aantal leden binnen een ploeg, een invloed hebben op de omvang van het werk verricht door die ploeg en dus dienstig zijn bij de beoordeling van de voorwaarde 'hetzelfde werk qua omvang'. Indien bijvoorbeeld het aantal uren dat de vroege ploeg werkt, verschilt van het aantal uren dat de late ploeg werkt, moet dit ook in rekening worden gebracht (zie bijlage 4, voorbeeld 2).

Stel, de vroege ploeg werkt 10 uur per dag en telt 8 werknemers. Deze ploeg wordt opgevolgd door een late ploeg die 8 uur werkt per dag maar 10 werknemers telt. In dit voorbeeld kan er dus nog steeds sprake zijn van hetzelfde werk qua omvang.

17. Het kan daarbij niet de bedoeling zijn dat een te rigide interpretatie van bovenstaande criteria ertoe zou leiden dat ondernemingen die strikt noodzakelijke maatregelen nemen ter vrijwaring van hun ploegen- of volcontinusysteem, niet langer zouden voldoen aan de voorwaarde van 'hetzelfde werk qua omvang', voor zover die maatregelen geen impact hebben op de omvang van het werk.

Stel, een onderneming die, gelet op de aard van haar activiteiten, georganiseerd is volgens een volcontinu arbeidssysteem. In dergelijke context is het voor de samenstelling van de ploegen vaak noodzakelijk om te werken met een personeelscoëfficiënt – een verhoudingsgetal dat wordt gehanteerd om het aantal werknemers per ploeg structureel te bepalen. Deze coëfficiënt houdt rekening met voorzienbare (maar oncontroleerbare) fluctuaties in de effectieve aanwezigheid van personeel (zoals ziekte, klein verlet, verlof of verplichte deelname aan opleidingen bv. om de veiligheid te waarborgen), en laat toe een personeelsbuffer in te bouwen die essentieel is om de ploegbezetting te garanderen. Op die manier wordt de (vol)continuïteit van de bedrijfsvoering verzekerd, zonder afbreuk te doen aan de productieoutput. Indien er zich in de marge van de coëfficiënt fluctuaties voordoen in het aantal leden van een ploeg, zonder dat deze fluctuaties een merkbare invloed hebben op de output van het werk geleverd door die ploegen, kan er nog steeds sprake zijn van 'hetzelfde werk qua omvang'.

III. Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'

A. Wet van 12.05.2024 houdende diverse fiscale bepalingen

18. Het verschil tussen de 'klassieke ploegenarbeid' en de 'ploegenarbeid-bis' is dat in de 'bis-variant' het criterium dat de opeenvolgende ploegen hetzelfde werk moeten doen qua omvang uit de definitie van het begrip 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht', wordt gehaald. Deze voorwaarde wordt verwerkt in de berekening van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing. Hierdoor kan de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid ook toegepast worden in het geval de omvang van het werk niet gelijk is, maar wordt het bedrag van de vrijstelling wel verminderd naar mate het verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen groter wordt (8).

(8) DOC 55 3865/006, p. 61.

19. Om de vrijstelling van doorstorting voor ploegenarbeid te berekenen, zullen in de 'bis-variant' vier stappen moeten worden doorlopen:

1. In aanmerking te nemen bedrag aan bedrijfsvoorheffing

In de eerste stap wordt voor de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd het maximale bedrag van de vrijstelling berekend, zoals deze van toepassing zou zijn voor de 'klassieke ploegenarbeid', met name 22,8 % van het totaal van de in aanmerking komende belastbare bezoldigingen (9) van al de werknemers die ploegenarbeid verrichten en waarvoor de één derde-norm (10) voor die maand vervuld is. Dit bedrag moet desgevallend beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing (11).

2. Omvangverschil per dag

In de tweede stap wordt per werkdag dat er ploegenarbeid wordt verricht in die maand, enerzijds het verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen ten opzichte van de ploeg met de kleinste omvang van het werk vastgesteld, en anderzijds de totale omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen (12). Er wordt geen afwijkingstolerantie toegepast.

3. Correctiefactor

In de derde stap wordt de afwijking op de omvang van het werk die betrekking heeft op die maand, vastgesteld (hierna correctiefactor). Dit gebeurt door middel van een breuk met in de teller de som van het voor elke werkdag van die maand vastgestelde verschil in omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen en in de noemer de som van de voor elke werkdag van die maand vastgestelde totale omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen. De breuk wordt uitgedrukt als een percentage.

4. Van doorstorting vrijgesteld bedrag aan bedrijfsvoorheffing

In de vierde stap wordt het bedrag dat werd bekomen in de eerste stap, verminderd met het percentage dat in de derde stap werd bekomen. Alzo wordt het van doorstorting vrijgestelde bedrag bepaald.

(9) De in aanmerking komende belastbare bezoldigingen zijn de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, WIB 92 vastgestelde belastbare bezoldigingen met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen.

(10) De voorwaarde dat de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing enkel wordt toegekend voor zover het bezoldigingen betreft voor werknemers die, overeenkomstig de arbeidsregeling waarin zij tewerkgesteld zijn, over de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd, tenminste een derde van hun arbeidstijd in 'ploegenarbeid-bis' zijn tewerkgesteld, wordt de één derde-norm genoemd (artikel 2755, § 1/1, zesde lid, WIB 92).

(11) Artikel 952, § 3, enig lid, c), 7° van het KB/WIB 92, ingevoegd door artikel 1, e) van het koninklijk besluit van 20.12.2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92 (BS 31.12.2024, Numac: 2024011886).

(12) Schorsingen van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, ongeacht of de werkgever het loon doorbetaalt, mogen niet in rekening worden gebracht bij de beoordeling van de omvang van het werk. Om de omvang van het werk verricht door een ploeg te bepalen, wordt gekeken naar de werkelijkheid.

B. Praktische werkwijze

B.1. Voorafgaande stappen

1. Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

20. Binnen een onderneming kunnen er verschillende ploegenstelsels bestaan.

21. De onderneming zal iedere maand voor elk ploegenstelsel moeten beslissen of dit stelsel beantwoordt aan de definitie van 'klassieke ploegenarbeid', dan wel aan de definitie van 'ploegenarbeid-bis'. De toegepaste vrijstelling kan verschillen van maand tot maand, al zal dat in ondernemingen waar een regelmatige werkzaamheid plaatsvindt, het allicht niet zo frequent voorkomen dat wordt gewisseld tussen de 'klassieke' reeds bestaande regeling, en de 'bis-variant' (13).

Indien er binnen de onderneming twee ploegenstelsels zijn waarvan er één beantwoordt aan de definitie van 'klassieke ploegenarbeid' en het ander aan de definitie van 'ploegenarbeid-bis', dan kan de onderneming ervoor kiezen om ook op het ploegenstelsel dat beantwoordt aan de definitie van 'klassieke ploegenarbeid', de bis-variant toe te passen. Dit kan interessant zijn voor ondernemingen waar werknemers afwisselend tewerkgesteld zijn in de dagploeg en in beide ploegenstelsels. In bijlage aan deze circulaire gaat een uitgewerkt voorbeeld (zie bijlage 4, voorbeeld 3.2).

(13) DOC 55 3865/008, p. 33.

22. In het geval het werk georganiseerd is in een drieploegenstelsel (3 opeenvolgende ploegen: een vroege ploeg, een late ploeg en een nachtploeg) waarbij deze drie ploegen hetzelfde werk qua inhoud doen, maar de omvang van het werk verricht door deze drie ploegen asymmetrisch verdeeld is, moet de werkgever iedere maand de volgende keuze maken (mits naleving uiteraard van alle voorwaarden):

- Ofwel kiest de werkgever ervoor om de nachtploeg geen deel te laten uitmaken van het ploegenstelsel:

* de werkgever kan dan de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid (artikel 2755, § 2, WIB 92) toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers van de nachtploeg waarvoor de één derde-norm (rekening houdend met de tewerkstelling in de nachtploeg) vervuld is
* de werkgever kan de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis (artikel 2755, § 1/1, WIB 92) toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers van de vroege en late ploeg, waarvoor de één derde-norm (rekening houdend met de tewerkstelling in de vroege en late ploeg) vervuld is. De correctiefactor wordt berekend rekening houdend met de omvang van het werk verricht door de vroege en de late ploeg.

Opgelet! Omwille van het cumulverbod tussen de 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis' en 'de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid' mogen de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers waarvoor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid wordt gevraagd, niet in aanmerking worden genomen voor de 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis'.

- Ofwel kiest de werkgever ervoor om de nachtploeg wel deel te laten uitmaken van het drieploegenstelsel:

de werkgever kan dan de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis (artikel 2755, § 1/1, WIB 92) toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers die worden tewerkgesteld in de drie ploegen en waarvoor de één-derde norm (rekening houdend met de tewerkstelling in die drie ploegen) vervuld is. De correctiefactor wordt berekend rekening houdend met de omvang van het werk verricht door de drie ploegen.

23. De parlementaire stukken bij de voormelde wet van 12.05.2024 gaan dieper in op het begrip 'ploeg'. De parlementaire stukken verduidelijken dat om te bepalen of er sprake is van een ploeg er altijd moet worden gekeken naar de werkelijke situatie. Hierbij kan het een rol spelen welk specifiek arbeidsreglement of arbeidsregeling van toepassing is op de diverse werknemers of welk proces gehanteerd wordt om de individuele uurroosters vast te leggen. Hierbij wordt bekeken of de werknemers systematisch en structureel tot eenzelfde ploeg behoren of zij anderzijds, louter op papier, continu afwisselen tussen de zogenaamde verschillende ploegen (14).

Anderzijds mogen de werkelijke ploegen daarbij niet kunstmatig opgesplitst worden in verschillende kleinere groepen die elk apart, geïsoleerd beschouwd, voldoen aan de fiscale definitie. Dit wordt ook verduidelijkt in de parlementaire stukken bij de voormelde wet van 12.05.2024: de werknemers die samen als ploeg hetzelfde werk uitvoeren, mogen niet kunstmatig opgesplitst worden in kleinere ploegen, om zo de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid te maximaliseren. Het spreekt voor zich dat een kunstmatige opsplitsing van een ploeg van werknemers in kleinere groepen met het oog op een maximalisatie van de toepassing van de vrijstelling als fiscaal misbruik wordt aangemerkt (14).

Ten slotte lichten de parlementaire stukken bij de voormelde wet van 12.05.2024 toe dat er van ploegenarbeid slechts sprake kan zijn mits er een zekere mate van samenwerking is bij de uitvoering van hetzelfde werk (14). Er is een verschil tussen een groep van werknemers die als ploeg samen een werk verrichten, en een aantal werknemers die gelijktijdig elk een individueel werk verrichten. M.a.w. het loutere feit dat een aantal werknemers gelijktijdig in dezelfde afdeling aanwezig zijn, impliceert niet dat zij ook effectief een ploeg vormen die samen een bepaald werk uitvoeren.

(14) DOC 55 3865/006, p. 63-64.

2. Berekening van de één derde-norm voor iedere werknemer

24. Voor iedere werknemer moet dan de één-derde norm (zie voetnoot 9 hierboven) worden berekend. Deze wordt voor iedere vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing apart berekend (15). Voor de werknemer die in de loop van de maand zowel 'klassieke ploegenarbeid' als 'klassieke volcontinu arbeid' heeft verricht, wordt de 'één derde-norm' berekend rekening houdend met zowel de in ploegenarbeid als de in volcontinu arbeid gepresteerde arbeidsuren gedurende die maand (16). Hetzelfde geldt voor een werknemer die in de loop van de maand zowel 'ploegenarbeid-bis' als 'volcontinu arbeid-bis' heeft verricht.

Indien voor een bepaalde werknemer zowel voldaan is aan de één derde-norm voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid' als de één derde-norm voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis', dan moet de werkgever een keuze maken uit één van deze vrijstellingen (zie bijlage 4, voorbeeld 3.2., mogelijkheid 1, werknemer H). Een bezoldiging van een werknemer voor een bepaalde maand kan slechts voor één vrijstellingsregeling van artikel 2755, WIB 92 in aanmerking worden genomen.

(15) Voor de bezoldigingen die werden betaald of toegekend vóór 01.04.2022 mochten voor de berekening van de één derde-norm de uren gepresteerd in klassieke ploegenarbeid worden opgeteld met de uren gepresteerd in nachtarbeid. Het betrof één enkele vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegen- of nachtarbeid. Voor de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 01.04.2022 is deze vrijstelling opgesplitst in twee aparte vrijstellingen, met name de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor klassieke ploegenarbeid en de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid, en wordt de één derde-norm voor iedere vrijstelling apart berekend.
Opgelet! Voor de berekening van de één derde-norm voor de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis mag geen rekening worden gehouden met de uren gepresteerd in klassieke ploegenarbeid noch met de uren gepresteerd in nachtarbeid, en dit ongeacht de periode waarop de bezoldigingen betrekking hebben.

(16) Zie Circulaire 2021/C/99 over de berekening van de 'één derde-norm', FAQ 8 'Hoe wordt de 'één derde-norm' berekend indien een werknemer volcontinu arbeid heeft verricht?

B.2. Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

1. Ploegenstelsels die onder de 'klassieke ploegenarbeid' vallen

25. Het van doorstorting vrijgestelde bedrag is gelijk aan het laagste van de volgende twee bedragen:

- 22,8 % van het totaal van de in aanmerking komende belastbare bezoldigingen van al de werknemers die 'klassieke ploegenarbeid' verrichten en waarvoor de één derde-norm vervuld is

- de bedrijfsvoorheffing die werd ingehouden op de in het vorige streepje bedoelde bezoldigingen, in de mate dat deze zonder de toepassing van de in artikel 2755, § 1, WIB 92 bedoelde vrijstelling, daadwerkelijk aan de Schatkist zou zijn doorgestort (17).

(17) Artikel 952, KB/WIB 92.

2. Ploegenstelsels die onder de 'ploegenarbeid-bis' vallen

26. Het van doorstorting vrijgestelde bedrag wordt berekend volgens het stappenplan berekend in punt 19.

Er wordt daarbij één globale correctiefactor berekend (18), zoals uitgelegd in de vorige afdeling, en dit over alle ploegenstelsels die onder de 'bis-variant' vallen heen (inclusief de 'volcontinu ploegenstelsels-bis') (zie bijlage 5, voorbeeld 3).

(18) Artikel 2755, § 1/1, vierde lid, WIB 92 en verslag aan de koning bij het koninklijk besluit van 20.12.2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92, p. 144118.

27. Het is niet de bedoeling dat de keuze tussen de vigerende vrijstelling en de 'bis-variant' moet worden uitgedrukt via de vermelding van een afzonderlijke code in de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing. De keuze voor de ene dan wel voor de andere variant zal dus in de aangifte enkel tot uiting komen via een hoger of lager bedrag aan vrijgestelde bedrijfsvoorheffing die in die aangifte wordt vermeld (19).

(19) DOC 55 3865/006, p. 63 en verslag aan de koning bij het koninklijk besluit van 20.12.2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92, p. 144118.

28. Overeenkomstig artikel 312, WIB 92 bepaalt de koning de wijze waarop de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing de aangifte moet doen.

De aangifteplicht die geldt in het kader van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing wordt actueel nog geregeld in art. 952, KB/WIB 92. De aangifteplicht in het kader van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing dient dus te gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de voormelde uitvoeringsbepaling.

C. Voorbeelden

Zie bijlage 4

D. Inwerkingtreding

29. De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' is van toepassing op de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 01.01.2021. Deze vrijstelling heeft slechts een beperkte levensduur; zij is enkel van toepassing op bezoldigingen die tot 31.12.2026 worden betaald of toegekend.

IV. Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'

A. Wet van 12.05.2024 houdende diverse fiscale bepalingen

30. De voormelde wet van 12.05.2024 voert eenzelfde wijziging in voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem.

31. Het verschil tussen het 'klassieke volcontinu arbeidssysteem' (artikel 2755, § 3, WIB 92) en de 'bis-variant' (het nieuwe artikel 2755, § 3/1, WIB 92) is dat in de 'bis-variant' het criterium dat de opeenvolgende ploegen hetzelfde werk moeten doen qua omvang uit de definitie van het begrip 'onderneming die werkt in een volcontinu arbeidssysteem', wordt gehaald. Deze voorwaarde wordt verwerkt in de berekening van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing. Hierdoor kan de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem ook toegepast worden in het geval de omvang van het werk niet gelijk is, maar wordt het bedrag van de vrijstelling wel verminderd naar mate het verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen groter wordt.

32. Voor de berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag van de bedrijfsvoorheffing verwijzen we naar hoofdstuk III. Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis.

Opgelet! De verhoogde vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor een volcontinu arbeidssysteem-bis mag echter enkel toegepast worden voor de bedrijfsvoorheffing die verband houdt met de prestaties van ploegen die effectief voldoen aan de voorwaarden inzake een volcontinu arbeidssysteem-bis (20).

(20) Zie FAQ ploegen- en nachtarbeid – Volcontinu arbeidssysteem.

B. Voorbeelden

Zie bijlage 5

C. Inwerkingtreding

33. De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis' is van toepassing op de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 01.01.2021. Deze vrijstelling heeft slechts een beperkte levensduur; zij is enkel van toepassing op bezoldigingen die tot 31.12.2026 worden betaald of toegekend.

Bijlage 1 – Artikelen 2755, § 1/1, WIB 92 en 2755, § 3/1, WIB 92

Artikel 2755, § 1/1, WIB 92

"§ 1/1. De ondernemingen waarin ploegenarbeid wordt verricht, die een ploegenpremie betalen of toekennen en die krachtens artikel 270, eerste lid, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing op die premie, worden ervan vrijgesteld het in het vierde lid bedoelde bedrag aan bedrijfsvoorheffing in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen en premies wordt ingehouden.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ondernemingen waar ploegenarbeid wordt verricht, de ondernemingen begrepen waar het werk wordt verricht in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers, die qua inhoud hetzelfde werk doen, en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen, zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak en waarbij alle werknemers die ploegenarbeid verrichten een ploegenpremie ontvangen:

a) hetzij door werknemers van categorie 1 bedoeld in artikel 330 van de programmawet (I) van 24 december 2002;

b) hetzij door statutaire werknemers bij de volgende autonome overheidsbedrijven: de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost;

c) hetzij door werknemers bij de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail met uitzondering van de door haar ter beschikking gestelde werknemers aan de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel in het kader van hun activiteiten van openbare dienstverlening.

Voor de toepassing van het tweede lid wordt een onderbreking tussen de opeenvolgende ploegen die 15 minuten of minder bedraagt, niet in aanmerking genomen.

Het bedrag aan bedrijfsvoorheffing dat in toepassing van deze paragraaf wordt vrijgesteld, wordt als volgt bepaald:

1) er wordt voor de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd, een bedrag vastgesteld van 22,8 pct. van het totaal van de belastbare bezoldigingen waarin de in het eerste lid bedoelde ploegenpremies zijn begrepen van al de werknemers op wie deze paragraaf van toepassing is samen;

2) vervolgens wordt voor elke werkdag dat er ploegenarbeid wordt verricht in die maand, enerzijds het verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen ten opzichte van de ploeg met de kleinste omvang van het werk vastgesteld, en anderzijds de totale omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen;

3) vervolgens wordt de afwijking op de omvang van het werk die betrekking heeft op die maand vastgesteld door middel van een breuk en uitgedrukt als een percentage, met in de teller de som van het voor elke werkdag van die maand vastgestelde verschil in omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen en in de noemer de som van de voor elke werkdag van die maand vastgestelde totale omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen;

4) tot slot wordt het bedrag aan bedrijfsvoorheffing dat in toepassing van deze paragraaf wordt vrijgesteld bekomen door het in 1) vastgestelde bedrag verhoudingsgewijs te verminderen a rato van het in 3) vastgestelde percentage van de afwijking van de omvang van het werk.

De in het vierde lid bedoelde belastbare bezoldigingen, ploegenpremies inbegrepen, zijn de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, vastgestelde belastbare bezoldigingen van de werknemers met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen.

De in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt enkel toegekend voor zover het bezoldigingen betreft voor werknemers die, overeenkomstig de arbeidsregeling waarin zij tewerkgesteld zijn, over de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd, tenminste een derde van hun arbeidstijd in ploegenarbeid zijn tewerkgesteld. Perioden van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst zonder loon, worden niet in aanmerking genomen. Voor de toepassing van deze norm omvat:

- de teller: het aantal effectief in ploegenarbeid gepresteerde arbeidsuren waarvoor de werknemer eveneens een ploegenpremie heeft verkregen evenals de uren waarvoor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst en waarvoor het loon door de werkgever werd doorbetaald, indien kan worden aangetoond dat de betrokken werknemer, overeenkomstig zijn arbeidsregeling, zou tewerkgesteld zijn in ploegenarbeid en hiervoor eveneens een ploegenpremie zou hebben verkregen;

- de noemer: het totaal aantal effectief gepresteerde arbeidsuren evenals het totale aantal uren waarvoor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst maar waarvoor het loon wordt doorbetaald.

De in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting kan niet worden verleend indien een in paragraaf 1, 2, 3, 4 of 5 bedoelde vrijstelling op dezelfde bezoldiging wordt toegepast.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder ploegenpremie, de premie verstaan zoals bedoeld in paragraaf 1, zevende lid.

De ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van de in deze paragraaf bedoelde ondernemingen die deze uitzendkrachten tewerkstellen in een systeem van ploegenarbeid in de functie van een werknemer van categorie 1, worden, wat de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van die uitzendkrachten waarin ploegenpremies zijn begrepen, betreft, gelijkgesteld met die ondernemingen, voor zover aan de voorwaarden van paragraaf 1, achtste lid is voldaan.

Om de in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing te verkrijgen, moet de werkgever, ter gelegenheid van zijn aangifte in de bedrijfsvoorheffing, het bewijs leveren dat de werknemers voor wie de vrijstelling wordt gevraagd ploegenarbeid hebben verricht en voor deze prestaties ploegenpremies hebben verkregen tijdens de periode waarop die aangifte in de bedrijfsvoorheffing betrekking heeft. De koning bepaalt de nadere modaliteiten voor het leveren van dit bewijs.

Deze paragraaf is enkel van toepassing op bezoldigingen die tot 31 december 2026 worden betaald of toegekend. ".

Artikel 2755, § 3/1, WIB 92

§ 3/1. Het in § 1/1, vierde lid, 1), bedoelde bedrag wordt verhoogd met 2,2 procentpunten van het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de werknemers op wie deze paragraaf van toepassing is samen, voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem.

Onder ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem wordt verstaan, de ondernemingen waar het werk wordt verricht door de werknemers van categorie 1 bedoeld in artikel 330 van de programmawet (I) van 24 december 2002, in minstens vier ploegen van minstens 2 werknemers, die qua inhoud hetzelfde werk doen, die een continue bezetting tijdens de gehele week en het weekend garanderen, en die elkaar opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen en, zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak en waarbij alle werknemers die ploegenarbeid verrichten in een volcontinu arbeidssysteem een ploegenpremie ontvangen. De bedrijfstijd in dergelijke ondernemingen, zijnde de tijd dat het bedrijf functioneert, bedraagt minstens 160 uur op weekbasis.

Voor de toepassing van het tweede lid wordt een onderbreking tussen de opeenvolgende ploegen die 15 minuten of minder bedraagt, niet in aanmerking genomen.

Deze paragraaf is enkel van toepassing op bezoldigingen die tot 31 december 2026 worden betaald of toegekend.

Bijlage 2 – Artikel 955, KB/WIB 92 – Relevante bepalingen

§ 1. De in het derde lid vermelde schuldenaars van bedrijfsvoorheffing moeten voor de periode waarin zij bezoldigingen hebben toegekend waarvoor zij een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moeten storten, twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen volgens het in §§ 2 en 3 vermelde onderscheid.

De in het eerste lid bedoelde schuldenaars zijn:

a) de in artikel 2755, § 1 of § 1/1, van hetzelfde Wetboek, beoogde ondernemingen waarin ploegenarbeid wordt verricht;

c) de in artikel 2755, § 3 of § 3/1, van hetzelfde Wetboek, beoogde ondernemingen waarin ploegenarbeid wordt verricht in een volcontinu arbeidssysteem;

§ 2. De eerste aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft betrekking op de aan al de werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen en moet de volgende specifieke vermeldingen bevatten:

a) in het vak 'belastbare inkomsten': de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen;

b) in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing': de ingehouden bedrijfsvoorheffing.

§ 3. De tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft uitsluitend betrekking op de bezoldigingen van werknemers waarvoor een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moet worden gestort en moet, afhankelijk van de schuldenaars, de volgende specifieke vermeldingen bevatten:

a) in het vak 'aard der inkomsten': de code die is opgenomen in bijlage IIIbis;

b) in het vak 'belastbare inkomsten':

3° voor de in § 1, derde lid, 3° tot 6° en 10°, bedoelde schuldenaars: de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen;

c) in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing':

7° voor de in § 1, derde lid, 5°, a), bedoelde schuldenaars: een negatief bedrag gelijk aan het laagste van de volgende twee bedragen dat in voorkomend geval vervolgens wordt verminderd overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek:

- 22,8 pct. van de van de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, van hetzelfde Wetboek, vastgestelde belastbare bezoldigingen van de in artikel 2755, § 1, van hetzelfde Wetboek, bedoelde werknemers met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen;

- de bedrijfsvoorheffing die werd ingehouden op de in het vorige streepje bedoelde bezoldigingen, in de mate dat deze zonder de toepassing van de in artikel 2755, § 1, van hetzelfde Wetboek bedoelde vrijstelling, daadwerkelijk aan de Schatkist zou zijn doorgestort;

7°/2 voor de in § 1, derde lid, 5°, c), bedoelde schuldenaars: een negatief bedrag gelijk aan het laagste van de volgende twee bedragen dat in voorkomend geval vervolgens wordt verminderd overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek:

- 25 pct. van de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, van hetzelfde Wetboek vastgestelde belastbare bezoldigingen van de in artikel 2755, § 3, van hetzelfde Wetboek, bedoelde werknemers met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen;

- de bedrijfsvoorheffing die werd ingehouden op de in het vorige streepje bedoelde bezoldigingen, in de mate dat deze zonder de toepassing van de in artikel 2755, § 3, van hetzelfde Wetboek bedoelde vrijstelling, daadwerkelijk aan de Schatkist zou zijn doorgestort;

§ 4. Ter staving van hun aangiften in de bedrijfsvoorheffing moeten de in § 1 vermelde schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing de modaliteiten naleven die zijn opgenomen in bijlage IIIter .

§ 5. …'.

Bijlage 3 – Voorbeelden administratieve tolerantie

Voorbeeld 1 – Berekening & geen omstandigheden buiten de wil van de werkgever

In afdeling A en B van de onderneming L (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in opeenvolgende ploegen gewerkt:

- Afdeling A kent een tweeploegenstelsel: op maandag 02.06.2025 telt de vroege ploeg 21 werknemers en 1 uitzendkracht en de late ploeg telt 20 werknemers. Het verschil in omvang van het werk is voor deze dag 9,09 % (= (22 – 20) / 22), dus minder dan 10 %.
Wanneer ook voor alle andere werkdagen van de maand het verschil in omvang van het werk maximaal 10 % is en mits naleving van alle andere voorwaarden, kan de werkgever de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid' toepassen op de bezoldigingen van de werknemers tewerkgesteld in afdeling A voor wie de één derde-norm vervuld is.

- Afdeling B kent een drieploegenstelsel: op maandag 02.06.2025 telt de vroege ploeg 49 werknemers en 1 uitzendkracht, de late ploeg telt 42 werknemers en 3 uitzendkrachten en de nachtploeg telt 40 werknemers. Het verschil in omvang van het werk is voor deze dag 20 % (= (50 – 40) / 50), dus groter dan 10 %.
De werkgever toont niet aan dat de hogere afwijking het gevolg is van omstandigheden die zich buiten zijn wil voordoen.
Bijgevolg, mits naleving van alle andere voorwaarden, kan de werkgever deze maand de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' toepassen op de bezoldigingen van de werknemers tewerkgesteld in afdeling B voor wie de één derde-norm vervuld is.

Voorbeeld 2 Berekening & omstandigheden buiten de wil van de werkgever

In onderneming G (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt. De werkgever heeft een arbeidsregeling waarbij de vroege ploeg bestaande uit 11 werknemers steeds wordt opgevolgd door een late ploeg bestaande uit 10 werknemers.

Volgens de voorziene planning bedraagt het verschil in omvang van het werk bijgevolg op alle dagen 9,09 % (= (11-10) / 11), dus minder dan 10 %.

Echter, op donderdag 22.05.2025 heeft één van de werknemers die tewerkgesteld is in de late ploeg een ongeluk op weg naar het werk, waardoor hij op 22.05.2025 en 23.05.2025 niet kan werken.
Bijgevolg wordt op deze 2 werkdagen de vroege ploeg van 11 werknemers opgevolgd door een late ploeg van 9 werknemers.

Op 22.05.2025 en 23.05.2025 bedraagt het verschil in omvang van het werk bijgevolg 18,18 % (= (11-9) / 11), dus meer dan 10 %.

De werkgever toont aan dat deze hogere afwijking het resultaat vormt van omstandigheden die zich buiten zijn wil voordeden.

Bijgevolg kan onderneming G voor de maand mei 2025 nog steeds de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor klassieke ploegenarbeid toepassen, uiteraard mits naleving van alle andere voorwaarden.

Bijlage 4 – Voorbeelden 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis'

Voorbeeld 1 – Tweeploegenstelsel

In onderneming A (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de twee opeenvolgende ploegen.

De twee ploegen werken elk 8 uur per dag.

Onderneming A meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.

Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

Onderneming A voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden. De steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis' kan enkel toegepast worden voor zover het bezoldigingen betreft van werknemers, die overeenkomstig de arbeidsregeling waarin zij tewerkgesteld zijn, over de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd, tenminste een derde van hun arbeidstijd in ploegenarbeid zijn tewerkgesteld.

Het voorgaande wordt geïllustreerd voor de werknemers X, Y en Z van onderneming A.

Werknemer X van onderneming A werkt voltijds in het ploegenstelsel. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer X in aanmerking voor de steunmaatregel.

Werknemer Y van onderneming A heeft drie weken in het ploegenstelsel gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer Y in aanmerking voor de steunmaatregel.

Werknemer Z van onderneming A heeft slechts één week in het ploegenstelsel gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt slechts 25 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer Z niet in aanmerking voor de steunmaatregel.

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming A in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-4.995,96'.

Voorbeeld 2 – Drieploegenstelsel

In onderneming B (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in drie opeenvolgende ploegen gewerkt. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de drie opeenvolgende ploegen.

De drie ploegen werken elk 8 uur per dag.

Onderneming B meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.

Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.

Onderneming B heeft twee mogelijkheden en moet hieruit een keuze maken voor de maand Q.

Mogelijkheid 1: de nachtploeg maakt geen deel uit van het ploegenstelsel

Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

Onderneming B voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel (vroege en late ploeg) werkt, moet de één derde-norm berekend worden (rekening houdend met de tewerkstelling in vroege en late ploeg).

Het voorgaande wordt geïllustreerd voor de werknemers K, L, M en N van onderneming B.

Werknemer K van onderneming B werkt afwisselend in de vroege en late ploeg. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer K in aanmerking voor de steunmaatregel.

Werknemer L van onderneming B heeft drie weken in de vroege ploeg gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer L in aanmerking voor de steunmaatregel.

Werknemer M van onderneming B heeft één week in de vroege ploeg gewerkt en één week in de nachtploeg. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt slechts 25 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer M niet in aanmerking voor de steunmaatregel.

Werknemer N van onderneming B heeft twee weken in de vroege ploeg en twee weken in de nachtploeg gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer is 50 % en dit zowel voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis' als voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid'. De werkgever moet dus een keuze maken; hij kiest ervoor om op de bezoldigingen van werknemer N de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid' toe te passen (zie hierna).

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming B in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-45.892,52'.

Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid

Voorafgaande stappen

1).Kwalificatie van 'onderneming waarin nachtarbeid wordt verricht'

Onderneming B voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waar nachtarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 2, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in de nachtploeg werkt, moet de één derde-norm berekend worden (rekening houdend met de tewerkstelling in de nachtploeg).

Het voorgaande wordt geïllustreerd voor de werknemers M, N en O van onderneming B.

Werknemer M van onderneming B heeft één week in de vroege ploeg gewerkt en één week in de nachtploeg. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt slechts 25 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer M niet in aanmerking voor de steunmaatregel.

Werknemer N van onderneming B heeft twee weken in de vroege ploeg en twee weken in de nachtploeg gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer is 50 % en dit zowel voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis' als voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid'. De werkgever moet dus een keuze maken; hij kiest ervoor om op de bezoldigingen van werknemer N de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid' toe te passen.

Werknemer O van onderneming B heeft drie weken in de nachtploeg gewerkt. De vierde week heeft hij in de vroege ploeg gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer O in aanmerking voor de steunmaatregel.

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 75 vermeldt onderneming B in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-17.050,00'.

Mogelijkheid 2: de nachtploeg maakt deel uit van het ploegenstelsel

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

Onderneming B voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel (vroege, late en nachtploeg) werkt, moet de één derde-norm berekend worden (rekening houdend met de tewerkstelling in de vroege, late en nachtploeg).

Het voorgaande wordt geïllustreerd voor de werknemers K, L, M, N en O van onderneming B.

Werknemer K van onderneming B werkt afwisselend in de vroege en late ploeg. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer K in aanmerking voor de steunmaatregel.

Werknemer L van onderneming B heeft drie weken in de vroege ploeg gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer L in aanmerking voor de steunmaatregel.

Werknemer M van onderneming B heeft één week in de vroege ploeg gewerkt en één week in de nachtploeg. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt 50 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer M in aanmerking voor de steunmaatregel.

Werknemer N van onderneming B heeft twee weken in de vroege ploeg en twee weken in de nachtploeg gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer is 100 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer N in aanmerking voor de steunmaatregel.

Werknemer O van onderneming B heeft drie weken in de nachtploeg gewerkt. De vierde week heeft hij in de vroege ploeg gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer O in aanmerking voor de steunmaatregel.

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming B in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-55.287,04'.

Opmerkingen

Variante 1

Bij de werkgever zijn er 3 opeenvolgende ploegen: een vroege ploeg, een late ploeg en een nachtploeg. Deze drie ploegen doen hetzelfde werk qua inhoud, maar de omvang van het werk verricht door deze drie ploegen is asymmetrisch verdeeld.

De werkgever betaalt volgende premies:

De werkgever kan in voorliggende situatie de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid (artikel 2755, § 2, WIB 92) niet toepassen omdat niet voldaan is aan de minimale substantie voorwaarde voor de nachtpremie (21).

(21) Artikel 2755, § 2, 6de lid, WIB 92 stelt:
'Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder nachtpremie, een premie begrepen die wordt toegekend naar aanleiding van de nachtarbeid en die de bezoldiging die aan de werknemer wordt toegekend voor een in nachtarbeid gepresteerd uur ten minste 12 pct. doet toenemen. Een premie die vanaf 1 april 2024 wordt betaald of toegekend, kan bovendien voor de toepassing van deze paragraaf enkel als nachtpremie worden aangemerkt indien deze bij cao, in het arbeidsreglement of in een arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer is vastgelegd.'.

Uit het voorgaande volgt dat de werkgever – in de veronderstelling dat alle andere voorwaarden worden nageleefd – enkel aanspraak kan maken op de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis (artikel 2755, § 1/1, WIB 92) en dit voor de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers die worden tewerkgesteld in de drie ploegen, waarvoor de één-derde norm vervuld is (rekening houdend met de tewerkstelling in die drie ploegen). De correctiefactor wordt berekend rekening houdend met de omvang van het werk verricht door de drie ploegen.

In dit geval kan de werkgever de nachtploeg niet afzonderen omdat deze inhoudelijk hetzelfde werk doet als de vroege en late ploeg, en de nachtploeg zelf niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 2755, § 2, WIB 92.

Variante 2

Bij de werkgever zijn er 3 opeenvolgende ploegen: een vroege ploeg, een late ploeg en een nachtploeg. Deze drie ploegen doen hetzelfde werk qua inhoud, maar de omvang van het werk verricht door deze drie ploegen is asymmetrisch verdeeld:

1) Begrip 'Onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

In voorliggend voorbeeld voldoet de werkgever niet aan de fiscale definitie van een 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht' omdat de niet-overlappingsvoorwaarde niet wordt nageleefd; de overlapping tussen de vroege en de late ploeg bedraagt meer dan één vierde van hun dagtaak. De werkgever kan niét de vroege ploeg buiten beschouwing laten om dan te besluiten dat de late ploeg en de nachtploeg voldoen aan de voorwaarden van een 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'.

De werkgever kan dus enkel de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid (artikel 2755, § 2, WIB 92) toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers van de nachtploeg waarvoor de één derde-norm vervuld is (rekening houdend met de tewerkstelling in de nachtploeg), uiteraard mits naleving van alle voorwaarden.

2) Begrippen 'Ploegenpremie' en 'Onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

De werknemers tewerkgesteld in de vroege ploeg krijgen geen ploegenpremie.

Dit heeft een aantal gevolgen:

- De toegekende premie kan op fiscaal vlak niet beschouwd worden als een ploegenpremie.

Artikel 2755, § 1, zevende lid, WIB 92 stelt:

'Voor de toepassing van deze paragraaf en paragraaf 3 wordt onder ploegenpremie, een premie verstaan die wordt toegekend naar aanleiding van de uitoefening van ploegenarbeid of nachtarbeid en die de bezoldiging die aan de werknemer wordt toegekend voor een in ploegen- of nachtarbeid gepresteerd uur ten minste 2 pct. doet toenemen. Een premie die vanaf 1 april 2024 wordt betaald of toegekend, kan bovendien voor de toepassing van deze paragraaf enkel als ploegenpremie worden aangemerkt indien deze bij cao, in het arbeidsreglement of in een arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer is vastgelegd.'.

De memorie van toelichting bij de wet van 28.03.2022 houdende verlaging van lasten op arbeid (DOC 55 2522/001, pag. 13) stelt:

'Wanneer een werkgever de ploegenpremies differentieert, zal bij de beoordeling ervan deze premies in hun geheel moeten worden benaderd om na te gaan of ze in hun geheel fiscaal kunnen worden aangemerkt als een gedifferentieerde ploegenpremie. Het spreekt voor zich dat dit enkel mogelijk is indien elk van deze premies voldoet aan de minimale substantievoorwaarden en tegelijk alle gevallen dekt waarbij in ploegen wordt gewerkt.'.

- De onderneming voldoet niet aan de fiscale definitie van een 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht' omdat niet alle werknemers die ploegenarbeid verrichten een ploegenpremie krijgen.

Artikel 2755, § 1, 2de lid, WIB 92 stelt:

'Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ondernemingen waar ploegenarbeid wordt verricht, de ondernemingen begrepen waar het werk wordt verricht in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers, die hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen, zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak en waarbij alle werknemers die ploegenarbeid verrichten een ploegenpremie ontvangen:… '.

De memorie van toelichting bij de wet van 28.03.2022 houdende verlaging van lasten op arbeid (DOC 55 2522/001, pag. 12) stelt:

'Hoewel de mogelijkheid wordt voorzien om de ploegenpremie op te nemen in de arbeidsovereenkomst, is het niet de bedoeling dat dit leidt tot situaties waarbij sommige werknemers die ploegenarbeid verrichten een ploegenpremie krijgen en andere werknemers die eveneens ploegenarbeid verrichten niet. Om dit te vermijden voorziet dit ontwerp dan ook dat een onderneming enkel wordt aangemerkt als een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht indien alle werknemers van die onderneming die ploegenarbeid verrichten de ploegenpremie ontvangen. Hiermee wordt vermeden dat de keuze van een werkgever om de ploegenpremie in het arbeidsreglement dan wel in de individuele arbeidsovereenkomsten vast te leggen, verschillende gevolgen kan genereren.'

De werkgever kan dus enkel de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid (artikel 2755, § 2, WIB 92) toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers van de nachtploeg waarvoor de één derde-norm vervuld is (rekening houdend met de tewerkstelling in de nachtploeg), uiteraard mits naleving van alle voorwaarden.

Voorbeeld 3 – Meerdere tweeploegenstelsels

Voorbeeld 3.1. (22)

(22) Zie ook verslag aan de koning bij het koninklijk besluit van 20.12.2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92, voorbeeld 1, pag. 144119.

In afdeling A en B van onderneming C (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt. Afdeling A van onderneming C is gevestigd te Luik en afdeling B van onderneming C is gevestigd te Gent.

Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de twee opeenvolgende ploegen.

De ploegen van zowel afdeling A als afdeling B werken elk 8 uur per dag.

Onderneming C meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.

Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

Afdeling A en B van onderneming C voldoen aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.

Het voorgaande wordt geïllustreerd voor werknemers X, Y en Z van onderneming C.

Werknemer X van onderneming C heeft één week in afdeling A en één week in afdeling B gewerkt. De overige 2 weken heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 50 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer X in aanmerking voor de steunmaatregel.

Werknemer Y van onderneming C heeft drie weken in het ploegenstelsel van afdeling B gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer Y in aanmerking voor de steunmaatregel.

Werknemer Z van onderneming C heeft één week in het ploegenstelsel van afdeling A gewerkt. De overige 3 weken heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt slechts 25 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer Z niet in aanmerking voor de steunmaatregel.

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder de werknemers X en Y)

35.000,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

6.200,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8% x 35.000,00

Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing.

7.980,00

6.200,00

Maand Q

Vroege ploeg

Late ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Week 1

maandag

10

8

2

18

dinsdag

11

7

4

18

woensdag

11

8

3

19

donderdag

11

7

4

18

vrijdag

10

5

5

15

Totaal

18

88

Week 2

maandag

9

5

4

14

dinsdag

9

6

3

15

woensdag

9

5

4

14

donderdag

10

4

6

14

vrijdag

10

11

1

21

Totaal

18

78

Week 3

maandag

10

7

3

17

dinsdag

10

7

3

17

woensdag

10

6

4

16

donderdag

10

7

3

17

vrijdag

10

5

5

15

Totaal

18

82

Week 4

maandag

10

12

2

22

dinsdag

10

12

2

22

woensdag

11

9

2

20

donderdag

11

9

2

20

vrijdag

9

4

5

13

Totaal

13

97

Totaal maand Q

67

345

Maand Q

Correctiefactor

= 67 / 345

19,42 %

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 35.000,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing

6.200,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 6.200,00 x (100 % - 19,42 %)

4.995,96

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder werknemers K en L)

215.000,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

50.150,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 215.000,00

49.020,00

Maand Q

Vroege ploeg

Late ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Week 1

maandag

60

55

5

115

dinsdag

60

50

10

110

woensdag

55

55

0

110

donderdag

55

55

0

110

vrijdag

50

40

10

90

Totaal

280

255

25

535

Week 2

maandag

55

55

0

110

dinsdag

60

50

10

110

woensdag

40

40

0

80

donderdag

60

60

0

120

vrijdag

50

60

10

110

Totaal

265

265

20

530

Week 3

maandag

50

55

5

105

dinsdag

60

60

0

120

woensdag

55

35

20

90

donderdag

60

45

15

105

vrijdag

50

60

10

110

Totaal

275

255

50

530

Week 4

maandag

50

55

5

105

dinsdag

55

50

5

105

woensdag

60

55

5

115

donderdag

50

45

5

95

vrijdag

40

60

20

100

Totaal

255

265

40

520

Totaal maand Q

135

2115

Maand Q

Correctiefactor

= 135 / 2.115

6,38 %

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 215.000,00

49.020,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 49.020,00 x (100 % - 6,38 %)

45.892,52

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het stelsel van nachtarbeid werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder werknemers N en O)

80.200,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

17.050,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 80.200,00

Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing.

18.285,60

17.050,00

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder werknemers K, L, M, N en O)

315.000,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

72.150,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 315.000,00

71.820,00

Maand Q

Vroege ploeg

Late ploeg

Nachtploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Week 1

maandag

60

55

40

35

155

dinsdag

60

50

40

30

150

woensdag

55

55

35

40

145

donderdag

55

55

40

30

150

vrijdag

50

40

35

20

125

Totaal

155

725

Week 2

maandag

55

55

40

30

150

dinsdag

60

50

40

30

150

woensdag

40

40

40

0

120

donderdag

60

60

30

60

150

vrijdag

50

60

35

40

145

Totaal

160

715

Week 3

maandag

50

55

40

25

145

dinsdag

60

60

40

40

160

woensdag

55

35

35

20

125

donderdag

60

45

40

25

145

vrijdag

50

60

35

40

145

Totaal

150

720

Week 4

maandag

50

55

40

25

145

dinsdag

55

50

20

65

125

woensdag

60

55

40

35

155

donderdag

50

45

35

25

130

vrijdag

40

60

30

40

130

Totaal

190

685

Totaal maand Q

655

2845

Maand Q

Correctiefactor

= 655 / 2.845

23,02 %

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 315.000,00

71.820,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 71.820,00 x (100 % - 23,02 %)

55.287,04

Ploegenstelsel

Ploegenpremie (% in functie van het bruto-uurloon)

Vroege ploeg (6u tot 14u)

3 %

Late ploeg (14u tot 22u)

3 %

Nachtploeg (22u tot 6u)

10 %

Ploegenstelsel

Ploegenpremie (% in functie van het bruto-uurloon)

Vroege ploeg (6u tot 16u)

3 %

Late ploeg (12u tot 22u)

3 %

Nachtploeg (22u tot 6u)

12 %

Ploegenstelsel

Ploegenpremie (% in functie van het bruto-uurloon)

Vroege ploeg (6u tot 14u)

Geen

Late ploeg (14u tot 22u)

5 %

Nachtploeg (22u tot 6u)

12 %

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder de werknemers X en Y)

308.000,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

58.520,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 308.000,00

Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing.

70.224,00

58.520,00

Maand Q

Afdeling A van onderneming C

Afdeling B van onderneming C

Onderneming C

Vroege ploeg

Late ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Vroege ploeg

Late ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Verschil in omvang

Totale omvang

Week 1

maandag

50

41

9

91

30

21

9

51

18

142

dinsdag

51

40

11

91

30

21

9

51

20

142

woensdag

51

40

11

91

30

21

9

51

20

142

donderdag

51

42

9

93

31

20

11

51

20

144

vrijdag

50

39

11

89

31

20

11

51

22

140

Totaal

51

455

49

255

100

710

Week 2

maandag

50

41

9

91

31

19

12

50

21

141

dinsdag

50

40

10

90

31

19

12

50

22

140

woensdag

51

42

9

93

31

19

12

50

21

143

donderdag

51

42

9

93

31

20

11

51

20

144

vrijdag

50

39

11

89

31

20

11

51

22

140

Totaal

48

456

58

252

106

708

Week 3

maandag

51

41

10

92

31

19

12

50

22

142

dinsdag

51

40

11

91

31

19

12

50

23

141

woensdag

51

40

11

91

31

19

12

50

23

141

donderdag

51

42

9

93

31

20

11

51

20

144

vrijdag

51

42

9

93

31

20

11

51

20

144

Totaal

50

460

58

252

108

712

Week 4

maandag

50

40

10

90

32

14

18

46

28

136

dinsdag

51

40

11

91

32

14

18

46

29

137

woensdag

51

40

11

91

31

15

16

46

27

137

donderdag

51

41

10

92

32

14

18

46

28

138

vrijdag

50

39

11

89

32

14

18

46

29

135

Totaal

53

453

88

230

141

683

Totaal maand Q

202

1824

253

989

455

2.813

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming C in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-49.057,32'.

Voorbeeld 3.2.

In afdeling A en B van onderneming D (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt. In afdeling A is het werk symmetrisch verdeeld over de twee opeenvolgende ploegen. In afdeling B is het werk echter asymmetrisch verdeeld over de twee opeenvolgende ploegen.

De ploegen van zowel afdeling A als afdeling B werken elk 8 uur per dag.

Onderneming D meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.

Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.

Onderneming D heeft twee mogelijkheden en moet hieruit een keuze maken voor de maand Q.

Mogelijkheid 1: Op het ploegenstelsel dat beantwoordt aan de definitie van 'klassieke ploegenarbeid' wordt de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor klassieke ploegenarbeid toegepast.

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

Afdeling A van onderneming D voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1, WIB 92.

Afdeling B van onderneming D voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.

Het voorgaande wordt geïllustreerd voor werknemers E, F, G en H van onderneming D.

Werknemer E van onderneming D heeft slechts één week in het ploegenstelsel van afdeling A gewerkt. De overige drie weken heeft hij niet in ploegenarbeid gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus slechts 25 % (voor de 'klassieke ploegenarbeid') en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer E niet in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid'.

Werknemer F van onderneming D heeft drie weken in het ploegenstelsel van afdeling A gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % (voor de 'klassieke ploegenarbeid') en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer F in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid'.

Werknemer G van onderneming D heeft één week in afdeling A en één week in afdeling B gewerkt. De overige 2 weken heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 25 % voor de 'klassieke ploegenarbeid', en 25 % voor de 'bis-variant'. Bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer G noch in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid', noch voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'.

Werknemer H van onderneming D heeft twee weken in afdeling A en twee weken in afdeling B gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 50 % en dit zowel voor de 'klassieke ploegenarbeid' als de 'bis-variant'. De werkgever moet dus een keuze maken: ofwel past hij op de bezoldigingen van werknemer H de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid' toe, ofwel past hij op de bezoldigingen van werknemer H de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'bis-variant' toe. De werkgever kiest ervoor om de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid' toe te passen.

Onderstaande tabel geeft de ploegsamenstelling weer in afdeling A:

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor klassieke ploegenarbeid

Afdeling A

Het van doorstorting vrijgestelde bedrag is 23.712,00 euro.

Opgelet! Het saldo van de bedrijfsvoorheffing dat niet van doorstorting is vrijgesteld voor klassieke ploegenarbeid (2.788,00 = 26.500,00 – 23.712,00) mag niet worden aangewend om het eventueel tekort aan bedrijfsvoorheffing bij de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis' te compenseren.

Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis

Afdeling B

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming D in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-55.761,40'. Dit bedrag is de som van -23.712,00 (het van doorstorting vrijgestelde bedrag voor 'klassieke ploegenarbeid') en -32.049,40 (het van doorstorting vrijgestelde bedrag voor 'ploegenarbeid-bis').

Mogelijkheid 2: Op het ploegenstelsel dat beantwoordt aan de definitie van 'klassieke ploegenarbeid' wordt de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' toegepast.

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

Afdeling A en B van onderneming D voldoen aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.

Het voorgaande wordt geïllustreerd voor werknemers E, F, G en H van onderneming D.

Werknemer E van onderneming D heeft slechts één week in het ploegenstelsel van afdeling A gewerkt. De overige drie weken heeft hij niet in ploegenarbeid gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus slechts 25 % (voor de 'bis-variant') en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer E niet in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'.

Werknemer F van onderneming D heeft drie weken in het ploegenstelsel van afdeling A gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % (voor de 'bis-variant') en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer F in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'.

Werknemer G van onderneming D heeft één week in afdeling A en één week in afdeling B gewerkt. De overige 2 weken heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 50 % (voor de 'bis-variant') en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer G in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'.

Werknemer H van onderneming D heeft twee weken in afdeling A en twee weken in afdeling B gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 % (voor de 'bis-variant') en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer G in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'.

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Maand Q

Correctiefactor

= 455 / 2.813

16,17 %

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 308.000,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing

58.520,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 58.520,00 x (100 %-16,17 %)

49.057,32

Maand Q

Afdeling A van onderneming D

Vroege ploeg

Late ploeg

Week 1

maandag

20

20

dinsdag

20

20

woensdag

20

19

donderdag

20

19

vrijdag

20

20

Week 2

maandag

20

20

dinsdag

20

20

woensdag

20

19

donderdag

20

19

vrijdag

20

20

Week 3

maandag

20

20

dinsdag

20

20

woensdag

20

19

donderdag

20

19

vrijdag

19

19

Week 4

maandag

19

19

dinsdag

20

20

woensdag

20

19

donderdag

20

19

vrijdag

20

20

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel A werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder werknemers F en H)

104.000,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

26.500,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 104.000,00

23.712,00

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel B werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is

170.000,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

37.000,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 170.000,00

Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing.

38.760,00

37.000,00

Maand Q

Afdeling B van onderneming D

Vroege ploeg

Late ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Week 1

maandag

40

32

8

72

dinsdag

41

31

10

72

woensdag

41

31

10

72

donderdag

41

31

10

72

vrijdag

41

31

10

72

Totaal

48

360

Week 2

maandag

41

30

11

71

dinsdag

40

30

10

70

woensdag

40

32

8

72

donderdag

40

32

8

72

vrijdag

40

32

8

72

Totaal

45

357

Week 3

maandag

41

30

11

71

dinsdag

40

30

10

70

woensdag

40

32

8

72

donderdag

40

30

10

70

vrijdag

40

29

11

69

Totaal

50

352

Week 4

maandag

41

30

11

71

dinsdag

40

30

10

70

woensdag

40

32

8

72

donderdag

41

31

10

72

vrijdag

41

32

9

73

Totaal

48

358

Totaal maand Q

191

1.427

Maand Q

Correctiefactor

= 191 / 1.427

13,38 %

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 308.000,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing

37.000,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 37.000,00 x (100 %-13,38 %)

32.049,40

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (dit bedrag ligt hoger dan in mogelijkheid 1 omdat voor meer werknemers de één derde-norm vervuld is) (waaronder werknemers F, G en H)

301.000,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

64.500,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 301.000,00

Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing.

68.628,00

64.500,00

Maand Q

Afdeling A van onderneming D

Afdeling B van onderneming D

Onderneming D

Vroege ploeg

Late ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Vroege ploeg

Late ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Verschil in omvang

Totale omvang

Week 1

maandag

20

20

0

40

40

32

8

72

8

112

dinsdag

20

20

0

40

41

31

10

72

10

112

woensdag

20

19

1

39

41

31

10

72

11

111

donderdag

20

19

1

39

41

31

10

72

11

111

vrijdag

20

20

0

40

41

31

10

72

10

112

Totaal

2

198

48

360

50

558

Week 2

maandag

20

20

0

40

41

30

11

71

11

111

dinsdag

20

20

0

40

40

30

10

70

10

110

woensdag

20

19

1

39

40

32

8

72

9

111

donderdag

20

19

1

39

40

32

8

72

9

111

vrijdag

20

20

0

40

40

32

8

72

8

112

Totaal

2

198

45

357

47

555

Week 3

maandag

20

20

0

40

41

30

11

71

11

111

dinsdag

20

20

0

40

40

30

10

70

10

110

woensdag

20

19

1

39

40

32

8

72

9

111

donderdag

20

19

1

39

40

30

10

70

11

109

vrijdag

19

19

0

38

40

29

11

69

11

107

Totaal

2

196

50

352

52

548

Week 4

maandag

19

19

0

38

41

30

11

71

11

109

dinsdag

20

20

0

40

40

30

10

70

10

110

woensdag

20

19

1

39

40

32

8

72

9

111

donderdag

20

19

1

39

41

31

10

72

11

111

vrijdag

20

20

0

40

41

32

9

73

9

113

Totaal

2

196

48

358

50

554

Totaal maand Q

8

788

191

1427

199

2.215

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming D in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-58.707,90'.

Voorbeeld 4 – Kwartaalaangever

In onderneming E (kwartaalaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt.

De twee ploegen werken elk 8 uur per dag.

Onderneming E meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.

We veronderstellen dat in het eerste kwartaal elke maand 4 volledige weken telt en de eerste werkdag van iedere maand start op maandag. Voor dit kwartaal geldt het volgende.

Maand per maand wordt bekeken of de voorwaarden vervuld zijn.

1ste maand (maand Q)

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

In de eerste maand van het kwartaal voldoet de onderneming E aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (bis-variant)

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

2de maand (maand R)

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

In de tweede maand van het kwartaal voldoet de onderneming E aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (bis-variant)

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

3de maand (maand S)

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

In de derde maand van het kwartaal voldoet de onderneming E aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (klassieke ploegenarbeid)

Kwartaalaangifte in de bedrijfsvoorheffing

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming E in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-8.169,38'. Dit bedrag is de som van het van doorstorting vrijgestelde bedrag voor de 1ste, 2de en 3de maand, met name -2.432,12, -3.115,26 en -2.622,00.

Voorbeeld 5 – Onderneming die erkend is voor uitzendarbeid

De onderneming erkend voor uitzendarbeid stelt in de maand Q 3 uitzendkrachten ter beschikking van de ondernemingen M, N en O:

- In onderneming M wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de twee opeenvolgende ploegen.

- In onderneming N wordt niet in ploegen gewerkt.

- In onderneming O wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de twee opeenvolgende ploegen.

De ondernemingen M en O meten de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.

Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.

De uitzendkrachten 2 en 3 werken bij onderneming M in een ploegenstelsel. Uitzendkracht 1 verricht geen ploegenarbeid bij onderneming M.

Uitzendkrachten 1 en 2 werken bij onderneming O in een ploegenstelsel. Uitzendkracht 3 werkt slechts 5 werkdagen bij onderneming O in een ploegenstelsel.

Onderstaande tabel geeft per uitzendkracht het aantal werkdagen bij iedere onderneming weer.

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'

De ondernemingen M en O voldoen aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.

De onderneming die erkend is voor uitzendarbeid die de uitzendkrachten 2 en 3 ter beschikking stelt van onderneming M die deze uitzendkrachten tewerkstelt in een systeem van ploegenarbeid-bis in de functie van een werknemer van categorie 1, wordt, wat de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van die uitzendkrachten voor 'ploegenarbeid-bis', betreft, gelijkgesteld met onderneming M, voor zover aan volgende voorwaarden is voldaan:

- De onderneming die erkend is voor uitzendarbeid kan het bewijs leveren dat zij aan al de toepassingsvoorwaarden van deze steunmaatregel voldoet.

- De onderneming die erkend is voor uitzendarbeid heeft op de wijze beschreven in artikel 954/2, KB/WIB 92 het akkoord gekregen van onderneming M waarin de uitzendkrachten 2 en 3 zijn tewerkgesteld om deze steunmaatregel toe te passen.

De onderneming die erkend is voor uitzendarbeid die de uitzendkrachten 1, 2 en 3 ter beschikking stelt van onderneming O die deze uitzendkrachten tewerkstelt in een systeem van ploegenarbeid-bis in de functie van een werknemer van categorie 1, wordt, wat de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van die uitzendkrachten voor 'ploegenarbeid-bis', betreft, gelijkgesteld met onderneming M, voor zover aan volgende voorwaarden is voldaan:

- De onderneming die erkend is voor uitzendarbeid kan het bewijs leveren dat zij aan al de toepassingsvoorwaarden van deze steunmaatregel voldoet.

- De onderneming die erkend is voor uitzendarbeid heeft op de wijze beschreven in artikel 954/2, KB/WIB 92 het akkoord gekregen van onderneming O waarin de uitzendkrachten 1, 2 en 3 zijn tewerkgesteld om deze steunmaatregel toe te passen.

2) Berekening van de één derde-norm

Inzake uitzendarbeid geldt het volgende:

- Voor de toepassing van de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor klassieke ploegenarbeid' in hoofde van een bepaalde uitzendkracht, wordt de onderneming erkend voor uitzendarbeid enkel gelijkgesteld met een 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht', voor de periode waarin zij deze uitzendkracht ter beschikking stelt van deze onderneming.

- Voor de toepassing van de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis' in hoofde van een bepaalde uitzendkracht, wordt de onderneming erkend voor uitzendarbeid enkel gelijkgesteld met een 'onderneming waarin ploegenarbeid-bis wordt verricht', voor de periode waarin zij deze uitzendkracht ter beschikking stelt van deze onderneming.

Dit betekent dat de 'één-derde norm' in hoofde van een uitzendkracht voor iedere onderneming waaraan deze uitzendkracht ter beschikking wordt gesteld binnen een bepaalde maand, berekend moet worden (23).

(23) Circulaire 2021/C/99 over de berekening van de 'één derde-norm', FAQ 10. Hoe berekent de onderneming erkend voor uitzendarbeid de 'één derde-norm' voor haar werknemer/uitzendkracht?

In onderstaande tabel wordt de één derde-norm berekend voor de drie uitzendkrachten. De uitzendkrachten werken 8 uur per dag:

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Opgelet! De onderneming erkend voor uitzendarbeid mag geen vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid–bis' toepassen op de bezoldigingen die worden betaald of toegekend voor de tewerkstelling in onderneming N.

Tewerkstelling in onderneming M

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

De berekeningen opgenomen in de volgende twee stappen gebeurt door de onderneming waar de uitzendkracht wordt tewerkgesteld (de zogenaamde klant-gebruiker).

Deze onderneming geeft aan de onderneming erkend voor uitzendarbeid door in welke mate de opeenvolgende ploegen een gelijke omvang van het werk verrichten. Zo weet de onderneming erkend voor uitzendarbeid welke correctiefactor zij zelf moet hanteren bij de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' (24).

Het voorgaande is ook neergeschreven in het nieuwe artikel 954/2, KB/WIB 92 (25). In dit nieuwe artikel staat geschreven dat de klant-gebruiker een verklaring moet opmaken na de uitvoering van de prestaties van de uitzendkracht, waarin de klant-gebruiker:

- vaststelt dat de uitzendkracht voor die prestaties daadwerkelijk werd tewerkgesteld in een systeem van ploegenarbeid/nachtarbeid/systeemvaart/in ploegenarbeid verrichte werkzaamheden van onroerende aard op locatie

- bevestigt dat hij in de mogelijkheid is om het bewijs te leveren dat aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan

- de correctiefactor opneemt wanneer de uitzendkracht werd tewerkgesteld in een systeem van ploegenarbeid-bis of volcontinu arbeid-bis.

(24) DOC 55 3865/008, pag. 9.

(25) Koninklijk besluit van 16.09.2024 tot vastlegging van de wijze waarop de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid het akkoord moeten aantonen voor de toepassing van de in artikel 2755 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing en tot correctie van artikel 952 van het KB/WIB 92 (BS 23.09.2024, Numac: 2024008783).

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 - Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Tewerkstelling in onderneming O

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

De berekeningen opgenomen in de volgende twee stappen gebeurt door de onderneming waar de uitzendkracht wordt tewerkgesteld. Deze onderneming geeft aan de onderneming erkend voor uitzendarbeid door in welke mate de opeenvolgende ploegen een gelijke omvang van het werk verrichten. Zo weet de onderneming erkend voor uitzendarbeid welke correctiefactor zij zelf moet hanteren bij de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' (26).

(26) DOC 55 3865/008, pag. 9 en artikel 954/2, KB/WIB 92.

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt de onderneming erkend voor uitzendarbeid in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-624,38'. Dit bedrag is de som van het van doorstorting vrijgestelde bedrag voor de tewerkstelling van de uitzendkrachten bij de ondernemingen M en O, met name -177,86 en -446,52.

Bijlage 5 – Voorbeelden 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis'

Voorbeeld 1 – Volcontinu arbeidssysteem

Onderneming A (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) kent een volcontinu arbeidssysteem. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de ploegen.

De ploegen werken elk 8 uur per dag.

Onderneming A meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.

Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming die werkt in een volcontinu arbeidsproces'

Onderneming A voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming die werkt in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis' overeenkomstig artikel 2755, § 3/1, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in het volcontinu ploegenstelsel-bis werkt, moet de één derde-norm berekend worden. Voor de werknemer die in de loop van de maand zowel ploegenarbeid-bis als volcontinu arbeid-bis heeft verricht, wordt de 'één derde-norm' berekend rekening houdend met zowel de ploegenarbeid-bis als de volcontinu arbeid-bis die de werknemer gedurende die maand heeft verricht. De verhoogde vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor een volcontinu arbeidssysteem-bis mag echter enkel toegepast worden voor de bedrijfsvoorheffing die verband houdt met de prestaties van ploegen die effectief voldoen aan de voorwaarden inzake een volcontinu arbeidssysteem-bis (27).

(27) Zie FAQ ploegen- en nachtarbeid – Volcontinu arbeidssysteem.

Het voorgaande wordt geïllustreerd voor de werknemers X, Y en Z van onderneming A.

Werknemer X van onderneming A werkt voltijds in het volcontinu ploegenstelsel. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer X volledig in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis'.

Werknemer Y van onderneming A heeft drie weken in het volcontinu ploegenstelsel gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 %:

- 75 % van de bezoldigingen van werknemer Y komen in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis' en

- 25 % van de bezoldigingen van werknemer Y komen in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis'.

Werknemer Z van onderneming A heeft slechts één week in het volcontinu ploegenstelsel gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt slechts 25 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer Z niet in aanmerking voor de steunmaatregel.

Omdat niet alle werknemers 100 % van hun arbeidstijd in het volcontinu arbeidssysteem waren tewerkgesteld, vraagt onderneming A zowel de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' aan als de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis':

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 53 vermeldt onderneming A in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-41.702,04'.

2) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Zie stap 2 bij 1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Zie stap 3 bij 1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming A in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-13.469,88'.

Voorbeeld 2 – Drieploegenstelsel in de week en tweeploegenstelsel in het weekend (28)

(28) Zie verslag aan de koning bij het koninklijk besluit van 20.12.2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92, voorbeeld 2, pag. 144119 - 144120.

Onderneming B (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) kent een volcontinu arbeidssysteem. In onderneming B wordt in de week in drie opeenvolgende ploegen gewerkt en in het weekend in twee opeenvolgende ploegen. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de ploegen.

De weekploegen werken elk 8 uur per dag. De weekendploegen werken 12 uur per dag.

Onderneming B meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te vermenigvuldigen met de werktijd van de ploeg.

Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming die werkt in een volcontinu arbeidsproces'

Onderneming B voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming die werkt in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis' overeenkomstig artikel 2755, § 3/1, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in het volcontinu ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.

Omdat niet alle werknemers 100 % van hun arbeidstijd in het volcontinu arbeidssysteem waren tewerkgesteld, vraagt onderneming B zowel de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' aan als de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis':

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Omdat de ploegen in de week 8u per dag werken en de ploegen in het weekend 12u per dag, moet om de omvang van het werk verricht door de ploegen correct te kunnen meten rekening worden gehouden met de duur dat een ploeg werkt. Hiervoor kan verwezen worden naar onderstaande tabel waar de duur dat een ploeg werkt, in rekening wordt gebracht.

Maand Q

Correctiefactor

= 199 / 2.215

8,98 %

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 301.000,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing

64.500,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 64.500,00 x (100 %-8,98 %)

58.707,90

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is

16.000,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

3.800,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 16.000,00

3.648,00

Maand Q

Vroege ploeg

Late ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Week 1

maandag

4

2

2

6

dinsdag

4

2

2

6

woensdag

4

2

2

6

donderdag

4

2

2

6

vrijdag

4

2

2

6

Totaal

10

30

Week 2

maandag

4

2

2

6

dinsdag

4

2

2

6

woensdag

4

2

2

6

donderdag

4

2

2

6

vrijdag

4

2

2

6

Totaal

10

30

Week 3

maandag

4

2

2

6

dinsdag

4

2

2

6

woensdag

4

2

2

6

donderdag

4

2

2

6

vrijdag

4

2

2

6

Totaal

10

30

Week 4

maandag

4

2

2

6

dinsdag

4

2

2

6

woensdag

4

2

2

6

donderdag

4

2

2

6

vrijdag

4

2

2

6

Totaal

10

30

Totaal maand Q

40

120

Maand Q

Correctiefactor

= 40 / 120

33,33 %

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 16.000,00)

3.648,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 3.648,00 x (100 % - 33,33 %)

2.432,12

Maand R

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is

19.000,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

4.050,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 19.000,00

Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing.

4.332,00

4.050,00

Maand R

Vroege ploeg

Late ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Week 1

maandag

4

2

2

6

dinsdag

4

2

2

6

woensdag

4

2

2

6

donderdag

4

2

2

6

vrijdag

4

2

2

6

Totaal

10

30

Week 2

maandag

4

2

2

6

dinsdag

4

2

2

6

woensdag

4

2

2

6

donderdag

4

2

2

6

vrijdag

4

2

2

6

Totaal

10

30

Week 3

maandag

4

3

1

7

dinsdag

4

3

1

7

woensdag

4

3

1

7

donderdag

4

3

1

7

vrijdag

4

3

1

7

Totaal

5

35

Week 4

maandag

4

3

1

7

dinsdag

4

3

1

7

woensdag

4

3

1

7

donderdag

4

3

1

7

vrijdag

4

3

1

7

Totaal

5

35

Totaal maand R

30

130

Maand R

Correctiefactor

= 30 / 130

23,08 %

Maand R

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 19.000,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing

4.050,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 4.050,00 x (100 % - 23,08 %)

3.115,26

Maand S

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers waarvoor de één derde-norm voldaan is

11.500,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

2.650,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 11.500,00

2.622,00

Maand Q:

Onderneming M

Onderneming N

Onderneming O

Tewerkstelling

Totaal

Ploegen

Geen
ploegen

Totaal

Ploegen

Geen
ploegen

Totaal

Ploegen

Geen
ploegen

Uitzendkracht 1

2

0

2

8

-

8

10

10

10

Uitzendkracht 2

8

8

0

0

-

0

12

12

12

Uitzendkracht 3

5

5

0

5

-

5

10

5

5

Maand Q: één derde-norm

Onderneming M

Onderneming O

Uitzendkracht 1

(0 x 8) / (2 x 8)= 0 %

(10 x 8) / (10 x 8) = 100 %

Uitzendkracht 2

(8 x 8) / (8 x 8) = 100 %

(12 x 8) / (12 x 8) = 100 %

Uitzendkracht 3

(5 x 8) / (5 x 8) = 100 %

(5 x 8) / (10 x 8) = 50 %

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van de uitzendkrachten 2 en 3

1.560,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

200,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 1.560,00

Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing.

355,68

200,00

Onderneming M

Maand Q

Vroege ploeg

Late ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Week 1

maandag

50

41

9

91

dinsdag

51

40

11

91

woensdag

51

40

11

91

donderdag

51

42

9

93

vrijdag

50

39

11

89

Totaal

51

455

Week 2

maandag

50

41

9

91

dinsdag

50

40

10

90

woensdag

51

42

9

93

donderdag

51

42

9

93

vrijdag

50

39

11

89

Totaal

48

456

Week 3

maandag

51

41

10

92

dinsdag

51

40

11

91

woensdag

51

40

11

91

donderdag

51

42

9

93

vrijdag

51

42

9

93

Totaal

50

460

Week 4

maandag

50

40

10

90

dinsdag

51

40

11

91

woensdag

51

40

11

91

donderdag

51

41

10

92

vrijdag

50

39

11

89

Totaal

53

453

Totaal maand Q

202

1824

Maand Q

Correctiefactor

= 202 / 1.824

11,07 %

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 1.560,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing

200,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 200,00 x (100 % - 11,07 %)

177,86

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van de uitzendkrachten 1, 2 en 3

5.120,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

600,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 5.120,00

Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing.

1.167,36

600,00

Onderneming O

Maand Q

Vroege ploeg

Late ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Week 1

maandag

30

21

9

51

dinsdag

30

21

9

51

woensdag

30

21

9

51

donderdag

31

20

11

51

vrijdag

31

20

11

51

Totaal

49

255

Week 2

maandag

31

19

12

50

dinsdag

31

19

12

50

woensdag

31

19

12

50

donderdag

31

20

11

51

vrijdag

31

20

11

51

Totaal

58

252

Week 3

maandag

31

19

12

50

dinsdag

31

19

12

50

woensdag

31

19

12

50

donderdag

31

20

11

51

vrijdag

31

20

11

51

Totaal

58

252

Week 4

maandag

32

14

18

46

dinsdag

32

14

18

46

woensdag

31

15

16

46

donderdag

32

14

18

46

vrijdag

32

14

18

46

Totaal

88

230

Totaal maand Q

253

989

Maand Q

Correctiefactor

= 253 / 989

25,58 %

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 1.560,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing

600,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 600,00 x (100 % - 25,58 %)

446,52

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen

Ingehouden bedrijfsvoorheffing op de in aanmerking komende bezoldigingen

Geheel van werknemers waarvoor de één-derde norm vervuld is (waaronder werknemers X en Y)

408.000,00

96.000,00

Deel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'

306.000,00

72.000,00

= (306.000,00/408.000,00) x 96.000,00

Deel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'

102.000,00

24.000,00

=

(102.000,00/408.000,00) x 96.000,00

Maand Q

Deel van de in aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het volcontinu ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder de bezoldigingen van werknemer X en 75 % van de bezoldigingen van werknemer Y)

306.000,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

72.000,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 25 % x 306.000,00

Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing.

76.500,00

72.000,00

Maand Q

Vroege ploeg

Late ploeg

Nachtploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Week 1

maandag

50

40

20

50

110

dinsdag

50

40

20

50

110

woensdag

50

39

20

49

109

donderdag

52

39

20

51

111

vrijdag

52

39

20

51

111

zaterdag

25

20

15

15

60

zondag

25

20

15

15

60

Totaal

281

671

Week 2

maandag

52

39

20

51

111

dinsdag

51

39

20

50

110

woensdag

51

38

20

49

109

donderdag

51

38

20

49

109

vrijdag

50

39

20

49

109

zaterdag

25

20

15

15

60

zondag

25

20

14

17

59

Totaal

280

667

Week 3

maandag

50

40

20

50

110

dinsdag

50

40

20

50

110

woensdag

50

40

20

50

110

donderdag

51

40

20

51

111

vrijdag

51

40

20

51

111

zaterdag

24

20

15

14

59

zondag

24

20

15

14

59

Totaal

280

670

Week 4

maandag

50

40

20

50

110

dinsdag

50

40

20

50

110

woensdag

51

39

20

50

110

donderdag

52

39

20

51

111

vrijdag

52

39

20

51

111

zaterdag

25

20

14

17

59

zondag

25

20

14

17

59

Totaal

286

670

Totaal maand Q

1.127

2.678

Maand Q

Correctiefactor

= 1.127 / 2.678

42,08 %

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 25 % x 306.000,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing

72.000,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 72.000,00 x (100 % - 42,08 %)

41.702,40

Maand Q

Deel van de in aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder 25 % van de bezoldigingen van werknemer Y)

102.000,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

24.000,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 102.000,00

23.256,00

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 102.000,00)

23.256,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 23.256,00 x (100 % - 42,08 %)

13.469,88

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen

Ingehouden bedrijfsvoorheffing op de in aanmerking komende bezoldigingen

Geheel van werknemers waarvoor de één-derde norm vervuld is

77.500,00

20.000,00

Deel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'

54.250,00

14.000,00

= (54.250,00/77.500,00) x 20.000,00

Deel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'

23.250,00

6.000,00

= (23.250,00/77.500,00) x 20.000,00

Maand Q

Deel van de in aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is

54.250,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

14.000,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 25 % x 54.250,00

13.562,50

Maand Q

Weekdagen

Weekenddagen

Vroege ploeg (5u - 13u)

Late ploeg (13u - 21u)

Nachtploeg (21u - 5u)

Vroege ploeg (5u - 17u)

Late ploeg (17u -5u)

Week 1

maandag

10

10

5

dinsdag

10

10

5

woensdag

10

10

5

donderdag

10

10

5

vrijdag

10

10

5

zaterdag

3

3

zondag

3

3

Week 2

maandag

10

10

5

dinsdag

10

10

5

woensdag

10

10

5

donderdag

10

10

5

vrijdag

10

10

5

zaterdag

3

3

zondag

3

3

Week 3

maandag

10

10

5

dinsdag

10

10

5

woensdag

10

10

5

donderdag

10

10

5

vrijdag

10

10

5

zaterdag

3

3

zondag

3

3

Week 4

maandag

10

10

5

dinsdag

10

10

5

woensdag

10

10

5

donderdag

10

10

5

vrijdag

10

10

5

zaterdag

3

3

zondag

3

3

Maand Q

Weekdagen

Weekenddagen

Verschil in omvang

Totale omvang

Vroege ploeg

Late ploeg

Nachtploeg

Vroege ploeg

Late ploeg

Week 1

maandag

80

80

40

80

200

dinsdag

80

80

40

80

200

woensdag

80

80

40

80

200

donderdag

80

80

40

80

200

vrijdag

80

80

40

80

200

zaterdag

36

36

0

72

zondag

36

36

0

72

Totaal

400

1.144

Week 2

maandag

80

80

40

80

200

dinsdag

80

80

40

80

200

woensdag

80

80

40

80

200

donderdag

80

80

40

80

200

vrijdag

80

80

40

80

200

zaterdag

36

36

0

72

zondag

36

36

0

72

Totaal

400

1.144

Week 3

maandag

80

80

40

80

200

dinsdag

80

80

40

80

200

woensdag

80

80

40

80

200

donderdag

80

80

40

80

200

vrijdag

80

80

40

80

200

zaterdag

36

36

0

72

zondag

36

36

0

72

Totaal

400

1.144

Week 4

maandag

80

80

40

80

200

dinsdag

80

80

40

80

200

woensdag

80

80

40

80

200

donderdag

80

80

40

80

200

vrijdag

80

80

40

80

200

zaterdag

36

36

0

72

zondag

36

36

0

72

Totaal

400

1.144

Totaal maand Q

1.600

4.576

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 53 vermeldt onderneming B in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-8.819,69'.

2) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Zie stap 2 bij 1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Zie stap 3 bij 1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming B in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-3.447,24'.

Voorbeeld 3 – Meerdere afdelingen

Onderneming C (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) heeft 2 afdelingen.
Afdeling A werkt volgens een volcontinu arbeidssysteem. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de ploegen.

In afdeling B wordt er in een tweeploegenstelsel gewerkt. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de 2 ploegen.

De ploegen van zowel afdeling A als afdeling B werken 8 uur per dag.

Onderneming C meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.

Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.

Voorafgaande stappen

1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht' en 'onderneming die werkt in een volcontinu arbeidsproces'

Afdeling A van onderneming C voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming die werkt in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis' overeenkomstig artikel 2755, § 3/1, WIB 92.

Afdeling B van onderneming C voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.

2) Berekening van de één derde-norm

Voor iedere werknemer die in een ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden. Voor de werknemer die in de loop van de maand zowel ploegenarbeid als volcontinu arbeid heeft verricht, wordt de 'één derde-norm' berekend rekening houdend met zowel de ploegenarbeid als de volcontinu arbeid die de werknemer gedurende die maand heeft verricht. De verhoogde vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor een volcontinu arbeidssysteem mag echter enkel toegepast worden voor de bedrijfsvoorheffing die verband houdt met de prestaties van ploegen die effectief voldoen aan de voorwaarden inzake een volcontinu arbeidssysteem (29).

(29) Zie FAQ ploegen- en nachtarbeid – Volcontinu arbeidssysteem.

Het voorgaande wordt geïllustreerd voor de werknemers W, X, Y en Z van onderneming C.

Werknemer W van onderneming C heeft één week in afdeling A (het volcontinu arbeidssysteem-bis) en één week in afdeling B (het ploegenstelsel-bis) gewerkt. De overige twee weken heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 50 %. Bijgevolg komt één vierde van de bezoldigingen van werknemer W in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis' en drie vierde van de bezoldigingen voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis'.

Werknemer X van onderneming C heeft twee weken in afdeling A (het volcontinu arbeidssysteem-bis) en twee weken in afdeling B (het ploegenstelsel-bis) gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 %. Bijgevolg komen de helft van de bezoldigingen van werknemer X in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis' en de andere helft voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis'.

Werknemer Y van onderneming C heeft drie weken in het volcontinu ploegenstelsel gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 %. 75 % van de bezoldigingen van werknemer Y komen in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis' en 25 % van de bezoldigingen van werknemer Y komen in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis'.

Werknemer Z van onderneming C heeft slechts één week in het volcontinu ploegenstelsel gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt slechts 25 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer Z niet in aanmerking voor de steunmaatregel.

Niet alle werknemers die in afdeling A hebben gewerkt in de maand Q, waren 100 % van hun arbeidstijd in het volcontinu arbeidssysteem tewerkgesteld. Bijgevolg vraagt onderneming C voor deze werknemers zowel de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' aan als de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de werknemers tewerkgesteld in afdeling A in de maand Q en waarvoor de één derde-norm vervuld is:

Voor de werknemers die enkel in het ploegenstelsel-bis hebben gewerkt (afdeling B) en waarvoor de één derde-norm vervuld is, geldt het volgende voor de maand Q:

Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'

Afdeling A

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Maand Q

Correctiefactor

= 1.600 / 4.576

34,97 %

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 25 % x 54.250,00)

13.562,50

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 13.562,50 x (100 % - 34,97 %)

8.819,69

Maand Q

Deel van de in aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is

23.250,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

6.000,00

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 23.250,00

5.301,00

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 23.250,00)

5.301,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 5.301,00 x (100 % - 34,97 %)

3.447,24

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen

Ingehouden bedrijfsvoorheffing op de in aanmerking komende bezoldigingen

Geheel van werknemers waarvoor de één-derde norm vervuld is (waaronder werknemers W, X en Y)

220.000,00

58.000,00

Deel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'

175.000,00

46.136,36

= (175.000,00/220.000,00) x 58.000,00

Deel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'

45.000,00

11.863,64

= (45.000,00/220.000,00) x 58.000,00

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen

Ingehouden bedrijfsvoorheffing op de in aanmerking komende bezoldigingen

Geheel van werknemers waarvoor de één-derde norm vervuld is

240.000,00

55.200,00

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het volcontinu ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder 25 % van de bezoldigingen van werknemer W, 50 % van de bezoldigingen van werknemer X, en 75 % van de bezoldigingen van werknemer Y)

175.000,00

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

46.136,36

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 25 % x 175.000,00

43.750,00

Maand Q

Afdeling A

Afdeling B

Onderneming C

Vroege ploeg

Late ploeg

Nacht- ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Vroege ploeg

Late ploeg

Verschil in omvang

Totale omvang

Verschil in omvang

Totale omvang

Week 1

maandag

30

25

17

21

72

40

30

10

70

31

142

dinsdag

30

26

17

22

73

40

32

8

72

30

145

woensdag

30

26

16

24

72

42

32

10

74

34

146

donderdag

30

26

16

24

72

42

32

10

74

34

146

vrijdag

30

26

16

24

72

42

32

10

74

34

146

zaterdag

30

25

14

27

69

27

69

zondag

29

25

14

26

68

26

68

Totaal

168

498

48

364

216

862

Week 2

maandag

29

24

17

19

70

40

31

9

71

28

141

dinsdag

29

24

15

23

68

41

31

10

72

33

140

woensdag

30

24

15

24

69

41

31

10

72

34

141

donderdag

30

25

15

25

70

42

31

11

73

36

143

vrijdag

30

26

14

28

70

42

30

12

72

40

142

zaterdag

30

25

14

27

69

27

69

zondag

30

25

14

27

69

27

69

Totaal

173

485

52

360

225

845

Week 3

maandag

30

25

15

25

70

40

32

8

72

33

142

dinsdag

30

26

17

22

73

41

32

9

73

31

146

woensdag

30

26

17

22

73

41

32

9

73

31

146

donderdag

30

24

17

20

71

41

31

10

72

30

143

vrijdag

29

24

16

21

69

40

31

9

71

30

140

zaterdag

29

25

15

24

69

24

69

zondag

29

25

14

26

68

26

68

Totaal

160

493

45

361

205

854

Week 4

maandag

28

25

17

19

70

40

30

10

70

29

140

dinsdag

28

25

17

19

70

42

30

12

72

31

142

woensdag

30

25

17

21

72

42

30

12

72

33

144

donderdag

30

26

16

24

72

41

31

10

72

34

144

vrijdag

30

26

16

24

72

40

31

9

71

33

143

zaterdag

30

25

15

25

70

25

70

zondag

29

25

15

24

69

24

69

Totaal

156

495

53

357

209

852

Totaal maand Q

657

1971

198

1442

855

3.413

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 53 vermeldt onderneming C in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-32.790,63'.

2) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'

Afdeling B

Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang

Zie stap 2 bij 1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis

Stap 3 – Berekening van de correctiefactor

Zie stap 3 bij 1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis

Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming C in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-48.702,51'.

Interne ref.: 741.476

Maand Q

Correctiefactor

= 855 / 3.413

25,05 %

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 25 % x 175.000,00)

43.750,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 43.750,00 x (100 % - 25,05 %)

32.790,63

Maand Q

In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder 75 % van de bezoldigingen van werknemer W, 50 % van de bezoldigingen van werknemer X, en 25 % van de bezoldigingen van werknemer Y)

285.000,00

(= 45.000,00 + 240.000,00)

Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen

67.063,64

(= 11.863,64 + 55.200,00)

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 22,8 % x 285.000,00

64.980,00

Maand Q

Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 285.000,00)

64.980,00

Van doorstorting vrijgestelde bedrag

= 64.980,00 x (100 % - 25,05 %)

48.702,51


Mots clés

Articles recommandés

Circulaire 2025/C/49 betreffende de wijzigingen doorgevoerd aan art. 444, WIB 92 door de programmawet van 18.07.2025

Bericht aan de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing: overwerk !

Nieuw jaarbedrag kilometervergoeding vanaf 1 juli 2025 gekend