Belastingheffing op meerwaarden in vennootschappen

Het fiscale landschap van de inkomsten van financiële beleggingen in vennootschappen is de voorbije jaren, en vooral dan sinds 2018, grondig gewijzigd. We komen hier niet terug op de verdubbeling van de roerende voorheffing, van 15 tot 30%, in een tijdspanne van zes jaar (2011-2017). We bespreken wel in dit artikel de huidige belastingheffing op meerwaarden door beleggingen in vennootschappen.



Vooraleer we dieper ingaan op het belastingstelsel van deze meerwaarden en dividenden, mogen we niet vergeten dat fiscaliteit altijd maar een van de bestanddelen van het rendement van een belegging is die de winst vóór belastingen beperken: het netto-inkomen is wel belangrijk voor de vennootschap die haar fondsen beschikbaar stelt.


Verder moeten we in het achterhoofd houden dat het percentage van de aftrek voor risicokapitaal (ook ARK of notionele interesten genoemd) mee beïnvloed wordt door bepaalde financiële activa. Dat percentage is zo sterk gedaald dat het nog slechts een marginale factor is bij de keuze van beleggingen. Toen deze aftrek met de wet van 22 juni 2005 werd ingevoerd, was het vaak een factor die mee de keuze voor de ene of de andere belegging rechtvaardigde. Sinds de recentste belastinghervorming is de aftrek echter nog slechts voor een minderheid van vennootschappen van enige betekenis.


Niemand van ons betaalt graag belastingen op bedragen waarop reeds belasting werd betaald, dat is gewoon zo. In de fiscaliteit van vennootschappen kan belastingheffing vermeden worden op inkomsten die in de vennootschap die ze heeft uitgekeerd, reeds werden belast. We noemen dat het stelsel van de definitief belaste inkomsten (DBI), dat watervalbelasting en dubbele of drievoudige belasting voorkomt.



Al dan niet gecumuleerde belastingheffing: van twee naar drie voorwaarden in 2018

Tot eind 2017 waren meerwaarden die vennootschappen op eigen aandelen realiseerde, niet belast­baar; ter compensatie waren waardeverminderingen niet aftrekbaar van de belastbare grondslag daarvan. Die aandelen moesten echter minstens een jaar in eigendom blijven. Deze permanentievoorwaarde geldt nog steeds, net zoals de voorwaarde “redelijke taxatie”: inkomsten moeten niet vrijgesteld zijn van belastingen of te beperkt belast zijn in vergelijking met België.


Als de vennootschap meer dan 50% van haar volgestorte kapitaal (vermeerderd met de belaste reserves en meerwaarden na re-evaluatie) had belegd, werd ze uitgesloten voor het verlaagde tarief vennootschapsbelasting, dat momenteel 25% bedraagt, behalve 20% op de eerste 100.000 euro winst van kmo’s; deze voorwaarde bestaat nog steeds en net zoals vroeger is de limiet van 50% niet van toepassing op participaties in vennootschappen waarvan men ten minste 75% van het kapitaal bezit. Het gaat vooral om participaties in filialen waarvoor de meerwaarden gevrijwaard blijven.


2018 was het jaar van nogmaals een ingrijpende fiscale verandering, met de invoer van de belasting­heffing op meerwaarden van vennootschappen zonder de aftrekbaarheid van waardeverminde­ringen toe te staan. Sindsdien zijn meerwaarden op beleggingen immers belastbaar, behalve dat een derde voorwaarde toegevoegd moet worden aan de twee hoger genoemde: de participatie moet 10% van de doelvennootschap of 2.500.000 euro bedragen. Aangezien dergelijke beleggingen slechts zelden door niet-financiële kmo’s worden gerealiseerd, kunnen we net zo goed stellen dat alle meerwaarden op beleggingen in aandelen aan belastingheffing onderworpen zijn. De wetgever maakte de waardeverminderingen evenwel niet aftrekbaar ter compensatie van de belastingheffing op meerwaarden.


Als aan deze drie voorwaarden – permanentie, redelijke taxatie en hoeveelheid – niet wordt voldaan, wordt voor de vennootschap het normale tarief (25%) of het verlaagde tarief vennootschaps­belasting (20% op de eerste 100.000 euro van kmo’s in fiscale zin) toegepast.


Verder onthouden we nog dat, algemeen gesproken, als voor elk van de hoger genoemde types van beleggingen alleen beleggingen die belastbare periodieke inkomsten toekennen, niet afgetrokken hoeven te worden van de basis voor de notionele interesten.



Andere beleggingen?

Zolang de rentevoeten voor kasbons, spaarrekeningen, obligaties of beleggingen in verzekeringen positief blijven (tak 21, 23 of 26), verschilt het stelsel enigszins, want als de inkomsten belastbaar zijn, blijft eventueel verlies gelukkig aftrekbaar.


Bevek-inkomsten, of het nu gaat om dividenden of meerwaarden, blijven belastbaar voor de vennootschapsbelasting en waardeverminderingen zijn niet aftrekbaar; het belastingstelsel is met andere woorden hetzelfde als voor aandelen die individueel in eigendom zijn.


U kunt ook rechtstreeks grondstoffen, met op de eerste plaats goud, of kunstwerken kopen. Weet dat meerwaarden dan belastbaar zijn en dat waardeverminderingen of verliezen aftrekbaar zijn.



Is de DBI-bevek de oplossing?

U kunt nog steeds beleggen in een “DBI-bevek”, een vennootschap die zelf belegt in aandelen van vennootschappen die “goede” inkomsten (meerwaarden en dividenden) opleveren, namelijk aandelen die reeds aan een belasting onderworpen waren die minstens even hoog was als de Belgische belasting.


Deze bevek moet aan haar aandeelhouders (die hierop geen belasting meer hoeven te betalen) 90% van haar winst voor belasting uitkeren. Het voordeel van een DBI-bevek is met andere woorden dat dubbele belastingheffing op reeds belaste inkomsten wordt vermeden. Het belangrijkste nadeel is dat aftrek voor notionele interesten niet mogelijk is, aangezien die onbeduidend is geworden. Net zoals voor andere beleggingen die de limiet van het verhoogde kapitaal overschrijden, is het mogelijk dat hierdoor het recht op een verlaagd tarief vennootschapsbelasting vervalt.


Het komt er met andere woorden op aan om het juiste evenwicht te vinden tussen risiconiveau, omvang van de belegging ten opzichte van het verhoogde kapitaal, dubbele belasting en aanslagvoet vennootschapsbelasting. Haal de rekenmachine maar boven!




Bron : oblis.be

Mots clés

Articles recommandés

SICAV's in Luxemburg: recente jurisprudentie en fiscaliteit in België

Arizona en de belasting op roerende inkomsten: analyse en vooruitzichten

Gids voor politici om de fiscaliteit van meerwaarden beter te begrijpen