In beginsel zijn de meerwaarden die door natuurlijke personen worden verwezenlijkt op aandelen niet belastbaar wanneer ze vallen binnen het kader van het normaal beheer van het privévermogen. Het risico op een belasting van de meerwaarde is evenwel niet louter theoretisch, zoals de opzienbarende zaak van de fiscus tegen een familiale aandeelhouder van de bekende Belgische koekjesfabriek Jules Destrooper het aantoont.
Door de fiscus wordt over het algemeen aanvaard (sedert een verklaring van de Minister van Financiën die teruggaat tot 1961 !) dat de meerwaarden die worden verwezenlijkt op beursbeleggingen voortkomen uit een normaal beheer van het privévermogen. Het is daarom dat de kleine « beursspeler » die online op internet handelt, zich weinig zorgen moet maken..., ten minste zolang hij geen echte doorgewinterde, verstokte, quasi-professionele speler wordt.
Hetzelfde geldt wanneer een Belgische ondernemer vele jaren geleden een werkvennootschap (met het minimumkapitaal) heeft opgericht, en vandaag de aandelen van zijn vennootschap gaat verkopen aan een derde ; dan zal de meerwaarde op de aandelen over het algemeen ook vrijgesteld zijn. Het is zo dat een gigantische meerwaarde (van 1,45 miljard euro) die in 2014 door Marc Coucke werd verwezenlijkt bij de verkoop van zijn deelneming in Omega Pharma aan de Amerikaanse groep Perrigo, is kunnen ontsnappen aan iedere belasting.
Men moet evenwel voorzichtig zijn. De fiscus deinst er niet voor terug om in bepaalde ge- vallen te gaan oordelen dat de verrichting een speculatief karakter heeft en/of de grenzen van het normaal beheer van het privévermogen overschrijdt, om zodoende de meerwaarde te gaan belasten als divers inkomen tegen een tarief van 33%. Zijn laatste slachtoffer : Patrick Destrooper, een van de erfgenamen (aandeelhouder voor 50%) van de koekjesfabriek Jules Destrooper, aan de zijde van zijn broer Peter (aandeelhouder van de resterende 50%).
In eerste instantie had Peter zijn wil uitgerukt om de familiale onderneming te verkopen aan een concurrent, Lotus Bakeries, die bereid was om € 55.700.000 op tafel te leggen. Maar aangezien de relatie tussen beide broers erg gespannen was gaat broer Patrick van zijn kant ook op zoek naar andere kandidaat-kopers.
Hij krijgt een nog beter aanbod van de vennootschap Amigo & Co, in handen van een rijke Belgische familie (Vandermarliere). Hij zal dus de aandelen van zijn broer Peter overkopen krachtens zijn recht op voorkoop en daarna alle aandelen doorverkopen aan Amigo & Co. De fiscus was van oordeel dat de helft van de meerwaarde (€ 2.274.413,06) die werd verwezenlijkt door Patrick Destrooper moest worden belast als divers inkomen. De fiscus zal enkel het vermeende speculatieve/ abnormale gedeelte van de meerwaarde, dat betrekking heeft op de aandelen door Patrick overgekocht van zijn broer (zijnde het ver- schil tussen de overdrachtsprijs aan de uiteindelijke overnemer en de prijs van de uitoefening van het voorkooprecht) gaan belasten. De fiscus zal onder meer verwijzen naar de zeer korte termijn tussen de overname van de aandelen van de broer en het doorverkopen ervan aan de uiteindelijke koper, alsmede de financiering van Patrick Destrooper voor de overnameprijs van de aandelen van zijn broer dankzij fondsen van de uiteindelijke overnemer. De administratie aanvaardt daarentegen de vrijstelling van de meerwaarde die betrekking heeft op de « historische » deelneming die Patrick Destrooper had in de familiale onderneming gedurende decennia : het feit dat een persoon zijn eigen onderneming verkoop na meerdere jaren valt inderdaad onder een « normaal beheer ».
De rechtbank van eerste aanleg van Brugge zal de stelling van de belastingadministratie volgen in een recent vonnis van 9 november 2020. Volgens de rechtbank had een normale en voorzichtige goede huisvader in dezelfde omstandigheden niet op dergelijke manier gehandeld. Ter ondersteuning van hun rede- nering baseerden de rechters zich op het feit dat Patrick Destrooper geen enkele intentie had om de aandelen die hij had overgekocht van zijn broer (gelet op de onmiddellijke doorverkoop) op te nemen in zijn privévermogen en dat hij ook geen eigen financiële middelen had om deze aandelen over te nemen. Deze zaak toont op een duidelijke wijze aan dat het ongebruikelijke karakter en de complexiteit van een verrichting in bepaalde gevallen aanleiding kunnen geven tot de belasting van een meerwaarde op aandelen.
Dit is geen alleenstaand geval. In een recent arrest van 1 december 2020 heeft het hof van beroep van Gent geoordeeld dat de meer- waarde (voor een bedrag van € 416.775) die naar aanleiding van de verkoop van aandelen door een manager van een investerings- fonds, die hij voorafgaandelijk had verkregen door het uitoefenen van een aandelenoptie, werd verwezenlijkt, moest worden belast als een divers inkomen. Volgens het hof konden de uitoefening van de opties en het opnieuw verkopen van de aandelen niet worden gezien als een alleenstaand feit. Deze twee handelingen kaderden daarentegen binnen een grootse ingewikkelde grensoverschrijdende verrichting die een hoofdzakelijk fiscaal doel nastreefde : het belastingvrij doen toekomen van winst en meerwaarden van binnen de groep naar de uiteindelijke aandeelhouders. De door de manager verwezenlijkte meerwaarde was volgens de rechters de hoek- steen van systeem ; ze kon dus niet worden beschouwd als een verrichting van normaal beheer van het privévermogen.