Circulaire 2023/C/76 over de nieuwe verworpen uitgaven in de VenB en de BNI/ven.

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Vennootschapsbelasting publiceerde op 14/09/2023 de Circulaire 2023/C/76 over de nieuwe verworpen uitgaven in de VenB en de BNI/ven.

Deze circulaire bespreekt de nieuwe verworpen uitgaven, ingevoerd door de wet van 28.03.2022 houdende verlaging van lasten op arbeid, de wet van 20.11.2022 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen en de programmawet (I) van 26.12.2022.

Inhoudstafel

I. Inleiding

II. Wettelijke bepalingen

III. Uiteenzetting

A. Jaarlijkse taksen op de kredietinstellingen, collectieve beleggingsinstellingen en verzekeringsondernemingen

B. Taks op de inscheping van een luchtvaartuig

C. Uitgaven met betrekking tot de verhoging van de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen waarvoor een belastingkrediet wordt verleend

IV. Inwerkingtredingen

I. INLEIDING

1. Deze circulaire bespreekt de nieuwe verworpen uitgaven (VU) ingevoerd in de aangiften in de vennootschapsbelasting (VenB) en de belasting van niet-inwoners/vennootschappen (BNI/ven.) vanaf het aanslagjaar 2023.

2. Die nieuwe VU betreffen 3 soorten taksen of uitgaven:

- de jaarlijkse taksen op de kredietinstellingen, collectieve beleggingsinstellingen en verzekeringsondernemingen, te vermelden in code 1245 van de aangifte (1);

- de taks op de inscheping van een luchtvaartuig, te vermelden in code 1246 van de aangifte (2);

- de uitgaven met betrekking tot de verhoging van de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen waarvoor een belastingkrediet wordt verleend, te vermelden in code 1247 van de aangifte (3).

(1) Zie art. 198, § 1, 6°/1, 6°/2 en 6°/3, WIB 92, zoals ingevoegd door art. 114 van de programmawet (I) van 26.12.2022 (hierna PW 26.12.2022) (BS 30.12.2022).

(2) Zie art. 53, 30°, WIB 92, zoals ingevoegd door art. 40 van de wet van 28.03.2022 houdende verlaging van lasten op arbeid (hierna W 28.03.2022) (BS 31.03.2022). Art. 53, 31°, WIB 92, zoals ingevoegd door art. 41 van de wet van 20.11.2022 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen (hierna W 20.11.2022) (BS 30.11.2022).

(3) Zie art. 60, § 5, W 20.11.2022.

II. WETTELIJKE BEPALINGEN

3. Hierna worden de relevante bepalingen van het WIB 92 (gecoördineerd) en de W 20.11.2022 opgenomen.

WIB 92

Art. 53, 30° en 31°, WIB 92

Als beroepskosten worden niet aangemerkt:

30° de taks op de inscheping van een luchtvaartuig vermeld in artikel 160 van het Wetboek diverse rechten en taksen;

31° onverminderd artikel 52, 13°, de toekenningen aan derden ter vergoeding van de taks als bedoeld in 30°.

Art. 53/1, tweede lid, WIB 92

In afwijking van artikel 53 wordt de in artikel 53, 30°, bedoelde taks die aan derden wordt doorgerekend, als beroepskost aangemerkt mits deze taks uitdrukkelijk en afzonderlijk op de factuur is vermeld.

Art. 198, § 1, 6°/1, 6°/2 en 6°/3, WIB 92

Als beroepskosten worden niet aangemerkt:

6°/1 80 pct. van de jaarlijkse taks op de kredietinstellingen vermeld in artikel 20111 van het Wetboek diverse rechten en taksen;

6°/2 80 pct. van de jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen vermeld in artikel 20121 van het Wetboek diverse rechten en taksen;

6°/3 80 pct. van de jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen vermeld in artikel 20130 van het Wetboek diverse rechten en taksen;

Art. 205, § 2, eerste lid, 8°, en 9°, WIB 92

De aftrek ingevolge artikel 202 wordt beperkt tot het bedrag van de winst van het belastbare tijdperk dat overblijft na toepassing van artikel 199, verminderd met:

8° de taksen als bedoeld in de artikelen 53, 30°, en 198, § 1, 4°, en 6°;

het niet als beroepskost aftrekbaar gedeelte van de taksen als bedoeld in artikel 198, § 1, 6°/1, 6°/2 en 6°/3.

W 20.11.2022

Art. 60, § 5

In afwijking van de artikelen 49, 66, 183 en 235 van hetzelfde Wetboek, is de verhoging van de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen waarvoor het in dit hoofdstuk bedoelde belastingkrediet wordt verleend, niet als beroepskost aftrekbaar.

III. UITEENZETTING

A. Jaarlijkse taksen op de kredietinstellingen, collectieve beleggingsinstellingen en verzekeringsondernemingen

4. Art. 198, § 1, 6°/1, 6°/2 en 6°/3, WIB 92, bepaalt dat de jaarlijkse taksen op de kredietinstellingen, collectieve beleggingsinstellingen en verzekeringsondernemingen voor 80 % worden beschouwd als VU. Slechts 20 % ervan is bijgevolg aftrekbaar als beroepskosten.

5. Volgens art. 205, § 2, eerste lid, 9°, WIB 92, mag er geen enkele aftrek van definitief belaste inkomsten (DBI) worden toegepast op die VU ('slechte VU') tenzij voldaan is aan de voorwaarden zoals bedoeld in art. 205, § 2, tweede lid, WIB 92 (4).

(4) Zie art. 205, § 2, eerste lid, 9°, WIB 92, zoals ingevoegd door art. 115, PW 26.12.2022.

B. Taks op de inscheping van een luchtvaartuig

6. De wetgever heeft een ’Taxe sur l’embarquement dans un aéronef/Taks op de Inscheping van een Luchtvaartuig’, ook gekend als ’TILEA’ (5), ingevoerd, die verschuldigd is door luchtvaartmaatschappijen bij het vertrek van een passagier vanuit een luchthaven gelegen in België (6).

(5) Zie de art. 159 tot en met 166/3 van het Wetboek diverse rechten en taksen (WDRT) zoals ingevoegd door de art. 28 tot en met 39, W 28.03.2022.

(6) Zie ook de FAQ TILEA van 08.06.2022: taks op de inscheping van een luchtvaartuig.

7. Art. 53, 30°, WIB 92, voorziet inzake inkomstenbelastingen dat de taks in principe niet aftrekbaar is als beroepskosten bij de luchtvaartmaatschappij, aangezien zij de taks verschuldigd is volgens art. 161, WDRT.

8. De wetgever wilde echter in de eerste plaats de eindgebruiker (klant) treffen in plaats van de aanbieder van de dienst, aangezien de niet-aftrekbaarheid bedoeld is om een ontradend effect te hebben (7).

(7) Zie de memorie van toelichting bij de W 20.11.2022, Parl.St., Kamer, zitting 2021-2022, DOC 55 2899/001, blz. 25.

Daarom bepaalt art. 53/1, tweede lid, WIB 92, (8) in dat verband dat de taks op de inscheping van een luchtvaartuig die aan derden wordt doorgerekend, aftrekbaar is als beroepskosten, mits die taks uitdrukkelijk en afzonderlijk op de factuur wordt vermeld (9).

(8) Zie art. 53/1, tweede lid, WIB 92, zoals ingevoegd door art. 42, W 20.11.2022.

(9) Zie in dezelfde zin de circulaire 2022/C/86 van 16.09.2022 over de aftrekbaarheid van bepaalde beroepskosten.

9. Art. 53, 31°, WIB 92, bepaalt bovendien dat de niet-aftrekbaarheid ook geldt voor toekenningen aan derden ter vergoeding van de taks, en dat onverminderd de toepassing van art. 52, 13°, WIB 92 (10).

(10) Zie in dezelfde zin de voormelde circulaire 2022/C/86.

10. Volgens art. 205, § 2, eerste lid, 8°, WIB 92, mag geen enkele aftrek van DBI worden toegepast op die VU ('slechte VU') tenzij voldaan is aan de voorwaarden zoals bedoeld in art. 205, § 2, tweede lid, WIB 92 (11).

(11) Zie art. 205, § 2, eerste lid, 8°, WIB 92, zoals ingevoegd door art. 41, W 28.03.2022.

C. Uitgaven met betrekking tot de verhoging van de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen waarvoor een belastingkrediet wordt verleend

11. De belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de VenB en de BNI/ven. kunnen, onder bepaalde voorwaarden, een belastingkrediet genieten wanneer zij hun werknemers een verhoging van de forfaitaire kilometervergoeding betalen of toekennen voor dienstverplaatsingen gedaan met hun eigen voertuig in de periode van 01.03.2022 tot en met 31.12.2022 (12).

(12) Zie de art. 59 tot en met 63, W 20.11.2022. Zie ook het koninklijk besluit van 26.12.2022 tot vastlegging van de modaliteiten voor de toepassing van het belastingkrediet voor de verhoging van de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen (BS 03.01.2023).

12. Het doel van de maatregel is de werkgevers aan te moedigen om een forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen toe te kennen die geacht kan worden de kosten te dekken voor de dienstverplaatsingen en die zo goed mogelijk aansluit bij de vergoeding die aan ambtenaren wordt toegekend (13). Het spreekt voor zich dat het deel van de verhoging van de kilometervergoeding dat meer zou bedragen dan de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen die de federale overheid aan zijn personeel voor dienstverplaatsingen toekent, daarom geenszins recht geeft op een belastingkrediet.

(13) Zie circ. 2022/C/121 van 22.12.2022 over de kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen.

13. Om een dubbele tenlasteneming door de Schatkist te vermijden, is het deel van de verhoging van de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen waarvoor een belastingkrediet wordt toegekend, niet aftrekbaar als beroepskost (14).

(14) Zie art. 60, § 5, W 20.11.2022. Zie ook de circulaire 2023/C/41 van 07.04.2023 over het belastingkrediet voor de verhoging van de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen, in het bijzonder nr. 17.

IV. INWERKINGTREDINGEN

14. De bepalingen van de art. 53, 30°, en 205, § 2, eerste lid, 8°, WIB 92, zijn van toepassing vanaf 01.04.2022 (15).

(15) Zie art. 42, W 28.03.2022.

De bepalingen van de art. 53, 31°, en 53/1, tweede lid, WIB 92, zijn van toepassing vanaf 01.04.2022 (16).

(16) Zie art. 53, vierde lid, W 20.11.2022.

De bepalingen van art. 198, § 1, 6°/1, 6°/2 en 6°/3, WIB 92, zijn van toepassing voor taksen verschuldigd vanaf 01.01.2023 (17).

(17) Zie art. 124, derde lid, PW 26.12.2022 (I).

De bepalingen van art. 205, § 2, eerste lid, 9°, WIB 92, zijn van toepassing 10 dagen na de publicatie in het BS van de PW 26.12.2022 (I), namelijk vanaf 09.01.2023.

De bepalingen van art. 60, § 5, W 20.11.2022, zijn van toepassing op verhogingen van de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen betaald of toegekend vanaf 01.03.2022 tot en met 31.12.2022 (18).

(18) Zie art. 63, W 20.11.2022.

NAMENS DE MINISTER:

Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit,

Danny DELVAUX

Adviseur-generaal

Interne ref.: 736.835

Bron: Fiscontplus

Mots clés

Articles recommandés