FAQ Fiscale vergroening van de mobiliteit.
personenbelasting ; belasting van niet-inwoners/natuurlijke personen ; belastingvermindering voor laadstations voor elektrische wagens
FOD Financiën, 22.12.2021
Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting
Inleiding
1. Autofiscaliteit
1.1. Waaruit bestaat de hervorming?
1.2. Over welke voertuigen en kosten gaat het?
1.3. Over wie gaat het?
1.4. Wat is de nieuwe aftrekregeling voor voertuigen zonder CO2-uitstoot?
1.5. Verbiedt de hervorming voertuigen met een CO2-uitstoot?
1.6. Welke toekomst is er voor voertuigen met een CO2-uitstoot?
1.7. Wat met de forfaitaire beroepskost van 0,15 euro per kilometer voor de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling?
1.8. Wat indien ik een voertuig ter beschikking stel aan een derde die het voor privédoeleinden gebruikt?
1.9. Blijven de beroepskosten met betrekking tot de laadstations beschouwd worden als kosten met betrekking tot het gebruik van een voertuig?
2. Verhoogde kostenaftrek
2.1. Welke investeringen vallen onder de nieuwe maatregel?
2.2. Aan welke voorwaarden moeten de investeringen voldoen opdat ze kunnen genieten van de verhoogde kostenaftrek?
2.3. Welk fiscaal voordeel wordt toegekend?
2.4. Hoe wordt de verhoogde aftrek gespreid in de tijd?
2.5. Wat met de latere meerwaarden of minderwaarden?
2.6. Wie kan van dat voordeel genieten?
2.7. Wat met een netwerk dat tegelijk laadstations omvat die aan de voorwaarden voldoen en laadstations omvat die niet aan de voorwaarden voldoen?
2.8. Wat indien het laadstation wordt afgeschreven voor een belastbaar tijdperk zonder dat deze operationeel en publiek toegankelijk is geweest in de loop van dat belastbaar tijdperk?
2.9. Wat indien het laadstation eveneens van subsidies geniet?
2.10. Wat indien het laadstation eveneens voldoet aan de voorwaarden om te kunnen genieten van de investeringsaftrek voor elektrische laadinfrastructuur?
3. Investeringsaftrek
3.1. Welke investeringen vallen onder de nieuwe maatregel?
3.2. Wie kan van dat voordeel genieten?
3.3. Welke aftrekpercentages zijn van toepassing?
3.4. Eénmalige of gespreide aftrek?
3.5. Wordt het bedrag van de aftrek beperkt?
3.6. Zijn er beperkingen aan het recht op investeringsaftrek?
4. Belastingvermindering voor laadstations voor elektrische wagens
4.1. Wat is de belastingvermindering voor laadstations voor elektrische wagens?
4.2. Welke uitgaven komen voor deze belastingvermindering in aanmerking?
4.3. Wanneer is deze belastingvermindering van toepassing?
4.4. Hoeveel bedraagt de belastingvermindering?
4.5. Aan wie wordt de belastingvermindering verleend?
4.6. Waar moet het laadstation worden geplaatst?
4.7. Aan welke voorwaarden moet het laadstation voldoen?
4.8. Welke bewijsstukken moeten ter beschikking worden gehouden?
4.9. Op welke uitgaven is de belastingvermindering niet van toepassing?
4.10. Kan de belastingvermindering voor verschillende jaren worden toegepast?
4.11. Is de belastingvermindering terugbetaalbaar of overdraagbaar?
4.12. Toepassingsvragen
4.12.1. Fiscale woonplaats op 1 januari van het aanslagjaar
4.12.2. Betaling van de uitgaven
4.12.2.1. Betalingen vóór 01.09.2021
4.12.2.2. Gespreide betalingen
4.12.3. Betaling door meerdere personen
4.12.4. Mede-eigendom
4.12.4.1. De uitgaven zijn volledig privatief
4.12.4.2. De uitgaven worden door de mede-eigenaars samen gedaan
4.12.4.3. De uitgaven worden gedeeltelijk door de mede-eigenaars samen gedaan en gedeeltelijk door de eigenaar/huurder privatief gedaan
4.12.5. Uitgesloten uitgaven
4.12.6. Terbeschikkingstelling van een laadstation door de werkgever
4.12.7. Als voordeel van alle aard belaste tussenkomst van de werkgever
4.12.8. Plaatsing van meerdere laadstations in verschillende belastbare tijdperken
4.12.9. Plaatsing van meerdere laadstations in eenzelfde belastbaar tijdperk
Er werd besloten wijzigingen aan bestaande bepalingen door te voeren en/of nieuwe maatregelen in te voeren met het oog op een fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit.
Rekening houdend met het aantal bedrijfswagens en intensieve gebruik ervan, werd de autofiscaliteit herwerkt om te voldoen aan de Europese klimaatdoelstellingen.
Er wordt ingezet op een versnelde vergroening van ons bedrijfswagenpark. Alle nieuwe bedrijfswagens zullen vanaf 2026 koolstofemissievrij moeten rijden, opdat ze nog een fiscale aftrekbaarheid zullen kunnen genieten. Er komt als zodanig wel geen verbod op bedrijfswagens die (deels) op fossiele brandstof rijden. De aftrekbaarheid van deze autokosten zal wel volledig verdwijnen.
Om deze maatregel te ondersteunen wordt een verhoogde kostenaftrek voor de installatie van intelligente en publiek toegankelijke laadstations ingesteld.
Daarnaast wordt een belastingvermindering ingevoerd voor natuurlijke personen voor de installatie van dat type elektrische laadstations in of bij de woning waarin de belastingplichtige zijn woonplaats heeft gevestigd op 1 januari van het betrokken aanslagjaar.
Bovendien wordt een verhoogde investeringsaftrek voor de aankoop van (nieuwe) koolstofemissievrije vrachtwagens en de installatie van laadinfrastructuur ingesteld, om tevens een vergroening op gang te brengen in de transportsector.
De huidige bepalingen beperken de aftrek van beroepskosten met betrekking tot het gebruik van wagens van 40 % tot 100 % in functie van de CO2-uitstoot.
Vanaf 2026 zullen alle nieuwe voertuigen koolstofemissievrij moeten rijden, opdat de beroepskosten die uit het gebruik voortvloeien fiscaal aftrekbaar blijven.
De voertuigen waarop de hervorming betrekking heeft zijn alle personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en minibussen, andere dan deze uitsluitend gebruikt voor bezoldigd vervoer van personen, met inbegrip van de lichte vrachtauto's bedoeld in artikel 4, § 3, van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, zijnde de voertuigen bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
Tot en met 31.12.2025 blijven de volgende voertuigen en kosten buiten beschouwing voor de beperking van de beroepskosten:
- voertuigen die uitsluitend gebruikt worden voor een taxidienst of voor verhuring met bestuurder en op grond daarvan van de verkeersbelasting op de autovoertuigen vrijgesteld zijn
- voertuigen die in erkende autorijscholen uitsluitend worden gebruikt voor praktisch onderricht en daartoe speciaal zijn uitgerust
- voertuigen die uitsluitend aan derden worden verhuurd
- kosten die aan derden worden doorgerekend, mits deze kosten uitdrukkelijk en afzonderlijk op factuur zijn vermeld.
Echter, de voertuigen bedoeld in het eerste en derde gedachtestreepje hiervoor vallen onder de aftrekbeperking van de beroepskosten wanneer ze toebehoren aan derden en gedaan worden door de eindgebruiker van deze voertuigen. Hetzelfde geldt voor de kosten die aan derden worden terugbetaald.
Alle belastingplichtigen die beroepskosten voor het gebruik of de terbeschikkingstelling van een voertuig bedoeld in de vorige vraag bewijzen.
Beroepskosten van voertuigen zonder CO2-uitstoot die worden aangekocht geleased of gehuurd vanaf 01.01.2026, zullen 100 % fiscaal aftrekbaar blijven.
Echter, omdat de doelstelling het aanmoedigen van een vergroening is, en niet het goedkoper maken van het fiscaal regime van de bedrijfswagen, zal het tarief van de aftrekbaarheid stapsgewijs worden afgebouwd in functie van het jaar van verwerving van het voertuig zonder uitstoot:
Aftrekpercentage | Jaar van verwerving, leasing of huur van het voertuig zonder uitstoot |
100 | 2026 |
95 | 2027 |
90 | 2028 |
82,50 | 2029 |
75 | 2030 |
67,50 | 2031 |
Voorbeeld:
Voor aanslagjaar 2030, inkomstenjaar 2029, zal de aftrek van de beroepskosten van een voertuig zonder uitstoot aangeschaft in 2028 beperkt worden tot 90 % terwijl de aftrek van de beroepskosten van een voertuig zonder uitstoot aangeschaft in 2027 beperkt blijft tot 95 %. Het aldus verkregen aftrekpercentage blijft dan behouden voor de ganse gebruiksduur of duur van het leasecontract.
Neen. Er komt geen verbod op voertuigen met een verbrandingsmotor op fossiele brandstof of hybridevoertuigen (*).
Echter, de aftrekbaarheid van de beroepskosten die voortvloeien uit het gebruik of de terbeschikkingstelling ervan zal stapsgewijs worden afgebouwd en tenslotte volledig verdwijnen.
De beroepskosten van voertuigen met een CO2-uitstoot hoger dan nul, aangekocht, geleased of gehuurd, zullen vanaf 01.01.2026 niet meer aftrekbaar zijn.
(*) Onder hybride voertuigen wordt hier verstaan hybrides waarvan de elektrische batterij uitsluitend wordt opgeladen door middel van een verbrandingsmotor en/of remenergie ('full-hybrides'), evenals hybrides uitgerust met een brandstofmotor en een elektrische batterij die opgeladen kan worden met een externe stroomvoorziening ('plug-in hybrides').
De bestaande aftrekregeling blijft behouden voor voertuigen met een verbrandingsmotor of hybride voertuigen tijdens het gebruik of de terbeschikkingstelling, die worden gekocht, geleased of gehuurd vóór 01.07.2023 (*) (***).
Voor dezelfde voertuigen die vanaf 01.07.2023 tot 31.12.2025 zijn gekocht, geleased of gehuurd blijft de bestaande aftrekregeling eveneens, maar wel tijdelijk, behouden. De aftrekbaarheid van de beroepskosten zal geen ondergrens meer hebben en worden geplafonneerd tot 75 % vanaf 2025 (AJ 2026), om te komen tot 50 % in 2026 (AJ 2027) en 25 % in 2027 (AJ 2028)(**). Vanaf 2028 (AJ 2029) zijn deze kosten niet meer aftrekbaar.
(*) Voor de oplaadbare hybride voertuigen (hybrides waarvan de elektrische batterij door middel van een externe energiebron wordt opgeladen), gekocht, geleased of gehuurd vanaf 01.01.2023, zal de aftrekbaarheid van de benzine- of dieselkosten toch worden beperkt tot 50% teneinde het gebruik van de elektrische motor aan te moedigen.
(**) Vanaf 2025 zullen voertuigen waarvan de CO2-uitstoot gelijk aan of hoger is dan 200 gr/km niet meer onder het huidige vaste tarief van 40 % vallen, maar onderworpen worden aan dezelfde nieuwe formule voor het tarief van de aftrekbaarheid van beroepskosten met betrekking tot voertuigen waarvan de uitstoot lager is. Deze assimilatie leidt de facto tot een vermindering van het tarief van de aftrekbaarheid voor deze voertuigen.
(***) De datum van aankoop geldt niet noodzakelijk als het moment waarop de belastingplichtige economisch eigenaar van de wagen wordt. De bestelde, maar nog niet geleverde wagens, zullen als 'aangekocht' worden beschouwd. In het geval van leasing of huur zal gekeken worden naar de datum van het contract.
Samenvattende tabel:
Aftrekpercentage van de beroepskosten (*) | Belastbaar tijdperk (Aanslagjaar) | ||||||
Uitstoot | Gekocht, geleased of gehuurd (***) | 2021 (2022) | 2022 (2023) | 2023 (2024) | 2024 (2025) | 2025 (2026) | 2026 (2027) |
gelijk aan of hoger dan 200 (**) | voor 01.01.2018 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 |
van 01.01.2018 tot 30.06.2023 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 | |
van 01.07.2023 tot 31.12.2025 | - | - | 40 | 40 | 0-75 | 0-50 | |
vanaf 01.01.2026 | - | - | - | - | - | - | |
van 1 tot 199 | voor 01.01.2018 | 75-100 | 75-100 | 75-100 | 75-100 | 75-100 | 75-100 |
van 01.01.2018 tot 30.06.2023 | 50-100 | 50-100 | 50-100 | 50-100 | 50-100 | 50-100 | |
van 01.07.2023 tot 31.12.2025 | - | - | 50-100 | 50-100 | 0-75 | 0-50 | |
vanaf 01.01.2026 | - | - | - | - | - | - | |
gelijk aan 0 | voor 01.01.2018 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
van 01.01.2018 tot 30.06.2023 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | |
van 01.07.2023 tot 31.12.2025 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | |
vanaf 01.01.2026 | - | - | - | - | - | 100 | |
vanaf 01.01.2027 | - | - | - | - | - | - | |
vanaf 01.01.2028 | - | - | - | - | - | - | |
vanaf 01.01.2029 | - | - | - | - | - | - | |
vanaf 01.01.2030 | - | - | - | - | - | - | |
vanaf 01.01.2031 | - | - | - | - | - | - | |
Aftrekpercentage van de beroepskosten (*) | Belastbaar tijdperk (Aanslagjaar) | ||||||
Uitstoot | Gekocht, geleased of gehuurd | 2027 (2028) | 2028 (2029) | 2029 (2030) | 2030 (2031) | 2031 (2032) | 2032 (2033) |
gelijk aan of hoger dan 200 (**) | voor 01.01.2018 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 |
van 01.01.2018 tot 30.06.2023 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 | |
van 01.07.2023 tot 31.12.2025 | 0-25 | - | - | - | - | - | |
vanaf 01.01.2026 | - | - | - | - | - | - | |
van 1 tot 199 | voor 01.01.2018 | 75-100 | 75-100 | 75-100 | 75-100 | 75-100 | 75-100 |
van 01.01.2018 tot 30.06.2023 | 50-100 | 50-100 | 50-100 | 50-100 | 50-100 | 50-100 | |
van 01.07.2023 tot 31.12.2025 | 0-25 | - | - | - | - | - | |
vanaf 01.01.2026 | - | - | - | - | - | - | |
gelijk aan 0 | vanaf 01.01.2018 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
van 01.01.2018 tot 30.06.2023 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | |
van 01.07.2023 tot 31.12.2025 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | |
vanaf 01.01.2026 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | |
vanaf 01.01.2027 | 95 | 95 | 95 | 95 | 95 | 95 | |
vanaf 01.01.2028 | - | 90 | 90 | 90 | 90 | 90 | |
vanaf 01.01.2029 | - | - | 82,5 | 82,5 | 82,5 | 82,5 | |
vanaf 01.01.2030 | - | - | - | 75 | 75 | 75 | |
vanaf 01.01.2031 | - | - | - | - | 67,5 | 67,5 |
De aftrekbaarheid van de forfaitaire kost van 0,15 euro per kilometer voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling wordt, vanaf 2026, enkel behouden voor voertuigen zonder CO2-uitstoot.
Deze aftrek blijft eveneens van toepassing voor voertuigen met emissies die onder een van de overgangsregelingen vallen die de aftrek als beroepskost gedeeltelijk behouden. Het gaat over voertuigen aangekocht, geleased of gehuurd vóór 01.07.2023 (alsook deze aangekocht, geleased of gehuurd vanaf 01.07.2023 tot 31.12.2025 zolang de kostenaftrek erop van toepassing is, dat wil zeggen, tot en met Aj 2028).
De aftrekbaarheid van de kosten van een voertuig dat ter beschikking wordt gesteld voor het persoonlijk gebruik door een derde vallen onder de aftrekbeperking, met uitzondering van het bedrag dat overeenstemt met het belastbaar voordeel van alle aard dat eruit voortvloeit op naam van deze derde evenals de eigen bijdrage van diezelfde derde. Deze bedragen mogen immers in mindering worden gebracht van de eerstbedoelde kosten.
Voorbeeld:
Een werkgever stelt een voertuig ter beschikking aan zijn werknemer die het zowel voor professionele als voor privédoeleinden gebruikt. Zijn belastbare tijdperken komen overeen met kalenderjaren.
Het voertuig werd door de werknemer verkregen in 2017.
De uitstootwaarde van het voertuig is 150 g/km CO2.
Voor het inkomstenjaar 2022 bedragen de kosten met betrekking tot dat voertuig 3.000 euro.
Voor diezelfde periode bedraagt het voordeel van alle aard die uit de terbeschikkingstelling voortvloeit 2.500 euro.
De werknemer komt in 2022 echter tussen ten bedrage van 500 euro voor het privégebruik van datzelfde voertuig zodat het belastbaar voordeel van alle aard 2.000 euro bedraagt.
De aftrek van de beroepskosten met betrekking tot het voertuig is in hoofde van de werkgever beperkt tot 75 % van 500 euro (3.000 – 2.500).
De beroepskosten met betrekking tot de laadstations zullen altijd aftrekbaar blijven maar zullen, om coherent te blijven, niet meer als kosten met betrekking tot het gebruik van een voertuig worden beperkt, ongeacht het aftrekpercentage van de verschillende voertuigen, zowel elektrische als hybride, die ervan gebruik maken. Zij zullen aan 100 % aftrekbaar zijn.
Echter, de kosten die slaan op laadpalen die vanaf 01.01.2030 worden gekocht, geleased of gehuurd, zullen worden beperkt tot 75 % om overeen te stemmen met het aftrekpercentage dat van toepassing is op voertuigen zonder uitstoot die vanaf datzelfde jaar zijn gekocht, geleased of gehuurd.
Het betreft hier investeringen gedaan in intelligente laadstations die publiek toegankelijk zijn en die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht. Bepaalde aan deze investeringen bijhorende kosten worden eveneens in rekening gebracht voor de verhoogde aftrek (zie punt 2.4. hieronder).
1° het laadstation moet in nieuwe staat verkregen of tot stand gebracht zijn
2° het laadstation moet publiek toegankelijk zijn. Hierbij wordt gedacht aan laadstations op vrij toegankelijke parkeerterreinen van winkelcentra, supermarkten, winkels en kantoren, waar iedereen zijn elektrische wagen kan opladen. Een laadstation wordt als publiek toegankelijk beschouwd wanneer het voldoet aan de volgende twee cumulatieve voorwaarden:
- ten minste gedurende de gangbare openingstijden, dan wel sluitingstijden van de onderneming vrij toegankelijk zijn voor elke derde
- binnen de door de koning vastgestelde termijn aangemeld zijn bij de Federale Overheidsdienst Financiën. Met deze aanmelding geeft de belastingplichtige aan de Federale Overheidsdienst Financiën de toestemming om het laadstation te laten vermelden op de webstek van het Europese observatorium voor alternatieve brandstoffen (eafo.eu). De gebruikers van het laadstation kunnen dan zowel de locatie als de beschikbaarheid controleren.
3° het laadstation moet 'intelligent' zijn.
Dit betekent dat de laadtijd en het laadvermogen moeten kunnen gestuurd worden door een energiebeheerssysteem. Het laadstation moet via een gestandaardiseerd protocol digitaal gekoppeld worden met een beheerssysteem, met inbegrip van die van derde partijen tegen uiterlijk 01.01.2023, dat de laadtijd en het laadvermogen van het laadstation kan sturen en waarbij deze verbinding vrij ter beschikking wordt gesteld van de gebruikers. Het laadstation moet gekoppeld worden met een energiebeheerssysteem, ongeacht het merk of de ontwikkelaar van dit beheerssysteem. Indien het intelligente laadstation enkel koppelbaar is met een beheerssysteem van dezelfde leverancier, wordt de keuzevrijheid van de consument namelijk beperkt, en kan deze aankijken tegen hogere kosten ('vendor lock-in'). Het bovenvermelde gestandaardiseerd protocol moet ofwel van het type OCPP zijn, ofwel een eigen protocol zijn waarvan de beschrijving in de technische documentatie van het laadstation is opgenomen, ofwel van een andere internationale standaard zijn die voor deze connectie ontwikkeld wordt, voor zover die protocollen toelaten te voldoen aan de algemene eisen in verband met koppelbaarheid en aanstuurbaarheid. Het type connectie wordt bij de technische specificaties van het laadstation vermeld.
Het voordeel wordt verleend onder de vorm van een verhoogde aftrek voor de afschrijvingen met betrekking tot die investeringen. De bijkomende kosten die samen met het laadstation worden afgeschreven, maken deel uit van die aanschaffingswaarde. De notie 'bijkomende kosten' omvat kosten zoals vervoerkosten, installatiekosten (bv. kosten van plaatsing, van montage, van aansluiting aan energiebronnen, bekabelingswerken, …), kosten van studies, expertise, enz. Ook de kosten met betrekking tot de aanschaf en installatie van (een) elektriciteitscabine(s) die nodig zijn voor de werking van de laadstations komen in aanmerking. Daarentegen zijn kosten die verband houden met de aanschaf en plaatsing van een huisbatterij niet bedoeld door deze maatregel.
Het aftrekbare bedrag per belastbaar tijdperk wordt bekomen door het normale bedrag van de afschrijvingen van dat tijdperk, naargelang het geval, met 100 % of 50 % te verhogen.
Zo wordt de fiscale aftrek van de afschrijving gebracht op:
- 200 % voor afschrijvingen met betrekking tot investeringen in operationele en publiek toegankelijke laadstations gedaan in de periode van 01.09.2021 tot 31.12.2022
- 150 % voor afschrijvingen met betrekking tot investeringen in operationele en publiek toegankelijke laadstations gedaan in de periode van 01.01.2023 tot 31.08.2024.
Het laadstation moet lineair over minstens vijf belastbare tijdperken worden afgeschreven. Het gaat over een minimum. Indien de geschatte economische levensduur van het actief meer bedraagt dan vijf jaar, zal er uiteraard ook over een langere termijn moeten worden afgeschreven. In het algemeen kan een termijn van tien jaar als een normale gebruiksduur voor een laadpaal worden aanvaard.
De verhoogde aftrek wordt slechts toegekend vanaf het aanslagjaar verbonden met het belastbaar tijdperk in de loop waarvan het laadstation operationeel en publiek toegankelijk is en bij de FOD Financiën werd aangemeld.
Wat de daaropvolgende aanslagjaren betreft, wordt de verhoogde aftrek slechts toegekend voor de aanslagjaren verbonden met een belastbaar tijdperk waarvoor gedurende het hele tijdperk aan de in 2° bedoelde voorwaarde in punt 2.2. hierboven is voldaan, zonder rekening te houden met ontoegankelijkheden veroorzaakt buiten de wil van de belastingplichtige om zoals elektriciteitspannes, openbare werken en rampen. Van zodra de onderneming ervoor kiest het laadstation niet meer open te stellen voor het publiek, kan zij geen aanspraak meer maken op de verhoogde aftrek voor dat belastbaar tijdperk. Indien het laadstation in een later belastbaar tijdperk opnieuw publiek toegankelijk wordt, kan de onderneming terug aanspraak maken op de verhoogde aftrek op voorwaarde dat het laadstation gedurende het hele tijdperk publiek toegankelijk is.
De belastingplichtige heeft de mogelijkheid om te starten met afschrijven op het moment dat de investering is verkregen of tot stand gebracht, dus wanneer deze volledig is gerealiseerd, of in de loop van de verwerving of tot stand brenging (zie punt 2.8. hieronder).
De afschrijvingen die worden aanvaard bovenop de aanschaffings- of beleggingswaarde van de laadstations, komen niet in aanmerking voor het bepalen van de latere meerwaarden en minderwaarden op die laadstations.
De fiscale netto-waarde van het actief is de aanschaffingswaarde verminderd met de fiscaal aangenomen afschrijvingen gerekend aan 100 % en niet aan 200 %.
Voorbeeld:
Een zelfstandige heeft in 2021 een laadstation voor elektrische wagens aangekocht voor een waarde van 4.000 euro. Deze stemt overeen met de voorwaarden om te kunnen genieten van de verhoogde afschrijvingen en is operationeel en toegankelijk voor het publiek. Zijn belastbare tijdperken komen overeen met kalenderjaren.
De zelfstandige kiest ervoor te beginnen met afschrijven op het moment dat de investering definitief verworven is, zijnde in 2022. De afschrijving loopt over 10 jaar.
In 2024 wordt het laadstation verkocht voor een bedrag van 3.500 euro.
Hoeveel bedraagt de belastbare meerwaarde?
- verkoopprijs: 3.500 euro
- aanschaffingswaarde: 4.000 euro
- fiscaal aangenomen afschrijving in 2022: 400 euro x 200 % = 800 euro
- fiscaal aangenomen afschrijving in 2023: 400 euro x 200 % = 800 euro
- reële restwaarde van het laadstation: 4.000 euro – 800 euro(*) = 3.200 euro
- belastbare meerwaarde: 3.500 euro – 3.200 euro = 300 euro.
(*) Er zijn in totaal twee jaren geweest waarvoor het tarief van 100 % een afschrijving van 800 euro (2 x 400) zou hebben gegeven. Afschrijvingen die in aanmerking worden genomen bovenop de investeringswaarde of de kostprijs van de laadpalen (zijnde 800 euro) tellen niet mee voor de vaststelling van de meerwaarde.
Deze bepaling is in principe van toepassing op:
- nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen, d.w.z. alle belastingplichtigen die winst verkrijgen
- beoefenaars van vrije beroepen, enz., d.w.z. alle belastingplichtigen die baten ontvangen.
De bepalingen die toelaten te kunnen genieten van de verhoogde afschrijvingen stellen niet dat het geheel van het door de belastingplichtige geëxploiteerde netwerk uitsluitend moet bestaan uit laadstations die voldoen aan de voorwaarden om te kunnen genieten van dat fiscaal voordeel per station. De bepalingen hebben rechtstreeks betrekking op de stations zelf en niet op het netwerk. Bijgevolg wordt de mogelijkheid in principe niet uitgesloten dat een belastingplichtige kan genieten van verhoogde afschrijvingen voor de stations in zijn netwerk die aan de voorwaarden voldoen, en geen enkele verhoogde aftrek geniet voor de andere stations van zijn netwerk die niet aan de voorwaarden voldoen.
Indien de belastingplichtige gemeenschappelijke kosten heeft gemaakt die zowel betrekking hebben op de voor verhoogde afschrijving in aanmerking komende als niet in aanmerking komende laadstations, zal hij deze gemeenschappelijke kosten moeten uitsplitsen over de verschillende betrokken laadstations. Hiervoor krijgt elk station een gewicht die overeenstemt met het kostenaandeel in de totale gemeenschappelijke kost. De belastingplichtige mag de gemeenschappelijke kosten echter volgens een andere methode die hij meer toepasselijk acht over de betrokken stations verdelen. Hij moet deze uitsplitsing rechtvaardigen aan de hand van bewijsstukken of door enig ander bewijsmiddel.
Voorbeeld:
Een zelfstandige gebruikt een netwerk van drie laadstations voor elektrische wagens. Van deze drie laadstations voldoen er twee aan alle voorwaarden om te kunnen genieten van de verhoogde afschrijvingen.
De kostprijs bedroeg aanvankelijk 2.000 euro voor het niet publiek toegankelijk station (station 1) en 3.500 euro per laadstation die voldoet aan de voorwaarden om te genieten van de verhoogde afschrijvingen (stations 2 en 3).
De laadstations 2 en 3 moesten op een paal worden geïnstalleerd om ze publiek toegankelijk te maken, in tegenstelling tot station 1 die direct op een van de muren van de inrichting kon worden geplaatst. Deze plaatsing op een paal leverde een bijkomende kost op van 500 euro per betrokken laadstation (d.w.z. 1.000 euro in totaal voor stations 2 en 3).
De plaatsingskosten van de drie laadstations bedraagt dus 10.000 euro, waarbij nog 2.000 euro aan gemeenschappelijke kosten voor de aansluiting op een stroombron moet worden toegevoegd. De investering bedraagt in totaal 12.000 euro.
Hoe moeten de gemeenschappelijke kosten voor de aansluiting tussen de drie laadstations worden uitgesplitst?
- prijs van laadstation 1 (die niet geniet van het fiscaal voordeel) zonder gemeenschappelijke kosten: 2.000 euro
- prijs van laadstation 2 (die geniet van het fiscaal voordeel) zonder gemeenschappelijke kosten: 4.000 euro
- prijs van laadstation 3 (die geniet van het fiscaal voordeel) zonder gemeenschappelijke kosten: 4.000 euro
- Plaatsingskost voor de drie stations: 1 x 2.000 euro + 2 x 4.000 euro = 10.000 euro
- gewicht van station 1 in de installatiekost: 2.000 euro / 10.000 euro = 0,2
- gewicht van station 2 in de installatiekost: 4.000 euro / 10.000 euro = 0,4
- gewicht van station 3 in de installatiekost: 4.000 euro / 10.000 euro = 0,4
- gemeenschappelijke kost voor de aansluiting op een stroombron: 2.000 euro
- aandeel in de kost van station 1 in de totale gemeenschappelijke kost: 2.000 euro x 0,2 = 400 euro
- aandeel in de kost van station 2 in de totale gemeenschappelijke kost: 2.000 euro x 0,4 = 800 euro
- aandeel in de kost van station 3 in de totale gemeenschappelijke kost: 2.000 euro x 0,4 = 800 euro.
De investering die recht geeft op verhoogde afschrijvingen bedraagt: 4.000 + 4.000 + 1.600 = 9.600 euro.
De investering die recht geeft op de normale afschrijvingen bedraagt: 2.000 + 400 = 2.400 euro.
In deze situatie zal het aftrekbaar bedrag van de afschrijvingen niet verhoogd worden. De belastingplichtige zal maar van een verhoging voor de afschrijvingen kunnen genieten vanaf het belastbaar tijdperk in de loop waarvan het laadstation operationeel en publiek toegankelijk is. De verhoogde aftrek voor de afschrijvingen zal pas vanaf dat tijdperk van toepassing zijn voor de resterende afschrijvingsannuïteiten, voor zover nog steeds voldaan is aan de voorgeschreven voorwaarden.
Het is niet uitgesloten dat een belastingplichtige zowel van de verhoogde aftrek als van eventuele subsidies voor zijn laadstation kan genieten wanneer de verschillende voorwaarden verbonden aan de toekenning ervan zijn voldaan.
Er kan geen aanspraak worden gemaakt op investeringsaftrek voor elektrische laadinfrastructuur voor het laadstation indien dit reeds van de verhoogde kostenaftrek geniet. Deze twee maatregelen zijn niet combineerbaar.
Het gaat om drie soorten investeringen:
- koolstofemissievrije vrachtwagens
- tankinfrastructuur voor blauwe, groene en turquoise waterstof voor koolstofemissievrije vrachtwagens
- elektrische laadinfrastructuur voor koolstofemissievrije vrachtwagens.
Om te kunnen genieten van de investeringsaftrek moeten deze in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht en in België voor het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid worden gebruikt.
Deze bepaling is in principe van toepassing op:
- nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen, d.w.z. alle belastingplichtigen die winst verkrijgen
- beoefenaars van vrije beroepen, enz., d.w.z. alle belastingplichtigen die baten ontvangen.
Er wordt echter geen investeringsaftrek verleend wanneer de winst of baten worden bepaald volgens forfaitaire grondslagen van aanslagen waarin de afschrijvingen forfaitair zijn opgenomen. Het gaat in het bijzonder over de winst van bepaalde categorieën forfaitair belaste belastingplichtigen uit de landbouw- en tuinbouwsector.
Wanneer de afschrijvingen gedeeltelijk forfaitair in die grondslagen zijn opgenomen en gedeeltelijk individueel worden vastgesteld, moet de investeringsaftrek worden toegestaan voor de vaste activa waarvan de afschrijvingen individueel aftrekbaar zijn.
De winst en baten van het belastbare tijdperk waarin de voormelde investeringen werden verkregen of tot stand gebracht worden vrijgesteld tot een deel van de aanschaffings- of beleggingswaarde van die investeringen. Dat gedeelte is degressief in de tijd en omvat een basispercentage en een verhoging van dat basispercentage.
Het basispercentage dat van toepassing is op deze investeringen is afhankelijk van de evolutie van de index van de consumptieprijzen. Dat basispercentage kan fluctueren tussen een tarief van 3,5 % en 10,5 %. Dat basispercentage wordt vervolgens verhoogd met 10 percentpunten. Daarna wordt het verhoogd basispercentage nogmaals verhoogd met:
- 21,5 percentpunten voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht in 2022 of 2023
- 16 percentpunten voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht in 2024
- 10,5 percentpunten voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht in 2025
- 5 percentpunten voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht in 2026
- 0 percentpunten voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht vanaf 2027.
De doelstelling is om zo snel mogelijk tot een vergroening te komen door de hoogste stimulus toe te kennen tijdens de meest nabije jaren.
Voorbeeld:
Een zelfstandige heeft in 2023 een koolstofemissievrije vrachtwagen in nieuwe staat verkregen met een waarde van 300.000 euro en kiest voor de éénmalige investeringsaftrek. Hij zal kunnen genieten van een tarief van aftrekbaarheid van 35 % voor zijn vrachtwagen, als men ervan uitgaat dat het basistarief werd vastgesteld op 3,5 %, zijnde 105.000 euro dat in éénmaal aftrekbaar is van zijn winst van het betrokken belastbare tijdperk.
De investeringsaftrek kan op twee manieren worden toegepast: éénmalig of, onder bepaalde voorwaarden, gespreid. In dat laatste geval is het mogelijk de investeringsaftrek te spreiden over de afschrijvingstermijn voor investeringen gedaan door belastingplichtigen die minder dan 20 werknemers tewerkstellen op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin de investering wordt gedaan. De aftrek wordt in dat geval eenvormig bepaald op het basispercentage bedoeld in punt 3.3. hierboven (het percentage tussen 3,5 % en 10,5 %), deze keer verhoogd met 7 percentpunten en berekend op de voor elk belastbaar tijdperk aangenomen afschrijvingen van de afschrijvingstermijn. Als de belastingplichtige minder dan 20 werknemers tewerkstelt, kan deze kiezen tussen de éénmalige aftrek of de gespreide aftrek op het ritme van de fiscaal aangenomen afschrijvingen. Voor alle overige belastingplichtigen (d.w.z. deze die niet minder dan 20 werknemers tewerkstellen) wordt enkel de éénmalige aftrek toegestaan.
Voorbeeld:
Een zelfstandige heeft in 2023 een koolstofemissievrije vrachtwagen in nieuwe staat verkregen met een waarde van 300.000 euro en kiest voor de gespreide investeringsaftrek. Hij zal kunnen genieten van een tarief van aftrekbaarheid van 10,5 % voor zijn vrachtwagen, als men ervan uitgaat dat het basistarief werd vastgesteld op 3,5 %.
Zijn belastbare tijdperken komen overeen met kalenderjaren.
Indien hij zijn vrachtwagen afschrijft over een periode van 10 jaar, op welk aftrekbaar bedrag heeft hij recht tijdens die 10 jaar?
- investeringswaarde van de koolstofemissievrije vrachtwagen: 300.000 euro
- fiscaal aangenomen afschrijving voor 2023: 300.000 euro x 10 % = 30.000 euro
- fiscaal aangenomen afschrijving voor 2024: 300.000 euro x 10 % = 30.000 euro
- …
- fiscaal aangenomen afschrijving voor 2032: 300.000 euro x 10 % = 30.000 euro
- investeringsaftrek voor 2023: 30.000 euro x 10,5 % = 3.150 euro
- investeringsaftrek voor 2024: 30.000 euro x 10,5 % = 3.150 euro
- …
- investeringsaftrek voor 2032: 30.000 euro x 10,5 % = 3.150 euro.
Indien de aftrek (al dan niet gespreid) hoger is dan de winst of baten van het belastbare tijdperk, wordt het verschil (desgevallend beperkt) overgedragen naar de volgende belastbare tijdperken.
Ja.
De aftrek wordt beperkt tot 60 miljoen euro per belastingplichtige.
Naast de uitsluiting van afschrijvingen die volgens forfaitaire grondslagen van aanslagen zijn bepaald, kan de belastingplichtige slechts van de aftrek genieten wanneer:
- hij geen achterstallige schulden heeft bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
- hij op de laatste dag van het belastbaar tijdperk waarin de vaste activa zijn verkregen of tot stand gebracht niet kon worden aangemerkt als een onderneming in moeilijkheden
- hij geen bevel tot terugvordering heeft uitstaan ingevolge een besluit van de Commissie die een door België verleende steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt heeft verklaard
- er voor deze vaste activa geen gewestelijke steun wordt aangevraagd, tenzij de gewestelijke steunregeling waarborgt dat de cumulatie van federale en gewestelijke steun niet tot gevolg heeft dat de in artikel 36 van de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17.06.2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, bedoelde maximale steunintensiteit en het in artikel 4, lid 1, s), van dezelfde Verordening bedoelde drempel overschreden worden.
Om natuurlijke personen aan te moedigen om thuis een laadstation voor elektrische wagens te installeren, werd een belastingvermindering ingevoerd (*) voor
- de uitgaven die de belastingplichtige in de periode van 01.09.2021 tot en met 31.08.2024 werkelijk heeft betaald
- voor de plaatsing van een laadstation voor elektrische wagens
- in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning waar de belastingplichtige zijn woonplaats heeft gevestigd op 1 januari van het aanslagjaar.
(*) Artikel 14550 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (afgekort WIB 92).
Die uitgaven komen voor de belastingvermindering in aanmerking tot een bedrag van 1.500 euro per laadstation en per belastingplichtige.
De belastingvermindering varieert van 45 % naar 15 % van het in aanmerking te nemen bedrag, afhankelijk van het jaar van betaling van de uitgaven.
De belastingvermindering wordt verleend op basis van een aantal bewijsstukken en kan slechts voor één belastbaar tijdperk worden gevraagd.
De uitgaven van een thuislaadstation omvatten de door de belastingplichtige werkelijk betaalde uitgaven (inclusief btw) voor
- de aankoop in nieuwe staat van een laadstation en de plaatsing ervan
- evenals de uitgaven voor de keuring van de installatie.
Een door de belastingplichtige zelf geplaatst laadstation komt niet in aanmerking voor de belastingvermindering.
Uitgaven voor de verzwaring van de elektriciteitsinstallatie van één naar drie fasen in het kader van de installatie van een laadstation komen eveneens in aanmerking voor de belastingvermindering. De loutere betaling van dergelijke kosten (zonder te investeren in de aankoop van een laadstation), komen evenwel niet in aanmerking voor de belastingvermindering (zie ook voorbeeld onder punt 4.12.6.).
Ook de uitgaven voor de keuring van de installatie (die ook een voorwaarde is voor het verlenen van de belastingvermindering) komen in aanmerking voor de belastingvermindering.
De belastingvermindering geldt voor de uitgaven die werden betaald vanaf 01.09.2021 tot en met 31.08.2024.
De belastingvermindering kan slechts voor één belastbaar tijdperk worden toegepast (zie voorbeeld onder punt 4.12.2.2. Gespreide betalingen).
Het bedrag waarvoor de belastingvermindering wordt verleend, kan niet meer bedragen dan 1.500 euro (*) per laadstation en per belastingplichtige.
(*) Dit bedrag wordt niet geïndexeerd. Het maximumbedrag wordt niet verminderd wanneer het belastbare tijdperk niet overeenstemt met een volledig kalenderjaar.
Het tarief van de belastingvermindering varieert volgens de periode van betaling van de uitgaven:
Periode van betaling van de uitgaven | Percentage van de belastingvermindering |
Vanaf 01.09.2021 tot en met 31.12.2021 | 45 % |
Vanaf 01.01.2022 tot en met 31.12.2022 | 45 % |
Vanaf 01.01.2023 tot en met 31.12.2023 | 30 % |
Vanaf 01.01.2024 tot en met 31.08.2024 | 15 % |
In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130, WIB 92, belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130, WIB 92, belaste inkomens van de beide echtgenoten.
De belastingvermindering is van toepassing op de uitgaven die de belastingplichtige (natuurlijke persoon) werkelijk heeft betaald voor de aankoop en plaatsing van een laadstation voor elektrische wagens.
Deze natuurlijke persoon is
- ofwel een rijksinwoner
- ofwel een niet-rijksinwoner (natuurlijke persoon) die
* in de belasting van niet-inwoners (natuurlijke personen) regulariseerbare inkomsten heeft behaald of verkregen
* en in het belastbaar tijdperk in België belastbare beroepsinkomsten heeft behaald of verkregen die ten minste 75 % bedragen van het geheel van zijn in het belastbaar tijdperk behaalde of verkregen binnenlandse en buitenlandse beroepsinkomsten.
De rechtspersonen kunnen bijgevolg niet genieten van deze belastingvermindering.
Het is niet vereist dat de belastingplichtige eigenaar of vruchtgebruiker is van de woning waar het laadstation wordt geplaatst.
Ook een huurder (natuurlijk persoon) die een laadstation laat plaatsen in zijn huurwoning kan bijvoorbeeld in aanmerking komen voor de belastingvermindering, op voorwaarde dat hij de desbetreffende uitgaven betaalt.
Het laadstation moet worden geplaatst in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning waar de belastingplichtige zijn woonplaats heeft gevestigd.
De plaatsing van een laadstation in of bij een onroerend goed waar de belastingplichtige zijn (fiscale) woonplaats niet heeft (bv. een tweede verblijf) komt dus niet in aanmerking voor de belastingvermindering.
Het moet gaan om de (fiscale) woonplaats op 1 januari van het aanslagjaar waarvoor de belastingvermindering wordt gevraagd. De beoordeling gebeurt dus niet op het tijdstip van de plaatsing van het laadstation of de betaling.
Op die manier kunnen belastingplichtigen die een laadstation laten plaatsen in hun nieuwbouwwoning of nieuw gerenoveerde woning ook in aanmerking komen voor de belastingvermindering (zie voorbeeld onder punt 4.12.1. Fiscale woonplaats op 1 januari van het aanslagjaar).
Het is niet vereist dat het laadstation binnenin de woning wordt geplaatst.
Ook uitgaven voor laadstations die tegen een buitengevel zijn geplaatst of op buitenparkeerplaatsen bij de woning kunnen in aanmerking komen voor de belastingvermindering.
Ook uitgaven voor een laadstation dat wordt geplaatst in een garage die niet bij de woning aansluit, maar zich in de onmiddellijke nabijheid van de woning bevindt kunnen in aanmerking komen voor de belastingvermindering. Het moet dan wel gaan om een garage waarover de belastingplichtige gebruiksrechten heeft.
Het moet gaan om
1° een intelligent laadstation.
Dit betekent dat de laadtijd en het laadvermogen door een energiebeheerssysteem gestuurd moeten kunnen worden.
Op die manier brengt het opladen van elektrische voertuigen de werkingszekerheid van het elektriciteitsnet niet in gevaar en wordt de ontwikkeling van intermitterende hernieuwbare energiebronnen ondersteund via het voorzien van flexibiliteit.
Het laadstation moet via een gestandaardiseerd protocol digitaal gekoppeld kunnen worden met een beheerssysteem, met inbegrip van die van derde partijen tegen uiterlijk 01.01.2023, dat de laadtijd en het laadvermogen van het laadstation kan sturen en waarbij deze verbinding vrij ter beschikking wordt gesteld van de gebruikers.
Het bovenvermelde gestandaardiseerd protocol is
- ofwel van het type Open Charge Point Protocol (OCPP) (*)
- ofwel een eigen protocol (**) waarvan de beschrijving in de technische documentatie van het laadstation is opgenomen
- ofwel van een andere internationale standaard (**) die voor deze connectie ontwikkeld wordt.
Het type connectie wordt bij de technische specificaties van het laadstation vermeld.
(*) Het OCPP is een open communicatie standaard ontwikkeld door een alliantie van industriële actoren (Open Charge Alliance – OCA, wiens missie bestaat uit het bevorderen van wereldwijde ontwikkeling, adoptie en compliance van het OCPP en gerelateerde standaarden door middel van samenwerking, educatie en testen).
(**) Voor zover zij voldoen aan de algemene eisen in verband met koppelbaarheid en aanstuurbaarheid.
2° het laadstation gebruikt enkel groene stroom.
Het laadstation gebruikt uitsluitend stroom die wordt geleverd op basis van een overeenkomst met een stroomleverancier die er zich toe verbindt om uitsluitend stroom te leveren die geproduceerd is op basis van hernieuwbare energiebronnen (een 100% groene stroom-contract) of die ter plaatse wordt opgewekt door middel van hernieuwbare energiebronnen (eigen hernieuwbare energie) of een mix van beide.
Aan deze voorwaarde moet worden voldaan op 1 januari van het aanslagjaar dat is verbonden met het belastbaar tijdperk waarin de uitgaven zijn gedaan.
3° de installatie is goedgekeurd door een erkend keuringsorganisme.
De belastingplichtige moet de volgende documenten ter beschikking houden van de administratie:
1° de facturen voor de bedoelde uitgaven (*)
De factuur voor de plaatsing van het laadstation moet het adres waarop het laadstation is geplaatst vermelden.
2° het bewijs van de betaling van de hiervoor bedoelde uitgaven
3° de bewijsstukken die toelaten vast te stellen dat het laadstation een intelligent laadstation is en het laadstation enkel groene stroom gebruikt
4° het attest dat in het kader van de goedkeuring van de installatie door een erkend keuringsorganisme werd afgeleverd.
(*) uitgaven voor de aankoop in nieuwe staat van een laadstation en de plaatsing ervan evenals de uitgaven voor de keuring van de installatie.
De uitgaven voor de plaatsing van een laadstation zijn uitgesloten van de belastingvermindering in de mate dat:
1° de uitgaven voor de plaatsing van een laadstation als werkelijke beroepskosten in aanmerking zijn genomen
2° de uitgaven voor de plaatsing van een laadstation recht geven op de investeringsaftrek
3° de uitgaven voor de plaatsing van een laadstation door de werkgever van de belastingplichtige of de rechtspersoon waarvan de belastingplichtige bedrijfsleider is, als eigen kosten van die werkgever of rechtspersoon worden terugbetaald.
De uitsluiting gebeurt in de mate dat één van de voordelen werkelijk is verkregen.
Niets belet derhalve dat de uitgaven voor een deel in aanmerking zijn genomen als werkelijke beroepskost en voor een ander deel voor de belastingvermindering voor een thuislaadstation.
Wanneer een gedeelte van de uitgave voor de plaatsing van een laadstation als een investering voor de beroepswerkzaamheid wordt aangemerkt en de investering (beroepsmatig deel van de uitgave) over meerdere jaren wordt afgeschreven, komt het beroepsmatig deel van de uitgave niet voor de belastingvermindering in aanmerking (zie ook voorbeeld in punt 4.12.5.). De uitsluiting is dus niet beperkt tot het bedrag van de afschrijving.
[Er wordt nog opgemerkt dat wanneer de belastingvermindering voor laadstations voor elektrische wagens voor een bepaald belastbaar tijdperk werd verleend en het laadstation vanaf een volgend belastbaar tijdperk beroepsmatig wordt gebruikt, de beroepskosten met betrekking tot dit laadstation (bijvoorbeeld afschrijving) aftrekbaar zijn vanaf dat belastbaar tijdperk. In dat geval blijft de verleende belastingvermindering verworven.]
Neen.
De belastingplichtige mag de belastingvermindering niet gevraagd hebben voor een vorig belastbaar tijdperk.
Wanneer de belastingplichtige in verschillende belastbare tijdperken uitgaven betaalt die in aanmerking komen voor de belastingvermindering, zal hij de belastingvermindering slechts mogen vragen voor de uitgaven die hij in één van die belastbare tijdperken betaalde.
Neen.
Wanneer de belasting ontoereikend is (bv. bij lage inkomsten) en de belastingvermindering niet of slechts gedeeltelijk kan worden aangerekend, dan zal de belastingvermindering (of het deel dat niet kan worden aangerekend) geen daadwerkelijk fiscaal voordeel opleveren.
Ik laat in 2022 aan mijn nieuwbouwwoning een laadstation voor elektrische wagens plaatsen en betaal de facturen in 2022. Ik woon op dat moment nog in een andere woning.
In november 2022 verhuis ik naar mijn nieuwbouwwoning.
Kan ik voor aanslagjaar 2023 (inkomsten 2022) de belastingvermindering voor een laadstation voor elektrische wagens vragen?
Ja.
Het laadstation is immers geplaatst in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning waar u uw woonplaats heeft gevestigd op 1 januari van het aanslagjaar, namelijk 01.01.2023.
Ik heb in 2021 thuis een laadstation voor elektrische wagens laten installeren en betaalde deze uitgaven vóór 01.09.2021.
Heb ik recht op de belastingvermindering?
Neen. De belastingvermindering geldt voor de uitgaven die werden betaald vanaf 01.09.2021 tot en met 31.08.2024.
Ik heb in 2022 thuis een laadstation voor elektrische wagens laten installeren.
De uitgaven bedragen:
- aankoop en plaatsing: 2.000 euro
- keuring: 200 euro.
De uitgaven voldoen aan de voorwaarden van de belastingvermindering.
1ste mogelijkheid: ik betaal in 2022 het volledige bedrag
| Betaald | Belastingvermindering |
In 2022 | 2.200 euro | 1.500 euro x 45 % = 675 euro |
2de mogelijkheid: ik betaal in 2023 het volledige bedrag
| Betaald | Belastingvermindering |
In 2023 | 2.200 euro | 1.500 euro x 30 % = 450 euro |
3de mogelijkheid: ik betaal de uitgaven gespreid
| Betaald | Belastingvermindering |
In 2022 | 2.000 euro | 1.500 euro x 45 % = 675 euro |
In 2023 | 200 euro | 0 euro (de belastingvermindering werd reeds voor een vorig aanslagjaar gevraagd) |
Gemeenschappelijke aanslag
Mijn echtgenoot en ik laten in 2022 thuis een laadstation voor elektrische wagens installeren en betalen in 2022 de volgende uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de belastingvermindering:
- aankoop en plaatsing: 2.000 euro
- keuring: 200 euro.
Hoeveel bedraagt de belastingvermindering voor het aanslagjaar 2023?
| Echtgenoot 1 | Echtgenoot 2 |
Betaald bedrag | 1.100 euro | 1.100 euro |
Max. 1.500 euro per laadstation | 1.500 euro x 50 %= 750 euro | 1.500 euro x 50 %= 750 euro |
Max. 1.500 euro per belastingplichtige | Niet van toepassing | Niet van toepassing |
In de aangifte te vermelden bedrag | 750 euro | 750 euro |
Berekening van de vermindering | 750 euro x 45 % = 337,50 euro | 750 euro x 45 % = 337,50 euro |
De belastingvermindering (675 euro) wordt evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130, WIB 92, belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130, WIB 92, belaste inkomens van de beide echtgenoten.
Fiscaal alleenstaanden
Mijn partner en ik laten in 2022 thuis een laadstation voor elektrische wagens installeren en betalen in 2022 ieder de helft van de volgende uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de belastingvermindering:
- aankoop en plaatsing: 2.000 euro
- keuring: 200 euro.
Hoeveel bedraagt de belastingvermindering voor het aanslagjaar 2023?
De belastingvermindering bedraagt per partner:
Betaald bedrag | 1.100 euro |
Max. 1.500 euro per laadstation | 1.500 euro x 50 %= 750 euro |
Max. 1.500 euro per belastingplichtige | Niet van toepassing |
In de aangifte te vermelden bedrag | 750 euro |
Berekening van de vermindering | 750 euro x 45 % = 337,50 euro |
Mijn echtgenoot en ik wonen in een appartement met bijbehorende parkeerplaats.
De parkeerplaats is privatief.
Na de nodige toestemmingen van de andere mede-eigenaars voor werken aan de gemeenschappelijke muur en ook in de gemeenschappelijke ruimte waar de individuele elektriciteitstellers zijn aangebracht, laten wij in 2021 aan onze parkeerplaats een laadstation voor elektrische wagens plaatsen.
De gedane uitgaven zijn volledig privatief.
Wij betalen in 2021 (vanaf 01.09.2021) de volgende uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de belastingvermindering:
- aankoop en plaatsing: 1.200 euro
- keuring: 250 euro.
Hoeveel bedraagt de belastingvermindering voor het aanslagjaar 2022?
| Echtgenoot 1 | Echtgenoot 2 |
Betaald bedrag | 725 euro (1.450 euro x 50 %) | 725 euro (1.450 euro x 50 %) |
Max. 1.500 euro per laadstation | Niet van toepassing | Niet van toepassing |
Max. 1.500 euro per belastingplichtige | Niet van toepassing | Niet van toepassing |
In de aangifte te vermelden bedrag | 725 euro | 725 euro |
Berekening van de vermindering | 725 euro x 45 % | 725 euro x 45 %= 326,25 euro |
De belastingvermindering (652,5 euro) wordt evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130, WIB 92, belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130, WIB 92, belaste inkomens van de beide echtgenoten.
Tijdens de algemene vergadering van de vereniging van mede-eigenaars (VME) wordt besloten om in 2022 in het gemeenschappelijk gedeelte van het appartementsgebouw 2 laadstations te plaatsen.
De laadstations zullen toegankelijk zijn voor de eigenaars of de huurders van de betrokken appartementen.
De verdeelsleutel in de VME voor dergelijke uitgaven wordt per eigendomsaandeel vastgesteld:
| Bestemming | Eigendomsaandeel |
Eigenaar 1 (natuurlijk persoon) | woonplaats | 450/1.000 |
Eigenaar 2 (natuurlijk persoon) | verhuurd | 300/1.000 |
Eigenaar 3 (vennootschap) | verhuurd | 250/1.000 |
Voor de plaatsing van de 2 laadstations betaalt de VME in 2022:
- voor de aankoop en plaatsing: 4.500 euro
- voor de keuring: 350 euro.
Hoeveel bedraagt de belastingvermindering voor het aanslagjaar 2023?
Eigenaar 1
Betaald bedrag | 2.182,50 euro (4.500 euro + 350 euro) x 450/1.000 |
Max. 1.500 euro per laadstation | 1.350 euro (1.500 euro x 450/1.000 x 2) |
Max. 1.500 euro per belastingplichtige | Niet van toepassing |
In de aangifte te vermelden bedrag | 1.350 euro |
Berekening van de vermindering | 1.350 euro x 45 % = 607,5 euro |
Eigenaar 2 en eigenaar 3 kunnen geen aanspraak maken op de belastingvermindering.
In een appartementsgebouw zijn er 3 appartementen. Elk appartement heeft een autostaanplaats in de garage.
Tijdens de algemene vergadering van de vereniging van mede-eigenaars (VME) wordt besloten om met het oog op de aankoop en installatie van laadstations door de bewoners in 2022 het volgende te laten doen:
- de installatie van een nieuwe gemeenschappelijke elektriciteitsmeter op groene stroom
- de installatie van een gemeenschappelijke elektrisch netwerk met gemeenschappelijke keuring waarop privatieve laadpalen kunnen worden geplaatst.
De verdeelsleutel in de VME voor die uitgaven wordt als volgt vastgesteld:
| Bestemming | Verdeelsleutel |
Eigenaar 1 (natuurlijk persoon) | Woonplaats | 1/3 |
Eigenaar 2 (natuurlijk persoon) | Woonplaats | 1/3 |
Eigenaar 3 (natuurlijk persoon) | Verhuurd | 1/3 |
Voor voormelde installatiekosten betaalt de VME in 2022 3.000 euro. De uitgaven voldoen aan de voorwaarden van de belastingvermindering.
In 2022 laten eigenaar 1, eigenaar 2 en de huurder een laadstation installeren bij hun autostaanplaats. Zij doen in 2022 de volgende uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de belastingvermindering:
| Uitgaven 2022 |
Eigenaar 1 | 2.350 euro |
Eigenaar 2 | 2.350 euro |
Huurder | 2.350 euro |
Hoeveel bedraagt de belastingvermindering voor het aanslagjaar 2023?
Eigenaar 1
Betaald bedrag | 3.350 euro ((3.000 euro x 1/3) + 2.350 euro) |
Max. 1.500 euro per laadstation | 1.500 euro |
Max. 1.500 euro per belastingplichtige | Niet van toepassing |
In de aangifte te vermelden bedrag | 1.500 euro |
Berekening van de vermindering | 1.500 euro x 45 % = 675 euro |
Eigenaar 2
Idem als eigenaar 1.
Eigenaar 3
Hij kan geen aanspraak maken op de belastingvermindering, gezien hij niet heeft geïnvesteerd in de aankoop van een laadstation.
Huurder
Betaald bedrag | 2.350 euro |
Max. 1.500 euro per laadstation | 1.500 euro |
Max. 1.500 euro per belastingplichtige | Niet van toepassing |
In de aangifte te vermelden bedrag | 1.500 euro |
Berekening van de vermindering | 1.500 euro x 45 % = 675 euro |
Werkelijke beroepskosten
Ik heb in 2022 thuis een laadstation voor elektrische wagens laten installeren.
Ik betaalde in 2022 de volgende uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de belastingvermindering:
- aankoop en plaatsing: 3.500 euro
- keuring: 500 euro.
Van deze uitgaven wordt 2.000 euro als een beroepsmatige investering aangemerkt. Deze investering wordt over 10 jaar (tijdens de belastbare tijdperken 2022 tot 2031) afgeschreven.
Hoeveel bedraagt de belastingvermindering voor het aanslagjaar 2023?
Betaald bedrag | 4.000 euro |
Uitgesloten uitgaven | - 2.000 euro |
In aanmerking komende uitgaven | 2.000 euro |
Max. 1.500 euro per laadstation | 1.500 euro |
Max. 1.500 euro per belastingplichtige | Niet van toepassing |
In de aangifte te vermelden bedrag | 1.500 euro |
Berekening van de vermindering | 1.500 euro x 45 % = 675 euro |
Een werkgever koopt een laadstation dat bij de werknemer thuis wordt geplaatst. Het laadstation is eigendom van de werkgever, maar de werknemer mag er gebruik van maken.
De werknemer betaalt bepaalde plaatsingskosten zelf (bvb. extra bekabelingskosten).
Kan de werknemer aanspraak maken op de belastingvermindering voor het plaatsen van een laadstation?
Neen.
De werknemer heeft niet geïnvesteerd in de aankoop van een laadstation en is er geen eigenaar van. De loutere betaling van plaatsingskosten heeft niet tot gevolg dat de werknemer aanspraak kan maken op de belastingvermindering.
Ik beslis thuis een laadstation voor elektrische wagens te laten installeren.
Ik betaal in 2022 de volgende uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de belastingvermindering :
- aankoop en plaatsing: 1.000 euro
- keuring: 200 euro.
Mijn werkgever kent mij een vergoeding toe van 500 euro, als terugbetaling van de kosten van het laadstation. Dit bedrag werd als voordeel van alle aard belast.
Hoeveel bedraagt de belastingvermindering voor het aanslagjaar 2023?
Betaald bedrag | 1.200 euro |
Max. 1.500 euro per laadstation | Niet van toepassing |
Max. 1.500 euro per belastingplichtige | Niet van toepassing |
In de aangifte te vermelden bedrag | 1.200 euro |
Berekening van de vermindering | 1.200 euro x 45 % = 540 euro |
Het bedrag dat als voordeel van alle aard werd belast mag in aanmerking worden genomen als een door de belastingplichtige werkelijk betaalde uitgave.
Ik beslis thuis een laadstation voor elektrische wagens te laten installeren.
Ik betaal in 2022 de volgende uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de belastingvermindering:
- aankoop en plaatsing: 1.000 euro
- keuring: 200 euro.
Aangezien ik over meerdere elektrische wagens beschik, beslis ik om in 2024 een bijkomend laadstation voor elektrische wagens te laten installeren.
Ik betaal in 2024 de volgende uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de belastingvermindering:
- aankoop en plaatsing: 1.300 euro
- keuring: 280 euro.
Hoeveel bedraagt de belastingvermindering voor het aanslagjaar 2023?
Betaald bedrag | 1.200 euro |
Max. 1.500 euro per laadstation | Niet van toepassing |
Max. 1.500 euro per belastingplichtige | Niet van toepassing |
In de aangifte te vermelden bedrag | 1.200 euro |
Berekening van de vermindering | 1.200 euro x 45 % = 540 euro |
Hoeveel bedraagt de belastingvermindering voor het aanslagjaar 2025?
Er kan voor het aanslagjaar 2025 geen belastingvermindering meer worden toegestaan, aangezien voor deze belastingplichtige reeds voor het aanslagjaar 2023 een belastingvermindering werd toegepast.
Ik beslis thuis 2 laadstations voor elektrische wagens te laten installeren.
Ik betaal in 2022 de volgende uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de belastingvermindering:
- aankoop en plaatsing per laadstation: 2.000 euro (totaal 4.000 euro)
- keuring van de 2 laadstations: 400 euro.
Hoeveel bedraagt de belastingvermindering voor het aanslagjaar 2023?
Betaald bedrag | 4.400 euro |
Max. 1.500 euro per laadstation | 3.000 euro |
Max. 1.500 euro per belastingplichtige | 1.500 euro |
In de aangifte te vermelden bedrag | 1.500 euro |
Berekening van de vermindering | 1.500 euro x 45 % = 675 euro |
Interne ref.: 729.455