Circulaire 2019/C/15 over de invoering van forfaitaire beroepskosten op winst

Op 8 februari publiceerde de Algemene administratie een omzendbrief over de forfaitaire beroepskosten op winst ingevoerd door de wet van 26.03.2018 betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie.



I. Inleiding

Deze circulaire bespreekt de art. 56, 57 en 58 van de W 26.03.2018 betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie (W 26.03.2018) (1).


(1) BS 30.03.2018, ed. 2.


Met die bepalingen heeft de wetgever een nieuw beroepskostenforfait ingevoerd dat van toepassing is op belastingplichtigen die winst verkrijgen. Daardoor zijn zij niet langer verplicht om hun werkelijke kosten te bewijzen.

Dat forfait is hetzelfde als dat van toepassing op bezoldigingen van werknemers die vanaf 01.01.2018 zijn betaald of toegekend, nl. 30 % met een maximum van 2.950 euro (basisbedrag).


II. Wettelijke bepalingen

A. W 26.03.2018

Artikel 56

In artikel 51 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:


1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:

ꞌMet betrekking tot andere bezoldigingen, winst en baten dan vergoedingen verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen, winst of baten, worden de beroepskosten, de in artikel 52, 7° en 8°, bedoelde bijdragen en sommen en, wat winst betreft, de aankoopprijs van de verkochte handelsgoederen en van de grondstoffen uitgezonderd, bij gebrek aan bewijzen forfaitair bepaald op percentages van het brutobedrag van die inkomsten, vooraf verminderd met de voormelde bijdragen en sommen en de voormelde aankoopprijs.ꞌ;


2° in het tweede lid, wordt een bepaling onder 5° ingevoegd, luidende:

ꞌ5° voor winst: 30 pct.ꞌ;


3° in het derde lid, worden de woorden ꞌvoor het geheel van de inkomsten als vermeld in het tweede lid, 1°,ꞌvervangen door de woorden ꞌvoor het geheel van de inkomsten van éénzelfde categorie als vermeld in het tweede lid, 1° en 5°,ꞌ;


4° het artikel wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende:

ꞌDe belastingplichtigen die bij toepassing van artikel 342, § 1, worden belast op grond van forfaitaire grondslagen van aanslag, evenals hun meewerkende echtgenoot voor het aandeel dat hij uit dergelijke forfaitair vastgestelde inkomsten verkrijgt, kunnen geen gebruik maken van het forfait bepaald in het tweede lid, 3°, 4° en 5°.ꞌ.


Artikel 57


In titel III, hoofdstuk II, afdeling IV, onderafdeling I, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 194octies ingevoegd, luidende:

ꞌArt. 194octies. Artikel 51, tweede lid, 5°, is niet van toepassing.ꞌ.


Artikel 58


De artikelen 56 en 57 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2018 en zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2019.


B. Gecoördineerde tekst van art. 51, WIB 92 (aj. 2019)

Rekening houdend met de wijzigingen aangebracht door art. 56, W 26.03.2018 luidt art. 51, WIB 92, voortaan als volgt (de wijzigingen zijn onderlijnd):


Artikel 51, WIB 92


Met betrekking tot andere bezoldigingen, winst en baten dan vergoedingen verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen, winst of baten, worden de beroepskosten, de in artikel 52, 7° en 8°, bedoelde bijdragen en sommen en, wat winst betreft, de aankoopprijs van de verkochte handelsgoederen en van de grondstoffen uitgezonderd, bij gebrek aan bewijzen forfaitair bepaald op percentages van het brutobedrag van die inkomsten, vooraf verminderd met de voormelde bijdragen en sommen en de voormelde aankoopprijs.


Die percentages bedragen:

1° voor bezoldigingen van werknemers: 30 %;
2° voor bezoldigingen van bedrijfsleiders: 3 %;
3° voor bezoldigingen van meewerkende echtgenoten: 5 %;
4° voor baten:


a) 28,7 % van de eerste schijf van 6000 euro;
b) 10 % van de schijf van 6000 EUR tot 11.910 euro;
c) 5 % van de schijf van 11.910 EUR tot 19.830 euro;
d) 3 % van de schijf boven 19.830 euro;


5° voor winst: 30 %.


In geen geval mag het forfait meer bedragen dan 4.720 euro voor het geheel van de inkomsten van éénzelfde categorie als vermeld in het tweede lid, 1° en 5°, noch meer dan 2.490 euro voor het geheel van de inkomsten als vermeld in het tweede lid, 2°, noch meer dan 4.150 euro voor het geheel van de inkomsten van éénzelfde categorie als vermeld in het tweede lid, 3° en 4°.

Met betrekking tot bezoldigingen van werknemers wordt het forfait, gelet op de uitzonderlijke kosten die voortvloeien uit de afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, verhoogd met een bedrag bepaald volgens een door de Koning vastgestelde schaal.


De belastingplichtigen die bij toepassing van artikel 342, § 1, worden belast op grond van forfaitaire grondslagen van aanslag, evenals hun meewerkende echtgenoot voor het aandeel dat hij uit dergelijke forfaitair vastgestelde inkomsten verkrijgt, kunnen geen gebruik maken van het forfait bepaald in het tweede lid, 3°, 4° en 5°.


III. Commentaar

A. Voorafgaande opmerking

De forfaitaire aftrek als beroepskosten geldt niet voor:

- tijdens de beroepswerkzaamheid verkregen vergoedingen tot herstel van een tijdelijke winstderving

- winst van een vorige beroepswerkzaamheid bedoeld in art. 28, WIB 92.


B. Betrokken belastingplichtigen

De nieuwe forfaitaire kosten van 30 % zijn van toepassing voor belastingplichtigen onderworpen aan de PB en aan de BNI/nat. pers. die winst verkrijgen uit een nijverheids-, handels-, of landbouwonderneming.


C. Belastingplichtigen die van de forfaitaire kosten zijn uitgesloten

Van de forfaitaire kosten bedoeld in art. 51, tweede lid, 3°, 4° en 5°, WIB 92, zijn uitgesloten:

1° belastingplichtigen die worden belast op grond van forfaitaire grondslagen van aanslag met toepassing van art. 342, § 1, WIB 92.

Voor een volledige lijst van de beroepen die volgens die forfaitaire grondslagen van aanslag kunnen worden belast, wordt verwezen naar Fisconetplus: FISCALITEIT > Inkomstenbelastingen > Administratieve richtlijnen en commentaren > Forfaitaire grondslagen van aanslag. De administratie publiceert er jaarlijks het geheel van de forfaitaire grondslagen van aanslag die inzake inkomstenbelastingen van toepassing zijn.


Zodra een belastingplichtige volgens forfaitaire grondslagen van aanslag wordt belast, kan hij geen gebruik meer maken van de kostenforfaits voor:

- bezoldigingen van meewerkende echtgenoten (art. 51, tweede lid, 3°, WIB 92)

- baten (art. 51, tweede lid, 4°, WIB 92)

- winst (art. 51, tweede lid, 5°, WIB 92).


Dat betekent dat als een belastingplichtige tegelijk een activiteit uitoefent waarvan de winst volgens forfaitaire grondslagen van aanslag wordt belast, en een activiteit waarvan de inkomsten belastbaar zijn als baten, die belastingplichtige wordt uitgesloten van de mogelijkheid om forfaitaire kosten af te trekken, zowel van zijn winst als van zijn baten.

Daarnaast wordt eraan herinnerd dat momenteel alleen belastingplichtigen die winst verkrijgen, kunnen kiezen om volgens forfaitaire grondslagen te worden belast. Mocht er in de toekomst echter een forfaitaire grondslag van aanslag betrekking hebben op belastingplichtigen die baten verkrijgen, wordt er alvast op gewezen dat die belastingplichtigen uitgesloten zouden zijn van de mogelijkheid om de in art. 51, tweede lid, 4°, WIB 92, bedoelde forfaitaire kosten af te trekken.


2° de meewerkende echtgenoten van belastingplichtigen bedoeld in 1° voor het verkregen deel van het inkomen dat forfaitair wordt vastgesteld. Het forfait van 5 % bepaald in art. 51, tweede lid, 3°, WIB 92, is voor hen niet meer van toepassing.


3° belastingplichtigen onderworpen aan de Ven.B en aan de BNI/ven. (art. 194octies, WIB 92).


Verder wordt eraan herinnerd dat de forfaitaire winst, vastgesteld volgens de art. 342, § 3, WIB 92 en 182, KB/WIB 92, een absoluut minimum vormt dat elke aftrek van beroepskosten (werkelijke of forfaitaire) uitsluit.


D. Forfait

1. Grondslag van het forfait

De berekeningsgrondslag van het forfait is het brutobedrag van de winst zonder de vergoedingen verkregen als volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke winstderving, na aftrek van:

- de aankoopprijs van de verkochte handelsgoederen en van de grondstoffen

- de bijdragen en sommen bedoeld in art. 52, 7° en 8°, WIB 92.


2. Aankoopprijs van de verkochte handelsgoederen en van de grondstoffen

Vooraf wordt in mindering gebracht, de aankoopprijs van:

- de verkochte handelsgoederen, d.w.z. de materiële goederen die door de belastingplichtige zijn ingekocht om zonder bewerking of na een lichte bewerking te worden verkocht

- de grondstoffen, d.w.z. de goederen die de belastingplichtige heeft gekocht om ze te verwerken in fabricaten of halffabricaten

(advies 132/7 van de Commissie voor boekhoudkundige normen).

12. De aankoopprijs van de hulpstoffen en de verwerkings- en andere vervaardigingskosten van fabricaten en halffabricaten worden dus niet vooraf in mindering gebracht. Die worden geacht in het forfait te zijn begrepen (Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2839/001, blz. 207).


3. Sociale bijdragen

Voór de toepassing van het forfait van 30 % zijn aftrekbaar, de gewone persoonlijke bijdragen betaald in het kader van het sociaal statuut van de zelfstandigen, maar ook:

- de bijdragen voor het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen, bedoeld in art. 52, 7°bis, WIB 92

- de ziekenfondsbijdragen ꞌkleine risicoꞌsꞌ van zelfstandigen, bedoeld in art. 52, 8°, WIB 92.


4. Bedrag van het forfait

Het forfait is gelijk aan 30 % van de berekeningsgrondslag, met een maximum van 2.950 euro (na indexatie: 4.720 euro voor aj. 2019).

Dat forfait is een minimum waarop de belastingplichtige die winst verkrijgt recht heeft, ongeacht de kosten die uit zijn boekhouding blijken.

Voor alle duidelijkheid: het bijkomend forfait voor verre verplaatsingen bedoeld in art. 51, vierde lid, WIB 92 en 28, KB/WIB 92 is niet van toepassing op winst.


5. Voorbeeld (aj. 2019)

Brutobedrag van de winst (na aftrek van 25.000 euro aankoopprijs van verkochte handelsgoederen):20.000 euro

Sociale bijdragen en bijdragen VAPZ: -3.500 euro

Berekeningsgrondslag van het forfait:16.500 euro

Forfaitaire kosten: 16.500 x 30 % = 4.950 euro, beperkt tot 4.720 euro

Nettowinst: 20.000 – (3.500 + 4.720) = 11.780 euro


6. Aanrekening van het forfait op beroepsinkomsten met een verschillend aanslagstelsel

De aanrekening van de forfaitaire beroepskosten gebeurt op dezelfde manier als uiteengezet in de nrs. 51/27, 51/43 en 51/52, Com.IB 92.


E. Gemengd geval

Wanneer een belastingplichtige verscheidene beroepswerkzaamheden uitoefent waarvan de inkomsten tot verschillende categorieën behoren, moeten de beroepskosten die van de inkomsten van iedere categorie aftrekbaar zijn, afzonderlijk worden vastgesteld (art. 23, § 2, 1°, WIB 92).


Dat betekent dat de forfaitaire aftrek van de beroepskosten afzonderlijk moet worden vastgesteld voor elk van de bedoelde inkomstenscategorieën, namelijk:


- de bezoldigingen van werknemers

- de bezoldigingen van bedrijfsleiders

- de bezoldigingen van meewerkende echtgenoten

- de baten

- de winst.


Voorbeeld (aj. 2019)

Een belastingplichtige verkrijgt in 2018 bezoldigingen als werknemer voor een bedrag van 15.000 euro en daarnaast een brutowinst voor een bedrag van 5.000 euro. Hij kiest voor beide activiteiten voor de forfaitaire beroepskosten.





Het forfait van 30 % mag dus niet worden berekend op 20.000 euro – wat 4.720 euro zou geven – en over de twee categorieën van inkomsten worden omgedeeld.


Voor meer bijzonderheden over het geval waarin een belastingplichtige twee of meer activiteiten uitoefent waarvoor de beroepskosten respectievelijk op het werkelijke bedrag en op het forfaitaire bedrag worden bepaald, wordt verwezen naar de nrs. 51/59 tot 61, Com.IB 92.


F. Inwerkingtreding

Deze maatregel treedt in werking vanaf aanslagjaar 2019.


Bron: Fisconetplus


Mots clés