Indien u een bedrijfsfiets toekent aan uw werknemer of bedrijfsleider, dan vormt die toekenning in hoofde van die werknemer of bedrijfsleider een vrijgesteld voordeel, op voorwaarde dat de bedrijfsfiets effectief gebruikt wordt in het kader van het woon-werkverkeer én op voorwaarde dat de werknemer of de bedrijfsleider in de personenbelasting kiest voor de forfaitaire aftrek van beroepskosten.
Vanaf inkomstenjaar 2024 moet het bedrag van dat voordeel verplicht op de fiscale fiche vermeld worden. Zo heeft de fiscus alle gegevens om het voordeel te belasten bij werknemers die hun werkelijke beroepskosten bewijzen.
Deze wijziging heeft voor alle duidelijkheid geen enkele invloed op de maandelijkse loonberekening, want het voordeel van de bedrijfsfiets blijft onder dezelfde voorwaarden als vroeger vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing.
Deze verandering vraagt enkel een administratieve aanpassing, want er zal voor elke bedrijfsfiets een schatting gemaakt moeten worden van het voordeel. De raming moet gebeuren op basis van de werkelijke waarde van het voordeel. In hun circulaire (2024/C/22) geeft de fiscus een aantal voorbeelden en uitleg over waar er specifiek rekening mee gehouden moet worden bij de vaststelling van die werkelijke waarde.
In hoofdzaak moet er gekeken worden naar de aankoop- of de leasekosten van de fiets, met inbegrip van de toebehoren en diensten (zoals onderhoud en verzekering). Ook de btw moet steeds meegeteld worden. In geval van een aankoop wordt de aankoopprijs van de fiets en toebehoren gespreid over vijf jaar gerekend. Gaat het om een leasefiets dan wordt de huur die je als werkgever betaalt op jaarbasis gerekend.
Gelieve aan uw dossierbeheerder ten laatste op 15/11/2024 voor elke bedrijfsfiets de door u berekende werkelijke waarde door te geven, op die manier kunnen wij op een correctie manier de fiscale fiche invullen voor inkomstenjaar 2024.
Vanaf het inkomstenjaar 2024 moeten de fiscale fiches (nrs. 281.10 en 281.20) melding maken van:
Op de fiche ‘10’ worden in het vak 14 de volgende lijnen toegevoegd:
Voor fiche ‘20’ (bedrijfsleiders) zal er een nieuw vakje komen.
De nieuwe ficheverplichting is van toepassing voor:
Werknemers en bedrijfsleiders die ervoor geopteerd hebben om hun werkelijke beroepskosten aan te geven, moeten vanaf 2024 in de personenbelasting worden belast op het voordeel van de bedrijfsfiets en de fietsvergoeding.
Voor werknemers en bedrijfsleiders, die kiezen voor een forfaitaire aftrek van beroepskosten, heeft deze vermelding op de fiscale fiche dus geen impact.
De werkelijke waarde van het voordeel moet worden vermeld, rekening houdend met:
Voorbeelden in de circulaire:
1) Een werkgever leaset een fiets. De fiets maakt deel uit van een pool zonder te zijn toegewezen aan een specifieke werknemer. De werknemer kan het volledige jaar, telkens wanneer hij dat wil, beschikken over de fiets.
Er kan worden aanvaard dat het voordeel wordt vastgesteld op basis van de door de werkgever gedragen kosten. Het gaat in principe om de huur betaald door de werkgever voor het volledige jaar.
2) Een werkgever koopt een elektrische fiets en stelt deze permanent ter beschikking aan zijn werknemer (waarde: 3.000 euro), evenals de toebehoren (waarde: 500 euro). De werkgever neemt de herstellings- en onderhoudskosten (overeenkomst van 80 euro per jaar) ten laste. De werknemer beschikt het hele jaar door over de fiets bij hem thuis. Er kan worden aanvaard dat het voordeel wordt vastgesteld op basis van de aankoopprijs van de fiets en de toebehoren gespreid over 5 jaar, zijnde de economische levensduur van de fiets, waaraan de kosten van de herstellings- en onderhoudsovereenkomst worden toegevoegd.
Wat als werknemers en bedrijfsleiders kiezen om de werkelijke beroepskosten te bewijzen?
Deze werknemers en bedrijfsleiders zijn uitgesloten van de vrijstellingsregeling. Zij mogen een kostenforfait per afgelegde kilometer toepassen voor het gebruik van de fiets in het kader van verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling.
Voor aanslagjaar 2025 (inkomsten 2024) bedraagt het geïndexeerde bedrag van dit kostenforfait 0,35 euro per afgelegde kilometer. De werkelijk gemaakte kosten voor het gebruik van de fiets in het kader van de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling zijn, indien bewijs voorhanden is, in principe volledig aftrekbaar van de belastbare grondslag van de belastingplichtige.
Voorbeeld:
Mevrouw C. legt tijdens het belastbaar tijdperk 2024 (aanslagjaar 2025) woon-werkverkeer af met de fiets voor een totale afstand van 8.000 km. Haar werkgever betaalt haar hiervoor een fietsvergoeding van 3.200 euro (namelijk 0,40 euro x 8.000 km). Mevrouw C. kiest ervoor om haar werkelijke kosten aan te geven (aanslagjaar 2025), maar is niet in staat om het bewijs te leveren van de werkelijk gemaakte kosten voor haar woon-werkverkeer met de fiets:
Bron: Circulaire 2024/C/22 over de vrijstelling van de fietsvergoeding en het voordeel dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets, alsook over de beroepskosten verbonden aan het gebruik van de fiets woon-werkverkeer.