1 mei: Dag van de Belastingdruk op Arbeid.

Op 1 mei vieren we traditioneel de “Dag van de Arbeid”. Deze feestdag werd in het leven geroepen op het congres van de Tweede Internationale, toen de American Federation of Labour voorstelde om op 1 mei 1890 een internationale protestactie te organiseren, om de achturige werkdag af te dwingen. Door het succes van deze actie besloot men de Dag van de Arbeid tot een jaarlijkse traditie te maken.

Thans 134 jaar later, heeft de internationale arbeidersbeweging heel wat sociale rechten verworven. En in tijden van grote weelde op de arbeidsmarkt, valt er behalve waakzaamheid over de reeds verworven rechten, misschien niet zo veel meer te eisen. Vandaar dat het geen slecht idee zou zijn om dit jaar van de Dag van de Arbeid, de Dag van de Belastingdruk op Arbeid te maken. Want hier kunnen we wel nog een boom over opzetten, en bovendien is dit een thema dat werknemers en werkgevers kan verenigen.

Let’s face it, wat belastingdruk op arbeid betreft, hebben we in dit land een probleem. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) brengt sinds 2000 jaarlijks een rapport uit Taxing Wages, waar de belastingdruk op arbeid in de 38 landen van de OESO in kaart wordt gebracht. Uit het laatste rapport, dat vorige week werd gepubliceerd, blijkt dat België voor zes van de acht bestudeerde situaties op de eerste plaats staat wat de belastingdruk op arbeid betreft. De absolute uitschieter is terug de Belgische alleenstaande zonder kinderen die in 2023, op een gemiddeld inkomen, 52,7% van het inkomen naar de overheid zag vloeien. Hiermee is de Belgische alleenstaande zonder kinderen terug de zwaarst belaste persoon in de OESO, en dit reeds voor het 24ste jaar op rij.

Dat de belastingdruk op arbeid een probleem vormt, daar zijn vriend en vijand, van jong tot oud, van werkgevers tot werknemers, van politiek links tot politiek rechts het allemaal over eens. De te hoge belastingdruk op arbeid tast de koopkracht van de werknemers en de concurrentiekracht van de werkgevers aan, en daar moet iets aan gedaan worden.

Maar we moeten ons ook de vraag stellen, waarom dit probleem nog altijd bestaat, als er zo’n grote consensus bestaat om het probleem aan te pakken. Wel het antwoord is vrij simpel. Iedereen is voor de verlaging van de belastingdruk op arbeid, tot… het concreet wordt. In de huidige budgettaire context is een pure lastverlaging een utopie. Daar is gewoon geen ruimte voor. Dit betekent dat de budgettaire kost van een lastenverlaging op arbeid, op de een of andere manier moet gecompenseerd worden. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden, gaande van nieuwe fiscale inkomsten zoals een “rijkentaks”, over het verschuiven van belastingdruk van arbeid naar kapitaal, consumptie of ecologie, tot het saneren in de overheidsuitgaven. En over de manier waarop, daar bestaat allesbehalve een consensus over, en dat is het echte probleem.

Het oplossen van het probleem van de belastingdruk op arbeid, kan in die omstandigheden niet worden losgekoppeld van een meer fundamentele vraag, en dat is de vraag hoe we verder willen gaan met ons maatschappelijk model, en dat is de verzorgingsstaat. Wat velen onder ons uit het oog verliezen, is dat we inderdaad een hoge belastingdruk op arbeid hebben, maar dat daar ook iets tegenover staat. Gezondheidszorg en onderwijs zijn quasi gratis en staan op hoog niveau. Wie ziek wordt in dit land hoeft zich in ieder geval financieel eigenlijk weinig zorgen te maken, net als mensen die hun job verliezen. En ook ondernemingen kunnen eigenlijk ook op heel wat overheidssteun rekenen.

We zijn het in de loop der jaren zo gewoon geworden dat de overheid tal van zaken gaat subsidiëren, dat we dit allemaal voor de hand liggend vinden. En dat is het net, dat is helemaal niet voor de hand liggend. De zorgtaak van de overheid kost handenvol geld, en het is arbeid die voor de meeste brandstof zorgt om de motor van de verzorgingsstaat draaiende te houden.

Als we niet meer bereid zijn om de belastingdruk op arbeid op hetzelfde niveau te houden als vandaag, dan heeft dit consequenties. Zijn we bereid om minder “zorg” van de overheid te krijgen? En zijn we dan ook bereid om pakweg meer collegegeld voor onze studenten te betalen, meer remgeld voor medische prestaties te betalen, meer te betalen voor het openbaar vervoer of minder bedrijfssubsidies of pensioenen te krijgen?

En als we niet bereid zijn om minder “zorg” van de overheid te krijgen, zijn we dan bereid om nieuwe belastingen in het leven te roepen, zoals een rijkentaks. Of zijn we dan bereid om de belastingdruk van arbeid naar consumptie of naar kapitaal te verschuiven? Dit wil dan zeggen hogere BTW of accijnzen, of bijvoorbeeld de invoering van een meerwaardebelasting op aandelen. En beseffen we dan ook dat de verlaging van de belastingdruk op arbeid de personenbelasting doet krimpen, waardoor ook de gewesten en de gemeenten financieel getroffen worden, en zij op hun beurt ook compenserende maatregelen zullen moeten nemen?

Dit zijn de fundamentele vragen die we ons moeten stellen, en waar de politiek in een kramp schiet. Iedereen wil wel de belastingdruk op arbeid verlagen, maar niemand wil hiervoor de rekening betalen. Vandaar een warme oproep tot politieke verantwoordelijkheid. Het terugdringen van het begrotingstekort en het verlagen van de belastingdruk op arbeid zal op alle vlakken offers vragen, maar het is noodzakelijk in het belang van de verzorgingsstaat. Om een omelet te bakken, moeten nu eenmaal eieren worden gebroken.

Mots clés