Circulaire 2021/C/47 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 21/05/2021 de Circulaire 2021/C/47 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen.

Tweede addendum bij de circulaire 2020/C/50 van 02.04.2020 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen.


Inhoudstafel

1. Aanpassingen in punt 2.1. van circulaire 2020/C/50

2. Aanvulling in punt 3.6.1.4.3. van circulaire 2020/C/50

3. Aanpassingen in punt 3.8.2. van circulaire 2020/C/50

4. Aanvulling in punt 6.2.3.1. van circulaire 2020/C/50

5. Aanpassing in punt 7.4.3.3.1. van circulaire 2020/C/50

6. Inwerkingtreding


1. Aanpassingen in punt 2.1. van circulaire 2020/C/50

In punt 2.1. van circulaire 2020/C/50 worden in de tabel geschrapt:

- 'Verenigd Koninkrijk – Kanaaleilanden – Nee'

- 'Verenigd Koninkrijk (incl. het Eiland Man) – Ja'.

De tekst onder de tabel in punt 2.1. van circulaire 2020/C/50 wordt vervangen door volgende tekst:

'Behoren niet tot de gemeenschap (btw-gebied): San Marino, Gibraltar, Andorra en Vaticaanstad.

De meest actuele lijst kan worden geraadpleegd (in het Engels) op de website van de Europese Commissie:

https://ec.europa.eu/taxation_customs/business/vat/eu-vat-rules-topic/territorial-status-eu-countries-certain-territories_en


Opmerkingen betreffende de Brexit:

Sinds 01.02.2020 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie verlaten.

Ingevolge het terugtrekkingsakkoord begon er op 01.02.2020 een overgangsperiode te lopen. In deze tweede fase was het Verenigd Koninkrijk vanaf die datum formeel een derde land, met dien verstande dat overeenkomstig het terugtrekkingsakkoord het EU-recht op alle beleidsterreinen volledig van toepassing bleef op en in het Verenigd Koninkrijk, voor zover het bindend was voor en in het Verenigd Koninkrijk voordat het terugtrekkingsakkoord in werking trad. Inzake btw hield dit in dat de btw-reglementering als onderdeel van het 'communautaire acquis' ook tijdens deze tweede fase verder onverkort van toepassing bleef, waarbij het Verenigd Koninkrijk voor de toepassing van de btw-regels aldus bij voortduur als een lidstaat van de EU (als onderdeel van de gemeenschap) moest worden beschouwd.

Bij de afloop van de overgangsperiode zijn de bepalingen van het terugtrekkingsakkoord die het EU-recht nog tijdelijk van toepassing verklaarden op en in het Verenigd Koninkrijk niet langer van toepassing. In deze derde fase die is ingegaan op 01.01.2021 is het Verenigd Koninkrijk aldus ook voor de toepassing van de btw voortaan een derde land.

Een belangrijke uitzondering op dit principe is evenwel opgenomen in het protocol Ierland/Noord-Ierland dat integraal deel uitmaakt van het terugtrekkingsakkoord dat op een aantal domeinen een bijzondere regeling uitwerkt voor Noord-Ierland dat een onderdeel vormt van het Verenigd Koninkrijk.

Dit protocol is in eerste instantie van toepassing voor een periode van vier jaar na het einde van de overgangsperiode (artikel 18, lid 5, van het protocol), maar het is mogelijk dat het protocol nog gedurende één of meer daaropvolgende periodes van toepassing blijft (artikel 18, lid 5, in fine, van het protocol).

Inzake btw geldt, overeenkomstig artikel 8, eerste alinea, van het protocol, dat gedurende de voormelde geldigheidsperiode ervan, de in bijlage 3 van dat protocol vermelde bepalingen van het recht van de Unie enkel betreffende goederen op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn met betrekking tot Noord-Ierland. In afwijking daarvan kan het Verenigd Koninkrijk op in Noord-Ierland belastbare leveringen van goederen evenwel btw-vrijstellingen en verlaagde tarieven toepassen die in Ierland van toepassing zijn in overeenstemming met de bepalingen van bijlage 3 bij dit protocol. De in bijlage 3 van het protocol vermelde bepalingen omvatten met name de bepalingen van het recht van de Unie inzake btw, zoals inzonderheid de btw-richtlijn en de uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011.

De leveringen van goederen vanuit Noord-Ierland naar een lidstaat en omgekeerd gedurende de geldigheidsperiode van het protocol inzake btw worden nog steeds beschouwd als intracommunautaire leveringen en verwervingen. Leveringen van goederen vanuit Noord-Ierland naar andere delen van het Verenigd Koninkrijk en omgekeerd zullen gedurende de geldigheidsperiode van het protocol inzake btw nog worden beschouwd als in- en uitvoeren.

Deze tijdelijke regeling geldt niet voor diensten, ten aanzien waarvan Noord-Ierland met ingang van 01.01.2021 samen met de andere delen van het Verenigd Koninkrijk inzake btw het statuut heeft van een derde land.

Om het btw-stelsel van de EU goed te laten functioneren, is het van essentieel belang dat belastingplichtigen die in Noord-Ierland goederen leveren (met inbegrip van de intracommunautaire leveringen), of intracommunautaire verwervingen van goederen verrichten (ook door niet-belastingplichtige rechtspersonen), zoals vermeld in artikel 214 van de richtlijn 2006/112/EG, overeenkomstig de EU-voorschriften voor btw-doeleinden worden geïdentificeerd. Dit is tevens nodig om de goede werking te waarborgen van de facultatieve bijzondere regelingen voor belastingplichtigen die diensten voor niet-belastingplichtigen of afstandsverkopen verrichten. Bijgevolg dienen die belastingplichtigen en, in voorkomend geval, niet-belastingplichtige rechtspersonen, in Noord-Ierland te worden geïdentificeerd aan de hand van een afzonderlijk EU-btw-identificatienummer dat overeenkomstig de EU-voorschriften wordt toegekend en dat verschilt van Britse btw-identificatienummers (beginnend met 'GB'), die overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk worden toegekend.

De richtlijn (EU) 2020/1756, wijzigt de richtlijn 2006/112/EG betreffende de identificatie van belastingplichtigen in Noord-Ierland om te bepalen dat de btw-identificatienummers in Noord-Ierland het specifieke prefix 'XI' krijgen. Er is een nieuwe specifieke prefix nodig omdat Noord-Ierland geen specifieke ISO-code 3166 alpha 2 heeft, die overeenkomstig artikel 215 van de richtlijn 2006/112/EG voor het bepalen van de prefixen van btw-identificatienummers in de EU wordt gebruikt. De ISO voorziet echter in de mogelijkheid om X-codes voor gebieden zonder specifieke code te gebruiken, zodat hier de code 'XI' werd gekozen. Gezien het gemengde statuut van Noord-Ierland is het mogelijk dat dit EU-btw-identificatienummer naast het in het Verenigd Koninkrijk toegepaste btw-identificatienummer wordt toegekend, bv. wanneer een bedrijf zowel goederen als diensten in Noord-Ierland levert.'


2. Aanvulling in punt 3.6.1.4.3. van circulaire 2020/C/50

Na de achtste alinea van punt 3.6.1.4.3. van circulaire 2020/C/50, wordt de volgende alinea toegevoegd:

'De tekst van artikel 45bis van de uitvoeringsverordening EU/282/2011 verwijst naar de vrijstellingen van artikel 138 van de richtlijn 2006/112/EG in het algemeen en sluit de overbrengingen in de zin van artikelen 12bis, eerste lid, en 39bis, eerste lid, 4°, van het Btw-Wetboek op zichzelf niet uit. De belastingplichtige die een overbrenging verricht handelt tegelijk als leverancier en afnemer en kan zich dus zich dus beroepen op het vermoeden van artikel 45bis, lid 1, a), van de uitvoeringsverordening EU/282/2011 voor zover alle voorwaarden voldaan zijn.'


3. Aanpassingen in punt 3.8.2. van circulaire 2020/C/50

In punt 5 van punt 3.8.2. van circulaire 2020/C/50 wordt de zesde alinea, vervangen door de volgende tekst:

'De vrachtbrief kan evenwel worden vervangen door:

- het bestemmingsdocument (24) (zie 3.6.1.4.4.) dat voldoet aan alle voorwaarden van artikelen 3, § 3 en 4, van het koninklijk besluit nr. 52 van 11.12.2019, ongeacht de leveringsvoorwaarden waaronder de intracommunautaire levering plaatsvindt (dus ook voor de intracommunautaire leveringen franco bestemming)

- een combinatie van niet-tegenstrijdige bewijsstukken die voldoen aan alle voorwaarden van artikel 45bis van de uitvoeringsverordening EU/282/2011, en in de situatie van artikel 45bis, lid 1, b), van de uitvoeringsverordening EU/282/2011 is aangevuld met de in punt i) opgelegde schriftelijke verklaring van de afnemer opgemaakt volgens de in dat punt i) opgelegde modaliteiten (24bis) (zie 3.6.1.4.3.). Dit houdt onder meer in dat de bewijsstukken moeten zijn uitgereikt door twee verschillende partijen die onafhankelijk zijn van elkaar, van de verkoper en van de afnemer. Er wordt aan herinnerd dat artikel 45bis van de uitvoeringsverordening EU/282/2011 niet van toepassing is wanneer de leverancier of de afnemer zelf met eigen transportmiddel het vervoer van de goederen verricht.

(24) Er wordt aan herinnerd dat het bestemmingsdocument in de zin van artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit nr. 52, met ingang van 01.01.2020 niet kan worden gebruikt voor overbrengingen in de zin van artikel 12bis, eerste lid, van het Btw-Wetboek.
(24bis) De tekst van artikel 45bis van de uitvoeringsverordening EU/282/2011 sluit de overbrengingen in de zin van artikelen 12bis, eerste lid en 39bis, eerste lid, 4°, van het Btw-Wetboek niet uit. Aangezien de belastingplichtige die een overbrenging verricht tegelijk optreedt als leverancier en afnemer, kan hij zich beroepen op het vermoeden van artikel 45bis, lid 1, a), van de uitvoeringsverordening EU/282/2011 als alle voorwaarden voldaan zijn.

Dit moet worden voorzien in het typecontract dat tussen de globale aansprakelijke vertegenwoordiger en zijn lastgever is afgesloten. In het typecontract kan worden voorzien dat de lastgever per transactie de keuze heeft om de aansprakelijk vertegenwoordiger ofwel een vrachtbrief, ofwel een bestemmingsdocument, ofwel de hierboven bedoelde bewijsstukken - en in voorkomend geval de schriftelijke verklaring van de afnemer - die voldoen aan de voorwaarden van artikel 45bis van de uitvoeringsverordening EU/282/2011, te bezorgen.'


4. Aanvulling in punt 6.2.3.1. van circulaire 2020/C/50

Na de tweede alinea in punt 6.2.3.1. van circulaire 2020/C/50 wordt de volgende alinea toegevoegd:

'De waarde zoals bedoeld in punt d en h moet worden bepaald op dezelfde manier waarop:

- de maatstaf van heffing wordt bepaald van een overbrenging (zie artikel 33bis van het Btw-Wetboek);

- de waarde wordt bepaald van verzonden goederen die in het register van niet-overbrengingen moeten worden opgenomen (zie artikel 54bis, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek en artikelen 23 en 24, 7°, van het koninklijk besluit nr. 1, voornoemd);

en is dus: de aankoopprijs van de goederen of soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, de kostprijs, in voorkomend geval rekening houdend met artikel 26, § 1, tweede en derde lid en met artikel 28 van het Btw-Wetboek bepaald op het tijdstip waarop die handelingen worden verricht.'


5. Aanpassing in punt 7.4.3.3.1. van circulaire 2020/C/50

In de eerste alinea wordt tussen: '… maar is geïdentificeerd voor btw-doeleinden in een andere lidstaat (lidstaat 2) …' en ' …dan de lidstaat van vertrek (lidstaat 1) of …', het volgende toegevoegd: '(dit geldt ook voor een in Noord-Ierland geïdentificeerde belastingplichtige met een btw-identificatienummer met prefix XI)'.


6. Inwerkingtreding

De wijzigingen onder punten 1 en 5 zijn van toepassing vanaf 01.01.2021.

De aanvullingen onder punten 2 en 4 betreffen verduidelijkingen en zijn van toepassing vanaf 01.01.2020.

De wijzigingen onder punt 3 zijn van toepassing vanaf de publicatie van deze circulaire.


Bron: Fisconetplus

Mots clés